Ministerie van Buitenlandse Zaken

werkzaamheden ambassadeur

Kamerbrief inzake verslag werkzaamheden ambassadeur

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag

Ambassadeur in Algemene Dienst
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag

Datum

18 februari 2005

Auteur

Laetitia van Assum

Kenmerk

AMAD-AIDS/05-05

Telefoon

070 - 348 6863

Fax

070 - 348 6968

Bijlage(n)


1

Laetitia.assum@minbuza.nl

Betreft

Verslag werkzaamheden ambassadeur

www.minbuza.nl

Gaarne bied ik U hierbij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, een verslag aan over de in 2004 verrichtte werkzaamheden van de speciale
aids-ambassadeur. Dit verslag werd toegezegd tijdens het op 29 juni 2004 gehouden AO over de beleidsnotitie HIV/AIDS.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Algemeen

De speciale ambassadeur voor hiv/aids-aangelegenheden, Laetitia van den Assum, begon haar werkzaamheden in februari 2004. Eerst vanuit Pretoria waar zij was geplaatst als ambassadeur in Zuid-Afrika en vanaf mei 2004 in Den Haag. Vanaf 1984 had zij zich vanuit verschillende functies met hiv/aids beziggehouden, zowel in haar werk bij Buitenlandse Zaken als bij de Verenigde Naties. Haar achtergrond en ervaring maakten een snelle start mogelijk.


1. De ambassadeursfunctie is vooral gericht op het stimuleren van blijvende grotere aandacht voor hiv/aids, zowel binnen als buiten Buitenlandse Zaken. De werkzaamheden beslaan in beginsel het gehele terrein van hiv/aids, inclusief de verbindingen met onderwerpen als gezondheid, onderwijs, economisch impact, stabiliteitsbedreiging, gemeenschapsontwikkeling etc. De taken omvatten:


* het actief uitdragen van het beleid in relevante nationale en internationale fora;

* het leveren van een bijdrage aan formulering van nieuw beleid;
* het ondersteunen van directies en posten bij de vormgeving van samenwerking met derden (kennisinstituten, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven etc.);

* adviseren over politiek relevante aspecten van aids;
* pleitbezorging binnen Buitenlandse Zaken zelf.


2. Gezien de breedte van het mandaat werd besloten de werkzaamheden toe te spitsen op aspecten van aids die tot voor kort weinig tot geen aandacht kregen. Daartoe behoren onder meer de politieke en veiligheidsdimensie van aids, het economische impact van de epidemie, de dreigende sociale ontwrichting in meest getroffen landen en de samenwerking met het bedrijfsleven. Voorts ging veel aandacht uit naar mogelijkheden om het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie aan te grijpen om de aids-agenda te bevorderen.

Algemene resultaten


3. De ambassadeur heeft geen lijnverantwoordelijkheden. Zij richt zich vooral op het ondersteunen van directies en posten bij het bereiken van specifieke doelstellingen op aids-terrein. Het bereiken van die doestellingen is dan ook het resultaat van een gezamenlijke inspanning en kan niet uitsluitend aan de ambassadeur worden toegeschreven. Niettemin is nu reeds duidelijk dat de aanstelling van een aids-ambassadeur met een hoog profiel heeft bijgedragen aan
* bredere bekendheid in Nederland met aids als belangrijk onderwerp van buitenlands beleid;

* grotere openheid van Buitenlandse Zaken naar tal van instellingen en organisaties in Nederland, inclusief de private sector;
* het openen van meer mogelijkheden voor partnerschappen;
* vergroting van internationale bekendheid met het Nederlandse beleid;

* vergroting van kennis en inzicht binnen Buitenlandse Zaken zelf;
* versterking van interdepartementale samenwerking, vooral met VWS.

Specifieke resultaten


4. De aids-ambassadeur heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan hetgeen er op aids-terrein is bereikt tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in de tweede helft van 2004. Dat geldt in de eerste plaats de versterking van het draagvlak voor hiv/aids als belangrijk onderdeel van de politieke dialoog op hoog niveau. Zo werd hiv/aids met succes ter sprake gebracht tijdens een aantal bijeenkomsten op het niveau van regeringsleiders en staatshoofden. Voorbeelden zijn de Asia Europe Meeting (ASEM) en de topontmoetingen tussen de EU en repectievelijk India en China. In het geval van de Asia Europe Meeting werden ook afspraken gemaakt over verdergaande samenwerking, onder andere resulterend in door Vietnam, Nederland en Zweden te organiseren deskundigenbijeenkomsten.


5. Aids werd eveneens ter sprake gebracht tijdens een aantal bijeenkomsten op ministerieel niveau, zoals de bijeenkomsten tussen de EU en de Afrikaanse Unie en tussen de EU en SADC. In het laatste geval committeerde de EU zich ook tot een financiële bijdrage aan SADC's vijfjarenplan voor aids-bestrijding.


6. Voorts vertegenwoordigde de aids-ambassadeur minister Hoogervorst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) tijdens een ministeriële bijeenkomst die beoogde de ernstige aids-situatie in Oost-Europa beter op de kaart te zetten (Vilnius, september 2004). De met deze bijeenkomst ingezette intensivering van de samenwerking tussen BZ en VWS leidde ook tot een gezamenlijke inspanning om aids in Oost- en Zuidoost Europa een substantieel onderdeel te laten vormen van de in december 2004 gehouden en door minister Hoogervorst geleide bijeenkomst van de Gezondheidsraad. De uitkomsten worden thans door de Europese Commissie verwerkt in een concreet aids-aktieplan voor de EU dat in maart 2005 zal worden gepresenteerd.


7. Het onderwerp aids in relatie tot vrede en veiligheid heeft sedert het aantreden van de ambassadeur een belangrijke impuls gekregen. Tijdens het EU-voorzitterschap werd aids geïncorporeerd in de lopende discussie over Safety and Security in Africa. Voorts werd een discussiestuk opgesteld over aids als bedreiging van veiligheid en stabiliteit met als uiteindelijk doel de aanvaarding van een gemeenschappelijk standpunt terzake. Tenslotte ging er op veiligheidsterrein ook een samenwerkingsproject met het Instituut Clingendael van start. Dit project beoogt via gedegen literatuurstudie en een internationaal symposium te komen tot specifieke aanbevelingen voor het Nederlandse buitenlands beleid. De uitkomsten zullen ook worden gebruikt voor de bijeenkomst ter follow-up van de Speciale Zitting van de AVVN over aids (juni 2005) en de Millenium Development Top.


8. Een van de belangrijke doelstelling van het Nederlandse EU-voorzitterschap was het beter op de kaart zetten van de ontwikkeling van vaccins en microbiciden. Beide zijn van groot belang in het kader van aids-preventie en voor beide zijn aanzienlijk meer financiële middelen nodig dan thans beschikbaar zijn. De ambassadeur heeft Nederlandse deskundigen (onderzoekers en beleidsmakers) op dit terrein bijeengebracht om de opstelling af te stemmen die nodig is om de Europese Commissie te bewegen aanzienlijk meer onderzoeksmiddelen ter beschikking te stellen. Voorts heeft zij onder meer deelgenomen aan een conferentie over het onderwerp (Dublin, juni 2004), de internationale aids-conferentie in Bangkok (juli 2004) over het onderwerp toegesproken en deelgenomen aan de door VWS en WHO georganiseerde Priority Medicines conference (november 2004) waar minister Hoogervorst bepleitte de ontwikkeling van een aids-vaccin tot een van de topprioriteiten van medisch onderzoek te maken.


9. In het kader van het EU-voorzitterschap leidde de aids-ambassadeur voorts een EU-missie naar Libië met als doel het vergroten van kennis en inzicht in de problemen van ca. 400 kinderen en jeugdigen die in de negentiger jaren met hiv werden besmet (december 2004). Deze missie vergrootte ook het inzicht in de aids-situatie in het zuidelijke Middellandse Zeegebied.


10. Ook werd veel aandacht besteed aan het nog onvoldoende belichtte probleem van het ontbreken van een breder beleidskader voor zwaar door aids getroffen gemeenschappen. In steeds meer landen, vooral in zuidelijk Afrika, raken hele gemeenschappen in een neerwaartse spiraal door de gevolgen van aids. Zo daalt de voedselproduktie, verslechteren diensten op het gebied van onderwijs en gezondheid en stijgt het aantal verweesde kinderen. Totnogtoe heeft de internationale aandacht zich in eerste instantie op kinderen gericht. Dat is begrijpelijk en gezien de kwetsbaarheid van kinderen ook terecht. Op kinderen gericht beleid kan zich echter niet in een vacuüm ontwikkelen. Er is een breder beleidskader nodig om tot een aanpak te komen die gemeenschappen in staat stelt zoveel mogelijk op eigen kracht de gevolgen van de epidemie te overwinnen.


11. Voor de noodzaak van gerichte beleidsontwikkeling is door de aids-ambassadeur aandacht gevraagd tijdens een door AWEPA georganiseerde internationale conferentie voor Afrikaanse en Europese parlementsleden (Kaapstad, september 2004) en ook tijdens de jaarbijeenkomst van het Global Partners Forum for Orphans and Children made Vulnerable by AIDS (Washington, december 2004). Ook de komende tijd zal er aandacht aan de problematiek van dreigende sociale ontwrichting worden besteed, onder meer in contacten met de Wereldbank, UNICEF en andere organisaties. Deze problematiek raakt uiteraard aan de veiligheidsproblematiek in brede zin. De sociale instabiliteit die uit ontwrichting voortkomt, kan immers ook gevolgen hebben voor de politieke stabiliteit en dus voor de (staats-)veiligheid in enge zin.


12. De aids-ambassadeur is betrokken bij de versterking van de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven in de strijd tegen aids. Zo zat zij een internationale bijeenkomst voor over co-investering tussen bedrijfsleven, donoren, NGO's en lokale overheden voor (Maastricht, november 2004) en is zij betrokken bij de uitwerking van concrete samenwerkingsprojecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking in Afrika. Deze zullen in de loop van dit jaar van start gaan.


13. In meer algemene zin heeft de ambassadeur uiteraard veel aandacht gegeven aan het uitbreiden en verdiepen van het omvangrijke contactennetwerk op aids-terrein. Door haar aanstelling en door de daarmee gepaard gaande publiciteit kreeg aids binnen Buitenlandse Zaken een duidelijk gezicht, wisten velen de weg naar haar te vinden en bezocht zij tal van organisaties en instellingen om de samenwerking te versterken.


14. Tenslotte is ook veel tijd gestoken in het versterken van kennis en inzicht binnen Buitenlandse Zaken zelf. Aangezien directies en ambassades binnen hun eigen mandaat zelf verantwoordelijk zijn voor het integreren van aids-aspecten in hun beleidskaders, werd veelvuldig de helpende hand geboden bij interne beleidsbesprekingen, bij de voorbereiding van instructies en het leggen van contacten.

Januari 2005.

LvdA