Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland

Aan: De leden van de Vaste Commissie voor VWS van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20017
2500 BA DEN HAAG

Van: Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties

Datum: 17 februari 2005 / B 4687

Betreft: Reactie CG-Raad en CSO op de wetsvoorstellen Zorgverzekeringswet en Wet op de Zorgtoeslag

Geachte mevrouw, heer,

Op 22 december 2004 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de wetsvoorstellen Zorgverzekeringswet (ZVW) en Wet op de Zorgtoeslag (29762 en 29763). Hiermee is de overstap gemaakt van een publiekrechtelijk zorgsysteem naar een privaatrechtelijk stelsel met
publieke randvoorwaarden. De Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad) en het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) constateren dat het in de ZVW op een aantal essentiële onderdelen ontbreekt aan voldoende waarborgen voor verzekerden. Zo is de rechtspositie van verzekerden in het nieuwe zorgstelsel onvoldoende verankerd. Ook is de toegang tot de gezondheidszorg via deze wet niet afdoende gewaarborgd. Artikel 22 in samenhang met artikel 1 van de Nederlandse Grondwet bepalen dat dit een taak is van de overheid: zij heeft in deze een zorgplicht. Tenslotte is de Europeesrechtelijke houdbaarheid van het vereveningssysteem in de wet een punt van aandacht. Hieronder geven wij u onze reactie op beide wetsvoorstellen met het dringend verzoek onze overwegingen mee te nemen in het voorbereidend onderzoek op 1 maart a.s. van de Vaste Commissie voor VWS.

Zwakke positie van verzekerde
De verzekerde dient in het nieuwe stelsel de rol te vervullen van kritische zorgconsument. Hij behoort zorgverzekeraars en zorgaanbieders af te rekenen op prijs, service en kwaliteit.
Artikel 28, lid b van de ZVW bepaalt: 'De statuten van een zorgverzekeraar bieden waarborgen voor een redelijke mate van invloed van de verzekerden op het beleid'. Hoewel in lid 2 staat dat bij AmvB regels kunnen worden gesteld over de mate van invloed die verzekerden ten minste op het beleid van een zorgverzekeraar dienen te hebben, zal in de praktijk de invulling van wat onder 'een redelijke mate van invloed' mag worden verstaan worden overgelaten aan de zorgverzekeraar. De CG-Raad en het CSO komen tot de conclusie dat de rechtspositie van de verzekerde in de ZVW onvoldoende verankerd is. De rechten van de verzekerde dienen in de ZVW zorgvuldig te worden vastgelegd .

Invloed zorginkoopbeleid
De uitkomsten van het inkoopbeleid en de hieraan ten grondslag liggende onderhandelingen hebben soms verstrekkende gevolgen voor verzekerden. Artikel 12 van de ZVW biedt hier onvoldoende waarborgen:
1. De zorgverzekeraar kan zijn verzekerden feitelijk dwingen om in principe naar de door hem gecontracteerde zorgaanbieders te gaan. Dit geldt ook voor eigen activiteiten van zorgverzekeraars in het kader van verticale integratie. Een verzekerde met een zorg-in-natura polis die wil kiezen voor niet-gecontracteerde zorg krijgt te maken met een bijbetaling of moet, indien mogelijk, overstappen naar een restitutiepolis. Ten aanzien van het eerste meldt artikel 13 van de ZVW dat het gaat om een 'door de verzekeraar te bepalen vergoeding'. In de praktijk zal dit betekenen dat een bepaald percentage van de kosten niet wordt vergoed. Keuzevrijheid, ook in materieel opzicht, ontbreekt omdat een restitutiepolis duurder zal zijn dan een zorg-in-natura polis. Het inkomensniveau gaat bepalen of een verzekerde voor zorg-in-natura dan wel voor restitutie kan kiezen ;

2. De verzekerde krijgt ongevraagd te maken met opgezegde contracten, waardoor er een barrière opgeworpen wordt om de (vertrouwens)relatie met de huidige arts of therapeut te continueren;

3. Zorgverzekeraars zijn niet verplicht een restitutiepolis of een persoonsgebonden budget in alle provincies aan te bieden. Dit betekent een inperking van keuzevrijheid van de verzekerde. Het is de taak van de overheid om voorwaardenscheppend beleid te ontwikkelen als het gaat om de versterking van de positie van patiënten / consumenten. In de ZVW ontbreekt echter de plicht van zorgverzekeraars om aan zijn verzekerden de keuze voor te leggen tussen zorg-in-natura polis, een restitutiepolis of een persoonsgebonden budget om zelf (bepaalde vormen van) zorg in te kopen ;

4. Verzekerden hebben via 'het stemmen met de voeten' een instrument om zorgverzekeraars te dwingen hun inkoopbeleid bij te stellen of de premie niet te hoog te maken. De ZVW biedt verzekerden onvoldoende basis om dit instrument daadwerkelijk als machtsmiddel te kunnen inzetten. Het aantal momenten waarop kan worden overgestapt is beperkt. De breedte en de inhoud van het basispakket is bepalend voor de macht van dit instrument. Op het moment dat er essentiële voorzieningen in de aanvullende verzekering worden opgenomen, zoals fysiotherapie of tandartsenzorg, kunnen verzekerden dit instrument minder vaak hanteren vanwege het ontbreken van een acceptatieplicht. Bovendien hebben verzekerden niets aan dit instrument als zij willen bevorderen dat de eigen verzekeraar die zorgaanbieders gaat contracteren die goed aansluiten bij hun wensen!

De Raad van State gaat in op de veranderde positie van verzekerden in het nieuwe stelsel (29763, nr. 4, pag. 15). Ook de Raad is van mening dat verzekerden niet meer overal terecht kunnen en dat voor volledige keuzevrijheid betaald moet worden.

Collectieve contracten
Wij constateren dat door het schrappen van het 'etalage-artikel' (ZVW, artikel 18) ten gunste van een maximale korting voor collectieve contracten op indirecte wijze risicoselectie binnen de ZVW is gehaald. Dit is in strijd met het uitgangspunt van de wet dat er voor het basispakket een verbod geldt op risicoselectie . Collectiviteiten van mensen met een chronische ziekte of beperking of van ouderen kunnen niet dezelfde korting bedingen als gezonde mensen en worden hierdoor benadeeld. Ze kunnen als collectiviteit ook geweigerd worden. Een gelijkwaardige positie kan alleen via de vereveningssystematiek worden bereikt. De Europese houdbaarheid van het vereveningssysteem is echter problematisch (zie hieronder).

Vrije artsenkeuze
Artikel 10 lid 1 van de Grondwet regelt het recht op eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer. In artikel 11 wordt het recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam bepaald. Met deze artikelen is het recht op autonomie grondwettelijk vastgelegd. De CG-Raad en het CSO constateren dat de ZVW in strijd is met deze grondrechten. De vrije artsenkeuze is in de ZVW beperkter geworden door het opheffen van de contracteerplicht. De rol van de verzekeraar als regisseur bij de keuze van een behandelaar interfereert in het contact tussen behandelaar en patiënt. Dit contact was tot nu toe leidend voor de keuzes rond diagnose en behandeling van gezondheidsklachten. Een verwijzer, zoals de huisarts, wordt door de ZVW beperkt in de verwijsmogelijkheden die hij heeft. Bovendien wordt voorbijgegaan aan de vertrouwensrelatie tussen behandelaar en patiënt die méér is dan een marktrelatie. In het advies van de Raad van State wordt hier aandacht voor gevraagd . De beperking van de vrije artsenkeuze staat daarnaast op gespannen voet met het vrije verkeer van goederen en diensten.

Onvoldoende rechtsbescherming
De invoering van de zorgverzekeringswet betekent een verschuiving van een publiekrechtelijk naar een privaatrechtelijk regime. Dit heeft consequenties voor de individuele rechtsbescherming van de verzekerde. Het wetsvoorstel regelt een onafhankelijke geschillencommissie. Door middel van jurisprudentie dienen de kaders van de ZVW via de rechter nader te worden vastgesteld hetgeen te weinig is voor een sociale verzekering . Het is de verzekerde die een civielrechtelijke procedure tegen zijn zorgverzekeraar moet starten met de daarbij behorende kosten. De bewijslast ligt bij de verzekerde. Een ZVW, zoals nu voorligt, zonder gelijktijdige versterking van de individuele rechtsbescherming door middel van uitbreiding van de WGBH/CZ met goederen en diensten is onacceptabel. Toename administratieve lasten
Als gevolg van de Wet op de Zorgtoeslag worden miljoenen burgers geconfronteerd met een toename van administratieve lasten. Dit is in strijd met de doelstelling van de overheid zelf om de administratieve lasten voor de burger en de overheid als geheel te verminderen.

Vereveningssysteem in Europese context
Een belangrijke pijler voor de ZVW betreft de vereveningsbijdrage die zorgverzekeraars jaarlijks van overheidswege kunnen krijgen op basis van hun verzekerdenbestand (ZVW paragraaf 4.2 artikel 32 tot en met 36). Onder meer de Raad van State wijst op de mogelijkheid dat het vereveningsstelsel als staatssteun kan worden aangemerkt en derhalve moet worden aangemeld en goedgekeurd door de EC (zie advies pag. 23) . Indien het vereveningssysteem wegvalt, wankelen belangrijke publieke randvoorwaarden zoals de acceptatieplicht voor het basispakket en het verbod op risicoselectie . Zoals wij eerder aangaven heeft de overheid op basis van de Grondwet de plicht om de toegang tot de gezondheidszorg te waarborgen.

Slot
Bovenstaande maakt duidelijk dat de keuze voor een ZVW- voor een privaatrechtelijk stelsel
met publiekrechtelijke randvoorwaarden - negatieve consequenties heeft voor de
individuele rechtsbescherming en de rechtpositie van de verzekerde. Aan u de vraag uw inhoudelijke discussie en daaruit voortvloeiende keuze met name in dit licht te stellen.

Deze brief wordt mede ondersteund door de Federatie van Ouderverenigingen en de
vereniging van budgethouders Per Saldo.

Hoogachtend,
J. Troost, J.M.P.J. van Gorp-van de Ven, voorzitter CG-Raad voorzitter a.i. CSO

Bijlage Brief van CG-Raad en CSO d.d. 14 december 2004 aan de Minister van VWS, drs. J.F. Hoogervorst, inzake het vergoedingsbesluit Ziekenfondswet (kenmerk B 4608 Z&W/PK/HS)
-----------------------
Hieronder vallen in ieder geval: adviesrecht, instemmingsrecht, informatierecht en het recht van initiatief (vergelijk de Wet op de Ondernemingsraden).
Een voorbeeld hiervan is de wijze waarop het vergoedingsbesluit Ziekenfondswet zijn uitwerking heeft voor medische hulpmiddelen. Het amendement van de leden Schippers / Lambregts (28994, nr. 7) ten behoeve van de wijziging op artikel 11 van de Ziekenfondswet moet leiden tot meer keuzevrijheid voor de verzekerde om een hulpmiddel als zorg-in-natura dan wel via aanspraak op een vergoeding (restitutie) te ontvangen. De ervaringen van verzekerden zijn: onduidelijkheid over de hoogte van de vergoeding en ongelijkwaardige keuze tussen zorg-in-natura en restitutie (zie brief CG-Raad/CSO kenmerk B 4608 Z&W/PK/HS d.d. 14 december 2004 aan minister Hoogervorst, bijlage)
De minister van VWS, H. Hoogervorst, heeft in de Tweede Kamer toegezegd een onderzoek te zullen doen naar de vraag hoe een PGB binnen de basisverzekering vorm kan krijgen. Met betrekking tot de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is de motie Arib cs. met algemene stemmen in de TK aangenomen (29800 XVI nr. 41), waarin de keuze tussen zorg-in-natura en een PGB wordt gewaarborgd. Gemeenten zijn verplicht hun burgers deze keuzevrijheid te geven.
Ook andere vormen van indirecte risicoselectie zijn binnen de ZVW mogelijk, zoals het beperkt inkopen van bepaalde vormen van zorg, waardoor kunstmatig gecreëerde wachtlijsten ontstaan, en het toepassen van selectieve marketingtechnieken.
"In de gezondheidszorg gaat het uiteindelijk om de arts-patiënt relatie. Essentieel in die relatie zijn de medische professionaliteit (de juiste behandeling op het juiste moment voor de individuele patiënt) en het onderling vertrouwen (tussen de individuele patiënt en de arts). De Raad van State meent dat het wetsvoorstel te weinig zicht biedt op de gevolgen van het nieuwe stelsel voor deze relatie" (29763, nr. 4, pag. 2 en 15). Volgens de Raad betekent het een inperking van de keuzevrijheid en het recht op vrije artsenkeuze van de verzekerde.
De wet bepaald niets omtrent de financiële toegankelijkheid, iets wat juist wezenlijk is omdat laagdrempeligheid niet los te denken is van een verplichte verzekering met een sociale doelstelling. Tevens zou de eis van onafhankelijkheid niet alleen de instantie zelf moeten betreffen, maar ook de samenstelling, procedure en het eindoordeel. Ook wordt een rechtsgrondslag voor de oordeelsvorming of beslissing gemist. De MvT gaat ervan uit dat hoger beroep op de beroepsrechter openstaat. In geschillen die bij bindend advies worden beslecht, betreft dit echter niets meer dan een marginale toetsing. Het ontbreken van een beroepsmogelijkheid waarin de zaak nog eens ten gronde wordt beoordeeld, kan met name in geschillen over zaken waarmee veel geld is gemoeid een aanzienlijk gemis blijken. (Van der Most, 2005, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 29, p. 17-39). Voor de volledigheid wijzen wij u nog op de Standaard regels van de VN over gelijke kansen voor gehandicapten en het Madrid Internationaal Actie plan over vergrijzing, 2002. De Standaard regels van de VN over gelijke kansen voor gehandicapten vermelden: "De staten dienen ervoor te zorgen dat gehandicapten alle gebruikelijke behandelingen en medicijnen krijgen die zij nodig hebben om hun functioneren op peil te houden of te verbeteren" (regel 2, punt 6). Het Madrid Internationaal Actie plan over vergrijzing, 2002 heeft als één van de doelstellingen: 'Uitbanning van sociaal- economische ongelijkheden op grond van leeftijd, geslacht of andere redenen, met inbegrip van taalkundige barrières, teneinde te waarborgen dat ouderen universele en gelijke toegang hebben tot gezondheidszorg (VN- document A/CONF.197/9).
De vraag of de (verplichte) risicoverevening toelaatbaar is in Europese wet- en regelgeving wordt door het RVZ en de landsadvocaat, Prof. mr. Drijber, ontkennend beantwoord. De Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER) en een specialist in Europees recht, mr. Cath, zijn van mening dat dit op zijn minst problematisch is. Zie ook de conclusies van Mr A.P. den Exter in NJB afl. 2005/02.
Dit heeft consequenties voor mensen met een chronische ziekte of beperking en voor ouderen. Het is immers het risicovereveningssysteem waardoor zorgverzekeraars gecompenseerd worden voor zogenaamde slechte gezondheidsrisico's (hoge kosten) in hun verzekerdenbestand.