Interprovinciaal Overleg (IPO)
vrijdag 18 februari 2005
Alle kinderen tussen 12 en 18 jaar die met de kinderrechter in
aanraking komen, moeten naar speciale besloten behandelcentra, dit
pleidooi houdt Hans Esmeijer vanmorgen in Trouw, namens de
gezamenlijke provincies en grootstedelijke regios als verantwoordelijk
IPO-bestuurder. Op dit moment zitten in de jeugdinrichtingen 40%
jongeren die gestraft zijn en 60% jongeren die daar geplaatst zijn op
basis van een maatregel van kinderbescherming.
Er is maatschappelijke verontwaardiging over het feit dat gestrafte en
ongestrafte jeugdigen (ook jonge kinderen) gezamenlijk in de
jeugdgevangenissen verblijven. Het Kabinet wil nu dat de jeugdigen,
die op basis van een maatregel van kinderbescherming zitten, worden
opgevangen in behandelhuizen, die ook de mogelijkheid hebben besloten
of gesloten opvang te creëren. Het Kabinet heeft er echter moeite mee
te bepalen waar precies de splitsing van de jongeren moet worden
gemaakt. Een dergelijke splitsing lijkt op het eerste gezicht een
oplossing, maar de problemen van beide groepen verschillen in wezen
niet. Alleen is de wijze waarop een jeugdige in een inrichting komt
verschillend (straf of maatregel).
Het IPO heeft eerder grote bedenkingen geuit bij de weg die nu met de
splitsing van de groepen dreigt te worden gekozen door het Kabinet.
Opsluiting van jeugdigen in een jeugdgevangenis alleen, helpt niet de
problemen met deze jeugdigen op te lossen. Al deze jongeren hebben
zeer intensieve behandeling nodig, ook de gestraften. Zolang dat niet
gebeurt, wordt geïnvesteerd in schijnoplossingen en worden de
problemen met deze jeugdigen van kwaad tot erger. Hans Esmeijer heeft,
voordat er definitieve besluiten vallen over de oplossingsrichting,
nog eens de kern van de zaak op de agenda willen zetten.
Meer informatie bij Paul Bonke
Telefoonnummer (070) 888 1207
E-mail: pbonke@ipo.nl
BDU te laag
donderdag 17 februari 2005
Uit een rapport naar de investeringswensen van decentrale overheden
voor regionale bereikbaarheid blijkt dat investeringen op het
onderliggende wegennet kosteneffectiever kunnen zijn dan op het
hoofdwegennet en dat de BDU te laag geraamd is. De BDU is de
gebundelde doeluitkering van het Rijk aan provincies voor
investeringen in infrastructuur. Veel problemen met bereikbaarheid
spelen op regionaal niveau. Ingrepen op de hoofdwegen zijn niet altijd
de beste of enige oplossing.
Netwerkanalyses
Uit netwerkanalyses die provincies en regios (gaan) maken ontstaat een
beeld van de problemen, de beste oplossingen en de meest
kosteneffectieve investeringen. Deze analyses gaan zowel over
hoofdwegen als onderliggende wegen. De uitkomsten zullen gebruikt
worden bij de evaluatie van de BDU in 2007 en de discussie over de
omvang van het budget in de volgende kabinetsperiode.
Meer informatie bij Peter Jasperse
Telefoonnummer (070) 888 1259
E-mail: pjasperse@ipo.nl
Regionale planning basis voor uitvoering Nationaal Bestuursakkoord
Water
donderdag 17 februari 2005
De regionale planning moet de basis zijn voor de uitvoering van het
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) in de periode 2005 2009. Dit
pleidooi werd gedaan door de IPO-vertegenwoordigers, de gedeputeerden
Swierstra (Drenthe) en Bleker (Groningen), in de vergadering van het
Landelijk Bestuurlijk Overleg Water (LBOW) van 14 februari jl. In dit
regulier bestuurlijk overleg tussen het ministerie van Verkeer en
Waterstaat, IPO, VNG en Unie van Waterschappen stond het voorstel van
het ministerie van Verkeer en Waterstaat op de agenda voor een
werkprogramma en de organisatiestructuur van de uitvoering van het
Waterbeheer in de 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Dit concept-werkprogramma beschrijft de stappen voor de uitvoering van
het NBW in de periode 2005 2009. Het werkprogramma beoogt sturing te
geven aan het werkproces op nationaal en regionaal niveau.
Regionaal commitment
Voor de uitvoering van de ambities is regionaal commitment
onontbeerlijk, aldus de IPO-delegatie. Het commitment van de
decentrale overheden wordt niet verkregen via notas of een
werkprogramma dat in Den Haag wordt vastgesteld. In de stroomgebieden
moet immers het werk plaatsvinden en de planning van de regio moet dan
ook de basis vormen voor het werkprogramma. Van IPO-zijde werd gewezen
op het belang van de evaluatie in 2006 van het Nationaal
Bestuursakkoord Water (NBW). Deze evaluatie is erop gericht om een
beter zicht te krijgen op de wateropgave, de financiële gevolgen en
dekking daarvan. Naar aanleiding hiervan kunnen partijen in 2007
besluiten tot bijstellen van het huidige akkoord. In het werkprogramma
moet het belang van deze evaluatie dan ook duidelijk zijn aangegeven.
In aanvulling hierop dienen naar de mening van de IPO-delegatie een
aantal zaken in het concept-werkprogramma te worden verhelderd zoals
de rol van de zogenoemde stroomgebiedscoördinatoren van het Rijk en
een heldere taakverdeling tussen de nationale en regionale regiekolom.
In het LBOW van 18 april a.s. vindt over het werkprogramma definitieve
besluitvorming plaats.
Integrale Waterwet
Een ander belangrijk agendapunt was een discussienotitie over de
Integrale Waterwet die momenteel door Verkeer en Waterstaat wordt
voorbereid. Door het IPO en de Unie van Waterschappen werd gewezen op
de concept-rapportage Afstemming van taken in het regionale
waterbeheer die begin maart zal worden vastgesteld door beide
koepelorganisaties. Deze rapportage levert relevante voorstellen over
de rol en taakverdeling tussen provincies en waterschappen, die kunnen
worden opgenomen in de Integrale Waterwet. Over de voorstellen van
Verkeer en Waterstaat om het provinciaal waterhuishoudingsplan te
vervangen door een structuurvisie op grond van de nieuwe Wet op de
ruimtelijk ordening (Wro) vindt de komende periode in IPO-verband nog
discussie plaats. Wel werd van IPO-zijde de parallel getrokken met
mobiliteit. Structuurvisies zijn wettelijk verplicht op grond van de
Wro en bewaken de integraliteit. Elementen van Verkeer en Vervoer
kunnen hierin worden opgenomen. Nadere uitwerking vindt plaats via
provinciale verkeer en vervoersplannen die te beschouwen zijn als een
uitvoeringsprogramma. Een dergelijke denklijn zou voor het
waterdossier ook van toepassing kunnen zijn.
Grondwaterontrekking
De IPO-delegatie gaf aan niets te zien in de voorstellen van Verkeer
en Waterstaat om alle operationele taken ten aanzien van
grondwateronttrekking aan de waterschappen over te dragen. Het IPO is
van mening dat taken ten aanzien van grondwateronttrekking bestemd
voor menselijke consumptie, koude en warmte opslag, grote industriële
onttrekkingen en infiltratie toebehoren aan de algemene democratie en
niet aan de functionele democratie. Het betreft hier algemene
belangenafwegingen, die de taak van een waterschap overstijgt. De
komende periode zal hierover nog ambtelijk overleg plaatsvinden. Ook
over de Integrale Waterwet vindt in het LBOW van april nadere
besluitvorming plaats.
Meer informatie bij Hugo van de Baan
Telefoonnummer (070) 888 1205
E-mail: hvdbaan@ipo.nl
Terug naar index
Ross: Wachtlijsten jeugdzorg in 2006 opgeheven
vrijdag 4 februari 2005
Nog dit jaar komt er een einde aan de wachtlijsten bij de Advies- en
Meldpunten Kindermishandeling en eind 2006 aan alle wachtlijsten in de
jeugdzorg. Met deze toezegging pareerde staatssecretaris Ross-Van Dorp
afgelopen maandag tijdens het notaoverleg jeugdzorg de kritiek van een
deel van de Kamer. Met name CDA en SGP waren kritisch naar de
provincies over de nog bestaande wachtlijsten, de bureaucratie en het
ontbreken van zicht op de effectiviteit van de jeugdzorg.
Capaciteitstekort
De oppositie wees herhaaldelijk op capaciteitstekorten bij de Advies
en Meldpunten Kindermishandeling, behandeltehuizen justitiële
jeugdinrichtingen en de lacunes in de uitvoering van preventief
jeugdbeleid, maar de bewindslieden hebben geen toezeggingen gedaan.
Argumenten van de oppositie over gebrek aan capaciteit, ontkrachtte
Ross met een verwijzing naar de Task Force Wachtlijsten. Die kon geen
verband vaststellen tussen wachtlijsten en de hoogte van de
doeluitkering jeugdzorg.
Volgens Ross is er in het regeerakkoord extra geld beschikbaar gesteld
en zijn er provincies die de wachtlijsten wel kunnen terugbrengen. De
staatssecretaris verzuimde hierbij te vermelden dat dit veelal gebeurt
met eigen geld van de provincies. Verder verwees de staatssecretaris
naar de afspraak dat de provincies verantwoordelijk zijn voor
verbetering van doelmatigheid en naar de monitor hierover. Ross noemde
verder de doorbraaktrajecten en de jaarlijkse researchdag
effectiviteit en de Jeugdzorgbrigade over de aanpak van de
bureaucratie.
Plan van aanpak JJIs
Het kabinet rapporteert in de komende weken aan de Tweede Kamer over
het Plan van Aanpak Justitiële Jeugdinrichtingen en de aanpassing van
de Wet op de jeugdzorg om in gesloten kader in (provinciale)
jeugdzorgvoorzieningen te kunnen plaatsen. Op grond van dit plan van
aanpak wordt bekeken of de middelen voor overheveling van taken
hiervoor wel toereikend zijn.
Moties
De staatssecretaris ontraadde de 5 moties, ingediend door SP-Kamerlid
Kant ter verbetering van onderzoek, behandeling en de meldcode van
kindermishandeling, de versterking van opvoedondersteuning door
consultatiebureaus en het instellen van een parlementaire enquête over
het functioneren van de jeugdzorg. Ross bevestigde wel dat er voor de
drie grootstedelijke regios voor bestuurskosten structureel 100.000,-
per grootstedelijke regio extra beschikbaar komt en voor drie jaar nog
eens 50.000,- extra per grootstedelijke regio.
Kinderbescherming
Minister Donner antwoordde dat bureaus jeugdzorg zelf verantwoordelijk
zijn voor de ziektekostenverzekering van kinderen die onder hun
voogdij staan en dat deze kosten verdisconteerd zijn in het normbedrag
voogdij. Hij informeert de Tweede Kamer later dit jaar over de
mogelijkheid om de maatregel van ondertoezichtstelling (OTS) door te
laten lopen voor jongeren van 18 jaar en ouder en over de omzetting
van de OTS in vrijwillige zorg door de gezinsvoogd. Hij bereidt nog
dit jaar een voorstel tot wijziging van de kinderbeschermingswet voor
om eerder gezag aan pleegouders over te kunnen dragen.
Meer informatie bij Ivonne Keuzenkamp
Telefoonnummer (070) 888 1229