Contactpersoon
-
Datum
17 februari 2005
Ons kenmerk
DGP/SPO/U.05.00162
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Stand van zaken concessies contractsectordiensten
Geachte voorzitter,
Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken rondom de
concessieverlening voor de contractsectordiensten. Hierbij zal ik ingaan op
de concessieverlening voor de contractsector, de stand van zaken rondom de
decentralisatie van de contractsectordiensten en de afspraken die ik met NS
heb gemaakt over de vakantiedienstregeling.
Concessieverlening contractsector
Op 1 januari 2005 is de nieuwe Spoorwegwet en de Concessiewet
personenvervoer per trein als onderdeel van de Wp2000 in werking getreden.
Dit betekent dat het zes maanden na genoemde datum voor een vervoerder
verboden is te rijden zonder een concessie. Op dit moment zijn er voor 18
contractsectordiensten privaatrechtelijke contracten met een looptijd van
een jaar die ieder jaar stilzwijgend verlengd worden. Daar deze diensten
niet binnen enkele maanden gedecentraliseerd zullen zijn, zal ik de huidige
privaatrechtelijke contracten omzetten in publiekrechtelijke concessies. In
totaal gaat het om 18 diensten.
Deze concessies moeten uiterlijk 1 juli 2005 verleend zijn. Alvorens de
concessies te verlenen zal ik ze voor advies voorleggen aan de wettelijke
adviesorganen: de consumentenorganisaties vertegenwoordigd in het Locov en
de infrastructuurbeheerder ProRail.
Uitgangspunten concessies
Omdat ik in gesprek ben over de decentralisatie van de
contractsectordiensten met de decentrale overheden wil ik de bestaande
situatie zo min mogelijk wijzigen. Het gaat om kortlopende concessies
waarbij de betrokken decentrale overheden voldoende tijd moeten hebben om
zich voor te bereiden op overname van de diensten. Hierbij geldt wel de
kanttekening dat hoe langer het moment van decentralisatie vooruitschuift,
hoe lastiger het zal zijn om de huidige situatie ongewijzigd in stand te
houden.
Mijn insteek is om de inhoud van de huidige contracten zoveel mogelijk één
op één om te zetten in een concessie. De Wet personenvervoer 2000 verplicht
mij echter tot meer voorschriften dan nu zijn opgenomen in de contracten.
Bij deze wettelijk vereiste voorschriften (die nu niet in het huidige
contract staan) zal ik, waar mogelijk, de voorschriften van de
vervoerconcessie voor het hoofdrailnet overnemen. Hierbij zal ik bezien of
het reëel is om voorschriften die zijn opgesteld voor een landelijk netwerk
ook op te nemen in een kortlopende concessie voor een individuele regionale
treindienst of dat maatwerk nodig is. Randvoorwaarde bij het maken van
afspraken met de betrokken vervoerders zijn de beschikbare middelen in mijn
begroting (inclusief de compensatie voor gebruiksvergoeding).
In mei 2004 heeft NS vier van de 18 contracten opgezegd: de Zoetermeerlijn,
de
Hofpleinlijn, Arnhem-Tiel en Dordrecht-Geldermalsen. De huidige contracten
lopen af op 31 maart 2005. Om ook na deze datum het vervoer te kunnen
waarborgen, ben ik in gesprek gegaan met verschillende vervoerders en deze
treindiensten zullen ook vanaf 1 april 2005 gehandhaafd blijven.
1. Voor de Zoetermeerlijn en Hofpleinlijn heb ik eind 2004 het huidig
privaatrechtelijk contract met NS verlengd, waarbij NS de huidige
dienstverlening zal voortzetten tot het moment van decentralisatie, te
weten 1 juli 2006. Dit contract zal ik in de komende maanden omzetten in
een concessie tot 1 juli 2006.
2. Voor Arnhem-Tiel ben ik voornemens per 1 april 2005 een concessie te
verlenen aan Syntus, daar zij de enige vervoerder is die heeft aangegeven
te kunnen rijden binnen de financiële randvoorwaarden.
3. Voor de dienst Dordrecht-Geldermalsen ben ik in gesprek met NS om per
1 april 2005 te komen tot een concessie. Overigens heeft de andere
vervoerder die geïnteresseerd is in deze dienst, en die ook een offerte
hiervoor heeft ingediend, bezwaar ingediend tegen mijn keuze voor NS.
Daar ik om het vervoer op de diensten Arnhem-Tiel en Dordrecht-
Geldermalsen te borgen per 1 april 2005 een concessie moet verlenen, heb
ik deze twee concept concessies eind januari 2005 voorgelegd voor advies
aan de wettelijke adviesorganen. Voor de adviesaanvraag is de uitkomst
van het juridisch dispuut niet relevant, omdat deze concessie de
voorschriften bevat die ik aan de vervoerder wil opleggen, ongeacht om
welke vervoerder het gaat.
Decentralisatie contractsectordiensten
Op dit moment ben ik nog verantwoordelijk voor de exploitatie van totaal 18
contractsectordiensten. Van deze 18 diensten zijn er over 4 diensten reeds
afspraken gemaakt over decentralisatie en één van deze 18 diensten wordt
niet gedecentraliseerd. Dit is Houten-Houten Castellum. Wanneer de
viersporigheid tussen Utrecht en
Geldermalsen is aangelegd, valt de dienst Houten - Houten Castellum onder
het hoofdrailnet. Over de overige 13 diensten ben ik in gesprek met de
decentrale overheden.
In mijn brief van augustus 2004 (kenmerk DGP/SPO/U.04.02832) heb ik de
verwachting uitgesproken dat ik voor het einde van 2004 duidelijkheid zou
krijgen van de decentrale overheden over het al dan niet overnemen van de
verantwoordelijkheid voor deze diensten en een besluit hierover zou nemen.
Na overleg met de decentrale overheden bleek dit voor hen niet mogelijk.
Zij hebben mij bij monde van het IPO en SKVV laten weten dat zij in januari
2005 een bestuurlijk standpunt zouden innemen of zij al dan niet de
verantwoordelijkheid voor deze diensten willen overnemen en zo ja, per
wanneer en onder welke voorwaarden.
De bestuurlijke standpunten heb ik begin februari 2005 via IPO en SKVV van
de betrokken decentrale overheden ontvangen. Een aantal decentrale
overheden spreekt de voorkeur voor decentralisatie uit, noemt daarbij ook
een concrete termijn voor decentralisatie, maar stelt daarbij wel een
aantal randvoorwaarden. Andere decentrale overheden zijn minder concreet in
hun bestuurlijke standpunten. Er wordt voor die contractsectordiensten dan
ook geen concrete termijn genoemd.
Ik moet echter nu afspraken maken met NS over de einddatum van de
concessies. Deze einddatum wil ik graag laten aansluiten op het moment van
decentralisatie. Daar een aantal overheden mij geen jaartal heeft genoemd,
is dit lastig. Ik zal voor die diensten waar geen datum is genoemd in
overleg met NS een einddatum in de concessie opnemen die de decentrale
overheid voldoende tijd geeft om de dienst over te nemen, binnen de
wettelijke mogelijkheden.
Het IPO en SKVV zijn van mening dat definitieve besluitvorming over de
decentralisatie van de 13 contractsectordiensten niet eerder mogelijk is
dan in de zomer van 2005. Begin maart 2005 heb ik bestuurlijk overleg met
IPO en SKVV om nadere afspraken te maken over de randvoorwaarden en de
financiële bijdragen voor deze diensten.
Overigens stelt een enkele decentrale overheid als voorwaarde bij haar
reactie op het aanbod tot decentralisatie dat ik de mogelijkheid van
zogenaamde 'verlengde samenloop' van een contractsectordienst op het
hoofdrailnet (HRN) mogelijk moet maken teneinde een extra overstap voor een
grote groep reizigers te voorkomen.
Ik moet en wil mij daarbij houden aan de afspraken die gemaakt zijn in het
kader van de Spoorwegwet en de Concessiewet personenvervoer per trein en in
het verlengde daarvan de HRN-vervoerconcessie voor NS. Zoals ik U eerder
heb meegedeeld verleen ik de Nederlandse Spoorwegen (NS) een concessie voor
de exploitatie van het HRN tot 2015. Het HRN is één en ondeelbaar. Het is
een logistiek en exploitatief samenhangend netwerk van treindiensten. Op
basis van de vervoerconcessie heeft NS het exclusieve recht voor de
bediening van alle verbindingen tussen de stations zoals gedefinieerd in
het KB Hoofdrailnet. Een uitzondering op dat exclusieve recht is de
bestaande samenloop (op basis van de dienstregeling 2004) tussen
hoofdrailnetdiensten en contractsectordiensten.
Het daarenboven toestaan van rechtstreekse treindiensten vanaf de te
decentraliseren contractsectordiensten over het HRN naar een groot station
aan het HRN is in strijd met het exclusieve recht van NS op basis van de
vervoerconcessie voor het HRN. Daarom, en om extra overstappen voor grote
groepen reizigers bij decentralisatie te voorkomen, ben ik tot de conclusie
gekomen dat decentralisatie van contractsectordiensten, waarbij de
verlengde samenloop als voorwaarde wordt gesteld, niet langer aan de orde
is. Ik heb dit inmiddels ook aan het IPO en de SKVV meegedeeld.
Ik zal mijn verantwoordelijkheid nemen. Daarbij zal ik rekening houden met
de door de Tweede Kamer aangenomen motie Hofstra (Kamerstuk 2004-2005,
27482, nr. 111), die de regering oproept de verbinding Den Helder - Alkmaar
op te nemen in het HRN. Op korte termijn zal ik ook het overleg met de
afzonderlijke decentrale overheden voortzetten over de specifieke door hen
bij de decentralisatie gestelde voorwaarden.
Vakantiedienstregeling
Met deze brief informeer ik u tevens over de afspraken die ik met NS heb
gemaakt over de vakantiedienstregeling op de contractsectordiensten.
Sinds 2001 past NS in vakantieperiodes de dienstregeling aan aan de
vervoersvraag. Dit doet zij zowel op het hoofdrailnet als op de
contractsectordiensten. Daar ik in de huidige contracten een dienstregeling
heb gecontracteerd, paste dit mijns inziens niet binnen de contractuele
afspraken. Hierover heb ik met NS de volgende (financiële) afspraken
gemaakt.
In de jaren 2001 tot en met 2003 heeft NS in de volgende perioden een
vakantiedienstregeling gereden: zomer 2001, zomer 2002, herfst 2002, kerst
2002, zomer 2003, kerst 2003. NS heeft berekend hoeveel subsidie op basis
van deze vakantiedienstregelingen ten onrechte zou zijn betaald.
Ik heb ermee ingestemd dat de NS het bedrag dat is berekend, is aangewend
ten gunste van de (contractsector-) reiziger. Concreet is het bedrag
gebruikt om het exploitatietekort op de Zoetermeerlijn en de Hofpleinlijn
te dekken, waardoor het huidig voorzieningenniveau in stand gehouden kan
worden tot 1 juli 2006.
Vanaf 2004 mag NS tijdens vakantieperiodes de dienstregeling aanpassen aan
de vervoersvraag. Het is aan NS om te bepalen of en in welke periodes een
vakantiedienstregeling wordt gereden. Toepassing van een
vakantiedienstregeling zal NS altijd moeten kunnen onderbouwen met
bedrijfseconomische principes (bijvoorbeeld op basis van
reizigersaantallen).
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Ministerie van Verkeer en Waterstaat