Ministerie van Buitenlandse Zaken

Informatievoorziening aan de Eerste en Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

DIE-055/05: Informatievoorziening aan de Eerste en Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4
DEN HAAG

Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag

Datum

Auteur

Mw. drs. B. M. Karel

Kenmerk

DIE-055/05

Telefoon

070 348 48 76

Blad


1/9

Fax

070 348 40 86

Bijlage(n)

3

E-mail

die-in@minbuza.nl

Betreft

Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's: Actieplan voor de implementatie van het wettelijk kader voor elektronische aanbestedingen


2. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) br. 1408/71.


3. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding, en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Mededeling: Actieplan over elektronisch aanbesteden

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's: Actieplan voor de implementatie van het wettelijk kader voor elektronische aanbestedingen

Datum Raadsdocument: 18 januari 2005

Nr Raadsdocument: 5130/05

Nr. Commissiedocument: COM(2004)841

Eerstverantwoordelijk ministerie: Economische Zaken i.o.m. V&W, DEF, BZK, VROM, IPO en VNG

Behandelingstraject in Brussel: Raadgevend Comité (RGC) en e-procurement werkgroep van RGC.

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Deze mededeling van de Commissie behelst een Actieplan voor de implementatie van het nieuwe wettelijk kader voor elektronisch aanbesteden. In april 2004 is het wetgevend pakket van de Europese Aanbestedingsrichtlijnen 2004/18/EG en 2004/17/EG aangenomen en gepubliceerd waarin de mogelijkheden worden gegeven om elektronisch aan te besteden. De richtlijnen voorzien in een samenhangend kader van regels om aanbestedingsprocedures elektronisch uit te voeren op een open, transparante en non-discriminatoire wijze. Elektronisch aanbesteden kan besparingen en vermindering van transactiekosten voor bedrijven en overheden opleveren. Wanneer elektronisch aanbesteden technisch en anderszins niet goed wordt uitgevoerd kan dit een hoog risico van marktverdeling opleveren en wettelijke, technische of organisatorische problemen met zich mee brengen.

De Commissie stelt maatregelen voor langs de volgende 3 lijnen.


1. verzekering van een goed functionerende Interne Markt door elektronisch aanbesteden.


2. bereiken van meer efficiency bij aanbesteden en verbetering van aansturing


3. werken aan een internationaal kader voor elektronisch aanbesteden.

De Commissie zal toezien op tijdige implementatie van de vermelde EG richtlijnen (vóór 31 januari 2006), uitwisseling van ervaring met lidstaten aanmoedigen en een interpretatief document uitbrengen over de wettelijke vereisten voor elektronisch aanbesteden en online training demonstrators beschikbaar stellen. Elektronisch aanbesteden zal voorts beter kunnen worden toegepast indien de nieuwe Standaardformulieren begin 2005 bij verordening zullen worden vastgesteld. Voorts zal de Common Procurement Vocabulary (CPV), die op grond van de nieuwe richtlijnen verplicht gebruikt moeten worden, aangepast worden.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t , betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Strikt genomen niet van toepassing want het betreft een mededeling.

Subsidiariteit: Actieplan bevat geen verplichtingen voor lidstaten buiten de richtlijnen om maar voorstellen voor een nadere uitwerking van het proces van elektronisch aanbesteden. Regie, coördinatie en aansturing van de lidstaten vanuit de Commissie op dit terrein is van belang om handelsbelemmeringen tegen te gaan, die voort kunnen vloeien uit de techniek van elektronisch aanbesteden (bijv. elektronische handtekening, interoperabiliteit van elektronische systemen etc.) en de interne markt kunnen belemmeren.

Proportionaliteit: Het actieplan bevat als beleidsplan geen verplichtingen maar wensen en mogelijkheden. Op dit moment is er geen reden om aan te nemen dat de voorgestelde acties niet proportioneel zouden voor het te bereiken doel.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

Aanbestedende diensten bij rijk en decentrale overheden zullen, indien zij tot elektronisch aanbesteden willen overgaan (het blijft een keuze/niet verplicht), hun interne administratieve en technische organisatie daarop moeten aanpassen (o.a. kosten scholing, aanschaffingen). Dit zal kunnen aan de hand van het interpretatieve document dat de Commissie hierover zal uitbrengen of aan de hand van andere best practices die gepubliceerd zullen worden door instellingen die op dit terrein ervaring of kennis hebben.

Kosten voortkomende uit het aanpassen van de interne organisatie en uit aanschaffingen zijn voor rekening van de aanbestedende dienst zelf. Daarnaast kan elektronisch aanbesteden volgens de Commissie voor overheden 5% besparingen opleveren en 50 tot 80 % minder transactiekosten. Blijkens onderzoek van de Commissie is een mogelijke vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven wel aannemelijk (tijdsbesparing en minder kosten) maar niet te kwantificeren.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering):

Dit actieplan is een beleidsdocument van de Commissie en heeft vooralsnog geen gevolgen voor nationale of decentrale regelgeving.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Een algemene voorlopige conclusie is dat het onderhavige actieplan van de Commissie een goede aanzet vormt voor het in de praktijk realiseren van elektronisch aanbesteden ter bevordering van de interne markt. Nederland ondersteunt derhalve het actieplan van de Commissie om de interne markt door middel van elektronisch aanbesteden te verbeteren.

In het visiedocument aanbesteden, dat op 15 juli 2004 door de minister van Economische Zaken naar de Tweede Kamer is gestuurd, wordt het stimuleren van het gebruik van elektronische middelen bij het aanbestedingsproces gezien als één van de acties om te komen tot verminderen van de lasten bij aanbesteden. Bovendien wordt met het stimuleren van het gebruik van elektronische hulpmiddelen de transparantie bij aanbesteden vergroot, zeker als steeds meer aanbestedende diensten van elektronische aanbestedingssystemen gebruik gaan maken. In de afgelopen periode zijn door verschillende Partijen (VROM, V&W, Project Professioneel Inkopen en Aanbesteden en Pro rail) initiatieven ontplooit op het gebied van elektronisch aanbesteden. Met het actieplan van de Commissie en het visiedocument aanbesteden als uitgangspunten wordt thans bezien in hoeverre deze initiatieven kunnen worden samengevoegd om te komen tot een nationaal systeem van elektronisch aanbesteden zoals de ontwikkeling van Tenderned. Dit plan wordt ontwikkeld met als uitgangspunt dat het past binnen de richtlijnen, zowel automatiseringstechnisch als wat betreft het gebruik van formulieren etc. Het streven is dit per 1 juli 2005 met pilots te gaan toepassen met als doel landelijke invoering eind 2005. Van belang is dat het initiatief voor het elektronisch aanbesteden bij de lidstaat zelf, resp. de aanbestedende dienst zelf moet blijven liggen en dat er één landelijk systeem komt. Onder meer vanwege bovenvermeld overleg en de technische en juridische aspecten die bij het tot stand brengen van elektronisch aanbesteden een rol spelen kan op dit moment inhoudelijk niet meer worden gezegd over de diverse onderdelen uit het actieplan.

Fiche 2: Verordening betreffende de toepassing van socialezekerheidsregelingen

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) br. 1408/71

Datum Raadsdocument: 4 januari 2005

Nr Raadsdocument: 5103/05

Nr. Commissiedocument: COM (2004) 830 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: SZW in nauwe samenwerking met VWS, i.o.m. FIN, BZK, EZ, OCW, DEF

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken; Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel betreft een wijziging van verordening nr. 1408/71 (grensoverschrijdende sociale zekerheid). De wijzigingen betreffen met name enkele bijlagen bij de verordening en heeft niet tot doel nationale sociale zekerheidswetgeving aan te passen. De wijzigingen zijn het gevolg van veranderingen in de wetgeving van met name enkele nieuwe lidstaten, waardoor bijlagen I, II, IIbis, III, IV en VI aangepast dienen te worden. Door inschrijving op de bijlagen kunnen lidstaten onder andere nationale regelgeving of bilaterale verdragen handhaven die een uitzondering vormen op de regels die neergelegd zijn in de verordening.

Voor Nederland zijn de volgende punten relevant:

Reparatie van een onbedoelde uitwerking van de nationale wetgeving in de praktijk.

Het gaat om niet-actieven (personen die niet in loondienst zijn en evenmin ondernemer zijn) in de lidstaten die jonger zijn dan 65 jaar en arbeidsongeschikt worden. In de meeste lidstaten hebben deze niet-actieven recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering omdat die lidstaten een opbouwstelsel kennen. Nederland kent een risicoverzekering voor arbeidsongeschiktheid, d.w.z dat men alleen aanspraak kan maken op een arbeidsongeschiktheidsuitkering wanneer men op het moment van arbeidsongeschiktheid ook verzekerd is.

Indien een niet-actieve (ongeacht de nationaliteit) in een lidstaat met een opbouwstelsel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, wordt ook gekeken naar het arbeidsverleden in andere lidstaten. Wanneer de arbeidsongeschikte in Nederland een arbeidsverleden heeft, dan dient Nederland volgens de verordening ook een uitkering te verstrekken. Deze uitkering wordt berekend volgens de formule die wordt gehanteerd bij de wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (WAZ) dan wel de wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO), afhankelijk van de laatstelijk uitgevoerde werkzaamheden. Tot nu toe kon deze uitkering niet worden verstrekt door een onjuiste verwijzing. Door aanpassing van de inschrijving op de bijlage van de verordening via de voorliggende wijzigingsverordening kan er wel tot vaststelling van een arbeidsongeschiktheidsuitkering worden overgegaan.

Verder is van belang dat door nieuwe Nederlandse jurisprudentie niet alleen directeur-

grootaandeelhouders voor de toepassing van verordening 1408/71 als werknemers moeten worden beschouwd voor hun werkzaamheden in Nederland, maar een veel ruimere groep personen, zoals bijvoorbeeld commissarissen. Ook deze wijziging ten aanzien van de Nederlandse regelgeving wordt via de voorliggende verordening bekendgemaakt.

De wijziging in het hoofdstuk `Arbeidsongevallen en beroepsziekten' van verordening 1408/71.

Deze wijziging hangt samen met een vereenvoudiging die al eerder is doorgevoerd in het hoofdstuk `Ziekte en moederschap' van diezelfde verordening. Hierbij is een aantal aanvullende formaliteiten geschrapt die voorafgaand aan de verlening van bepaalde verstrekkingen (ziekenhuisopname) formeel nog wel van kracht waren maar in de praktijk niet meer werden toegepast. Hierbij heeft men verzuimd dezelfde vereenvoudiging door te voeren in het hoofdstuk `Arbeidsongevallen en beroepsziekten' waar soortgelijke verplichtingen zijn opgenomen. Het onderhavige voorstel beoogt deze vereenvoudiging alsnog door te voeren. Nederland kent geen stelsel met een aparte dekking tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten. Niettemin kan een Nederlandse werknemer toch met deze bepalingen te maken krijgen wanneer hij in een andere lidstaat medische zorg nodig heeft als gevolg van een arbeidsongeval of het oplopen van een beroepsziekte aldaar. De vereenvoudiging die door de Commissie wordt voorgesteld vergemakkelijkt het inroepen van verstrekkingen in deze gevallen.

Rechtsbasis van het voorstel: artikelen 42 en 308 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie procedure, Raad beslist met eenparigheid van
stemmen.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: positief. Het waarborgen van sociale zekerheid voor werknemers en zelfstandigen die gebruik maken van het recht op vrij verkeer kan niet uitsluitend op nationaal niveau worden bereikt. Europees optreden heeft hierbij meerwaarde

Proportionaliteit: positief. Een verordening is het geëigende instrument om een bestaande verordening te wijzigen.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:

De wijzigingen die betrekking hebben op de WAO en de WAZ hebben geringe financiële consequenties, vanwege de inschatting dat maar om een beperkt aantal personen op jaarbasis zal gaan.

Voor "arbeidsongevallen en beroepsziekten" zijn er geen financiële consequenties. Het voorstel levert een (geringe) besparing op in de administratieve afhandeling door ziekenfondsen doordat formaliteiten bij het inroepen van zorg bij een arbeidsongeval bij tijdelijk verblijf van de verzekerde in een andere lidstaat, achterwege kunnen blijven.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Inwerkingtreding op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de EU. Overigens hebben bepaalde bepalingen tot wijziging van bijlage III terugwerkende kracht tot en met 1 mei 2004. Bijlage III bevat inschrijvingen van bestaande bilaterale overeenkomsten die van kracht waren voordat de verordening in de betreffende lidstaat door toetreding tot de Unie van kracht werd. Aangezien de bepalingen van deze bilaterale overeenkomsten die op het moment van toetreding bestonden van toepassing zullen blijven, moet de vermelding in bijlage III terugwerkende kracht hebben tot de datum van toetreding van de nieuwe lidstaten.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

In het voorstel wordt het verzoek van Nederland om onderdelen van bijlage VI aan te passen gehonoreerd. Daarmee kan Nederland voldoen aan hetgeen met de verordening wordt beoogd.

Nederland heeft er belang bij, dat de door haar aangedragen wijzigingen worden opgenomen in de bijlagen en kan derhalve instemmen met het voorstel van de Commissie.

Fiche 3: Verordening inzake preventie, bestrijding, en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

Titel:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding, en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme
encefalopathieën

Datum Raadsdocument: 8 december 2004

Nr Raadsdocument: 15874/04

Nr. Commissiedocument: COM (2004) 775 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV in nauwe samenwerking met VWS

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep veterinaire experts (volksgezondheid), Landbouw- en Visserijraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Verordening 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encephalopathiën, bevat een groot deel van de bestaande wetgeving betreffende BSE (Bovine spongiform Encephalopathie de zgn "gekkekoeienziekte") en TSE (overdraagbare spongiforme encephalopathieën, bij andere herkauwers).

Het betreft bepalingen inzake alle risico's voor de diergezondheid en de volksgezondheid als gevolg van BSE's en TSE's bij dieren en bestrijkt de hele keten van de productie en verhandelen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong. In de verordening zijn ook de procedure, criteria en categorieën voor de indeling van landen naar BSE-status (risico op BSE) vastgelegd.

Het huidige voorstel beoogt de verordening 999/2001 op een aantal punten te wijzigen met als doel overgangsmaatregelen te verlengen en een betere rechtsbasis te bieden om een aantal zaken via de bijlagen van de verordening vast te stellen (comitologie). De bestaande regels worden met dit voorstel niet versoepeld.

Korte inhoud

Bepaling van de BSE-status van landen

Ten tijde van vaststelling van verordening 999/2001 kwamen de criteria die de EG wenste te hanteren voor de indeling van landen naar BSE-status niet overeen met die van de OIE (Office International des Épizooties). Het OIE stelt de mondiale criteria voor indeling van landen naar BSE-status vast).

Vaststelling van de criteria en indeling van landen conform de EG-bepalingen was derhalve niet in lijn met die voor het internationale handelsverkeer. De EG wenste haar niveau van gezondheidsbescherming echter te handhaven tot het moment dat op internationaal niveau door het OIE een nieuw voorstel voor indeling van landen naar BSE-risico zou worden vastgesteld. Derhalve zijn in verordening 999/2001 overgangsmaatregelen vastgesteld. Deze overgangsmaatregelen zijn met verordening 1128/2003 tot wijziging van verordening 999/2001 verlengd tot 1 juli 2005.

Ondanks de vele inspanningen die door de EG en de OIE verricht zijn om overeenstemming te bereiken op internationaal niveau, zal de termijn van 1 juli 2005 niet worden gehaald. Het huidige voorstel beoogt daarom de maatregelen nogmaals met twee jaar te verlengen, in de verwachting dat de OIE-voorschriften en indeling van landen dan wel gereed is.

Daarnaast stelt de Commissie voor om de verwijzingen naar de categorieën voor de indeling van landen naar BSE-status te verplaatsen van de artikelen van verordening 999/2001 naar de bijlagen. Dit is bedoeld om te voorkomen dat in de artikelen van de verordening herhaaldelijk wijzigingen moeten worden aangebracht zolang het aantal categorieën nog wordt gewijzigd (mogelijk stapsgewijs) door de OIE.

Overige wijzigingen

Preventie van TSE's

verbreding van de rechtsgrondslag om ook bij andere TSE-gevoelige diersoorten te monitoren, indien daar aanleiding voor is. Aanleiding is het voorkomen van de ziekte Chronic Wasting Disease ( CRD) bij hert-achtigen in de USA.

het bieden van een rechtsgrondslag voor een geharmoniseerd fokprogramma om schapen te selecteren op resistentie tegen TSE's.

uniformering van de voorschriften in deze verordening inzake verwijdering van SRM (gespecificeerd risicomateriaal, bijvoorbeeld hersenen, ruggenmerg, ingewanden) t.o.v. recenter vastgestelde verordeningen betreffende dit onderwerp.

uniformering van de definitie van separatorvlees (vleesresten die aan het eind van het slachtproces onder hogedrukstoom van de botten afgehaald worden).

Bestrijding en uitroeiing van TSE's

het bieden van een rechtsgrondslag voor een maatregel voor verplaatsingsbeperkingen van schapen en geiten bij verdenking van de ziekte Scrapie.

In de handel brengen

beperking van handel in dicalciumfosfaat (een dierlijk eiwit) op basis van wetenschappelijk advies.

toestaan van het zonder beperkingen in de handel mogen brengen van melk bestemd voor dierlijke productie, omdat dit ook voor melk bestemd voor humane consumptie is toegestaan.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 152, vierde lid, onder b, EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Subsidiariteit: Positief, voorschriften inzake preventie en bestrijding van BSE en TSE's zijn al vastgesteld op Gemeenschapsniveau, wijziging dient dus ook op Gemeenschapsniveau te geschieden.

Proportionaliteit: Positief, een verordening is het juiste instrument om een bestaande verordening te wijzigen.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): De verordening zal aanleiding geven tot aanpassing van enkele ministeriële regelingen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:

Vastgestelde datum van inwerkingtreding: twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:

Nederland onderschrijft de noodzaak tot verlenging van de termijn waarvoor de overgangsmaatregelen van kracht zijn, zolang als het nodig is om tot overeenstemming in internationaal verband te komen over de criteria en de indeling van landen naar BSE-status. Op die manier wordt namelijk voorkomen dat op 1 juli 2005 een rechtsvacuüm ontstaat en kan in de EG het gewenste niveau van gezondheidsbescherming gehandhaafd blijven.

Nederland vindt de overige technische aanpassingen in het voorstel een verbetering ten opzichte van de huidige tekst van verordening 999/2001.

Het huidige voorstel is niet gericht op versoepeling van de maatregelen. Nederland zal evenwel bij de Commissie een tijdpad vragen voor initiatieven voor versoepelingen van de maatregelen indien blijkt dat de epidemiologie van de BSE een positieve ontwikkeling laat zien.

Internationaal bureau voor besmettelijke veeziekten