College van Beroep voor het bedrijfsleven
Onderzoek dringende reden vereist
De Raad verwerpt de in hoger beroep opgeworpen stelling van het Uwv
dat er in het geval van betrokkene geen aanleiding was te onderzoeken
of een dringende reden als bedoeld in artikel 27, zesde lid, van de WW
aanwezig was. De Raad volgt de rechtbank, die daarbij klaarblijkelijk
het oog had op artikel 3:2 van de Awb, in het oordeel dat het Uwv
gehouden was te bezien of in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd met
betrekking tot de gevolgen van de hem opgelegde maatregel een
dringende reden was gelegen om van het opleggen van een maatregel af
te zien. De Raad is niet gebleken dat betrokkene uitdrukkelijk afstand
heeft gedaan van de klacht die in de uitspraak in overweging 2.2 is
omschreven. Die klacht kan evenmin geacht worden te zijn prijsgegeven
op de hoorzitting waar betrokkene ontkennend heeft geantwoord op de
kennelijk door de hoorder in algemene bewoordingen gestelde vraag of
er bijzonderheden zijn waarmee rekening gehouden moet worden.
LJ Nummer
AR3124
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 21 februari 2005 Naar boven