Sociaal en Cultureel Planbureau

Nederlanders minder vaak lid en minder vaak actief lid van een organisatie

Landelijk verenigd. Grote ledenorganisaties over ontwikkelingen op het maatschappelijk middenveld.

· Tussen 1994 en 2003 liep het ledental van de politieke partijen terug met 17%. Bij de kerken was dit 9% en bij de vrouwenorganisaties 33%. Winst was er in diezelfde periode voor o.a. natuur- en milieuorganisaties ( + 34%), consumentenorganisaties ( + 22%) en organisaties gericht op sport en recreatie ( + 10%).

· Een nog relatief actieve deelname van leden is te vinden bij de jeugdorganisaties (66%) en de sportorganisaties (37%). Een zeer geringe actieve deelname kenmerkt de werknemers/werkgeversorganisaties (6%) en de natuur- of milieuorganisaties ( 4%).

· Het percentage vrijwilligers bij
werknemers/werkgeversorganisaties liep terug van 10% in 1992 tot 6% in 2003. Bij sportverenigingen liep dit percentage in diezelfde periode terug van 40% tot 37%.

· Bij veel landelijke organisaties is sprake van een ontwikkeling naar verdere professionalisering: bij tweederde van de organisaties is het aantal betaalde krachten de afgelopen tien jaar gestegen.

Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie Landelijk verenigd. Grote ledenorganisaties over ontwikkelingen op het maatschappelijk middenveld die op donderdag 17 februari jl. is verschenen.

In het rapport besteedt onderzoeker dr. Joep de Hart aandacht aan de ontwikkeling van de ledentallen van de grotere, landelijke maatschappelijke organisaties. Aan de orde komen tevens de structuur en het democratisch gehalte van de organisaties, alsmede de mate waarin de leden/donateurs een actieve bijdrage leveren aan het werk van de organisatie.

Een beeld van het Nederlandse maatschappelijke middenveld wordt meestal gebaseerd op opinieonderzoek onder de bevolking. Daarbij komen de organisaties zelf zelden of nooit aan het woord. Landelijk verenigd bevat echter de resultaten van een uitgebreide enquête onder 75 van de grotere maatschappelijke organisaties. Deze organisaties vertegenwoordigen de belangrijkste sectoren van de Nederlandse civil society: omroepen, kerken en sportorganisaties, consumenten- en internationale hulp organisaties, natuur- en milieuorganisaties, werkgevers en werknemersorganisaties, vrouwen- en ouderenbonden, organisaties gericht op gezondheidszorg en op moral issues (zoals euthanasie en abortus).

Daling van aantal leden/donateurs

Het percentage Nederlanders dat lid is van een organisatie is sinds het eind van de jaren '90 afgenomen. Vooral traditionele organisaties zoals politieke partijen, grote kerken en vrouwenorganisaties hebben te kampen met ledenverlies. Tussen 1994 en 2003 liep het ledental van de politieke partijen terug met 17%. Bij de kerken was dit 9% en bij de vrouwenorganisaties 33%. Winst was er in diezelfde periode voor o.a. natuur- en milieuorganisaties ( + 34%), consumentenorganisaties ( + 22%) en organisaties gericht op sport en recreatie ( + 10%). Het afnemend ledental van de traditionele organisaties wordt niet veroorzaakt door een afgenomen belangstelling voor de thema's waarop zij zich primair richten, maar heeft vooral te maken met het feit dat er naast deze organisaties voor burgers inmiddels vele andere mogelijkheden zijn om vorm te geven aan hun interesses en affiniteiten.

Minder actieve leden

De organisaties signaleren een afname van het percentage actieve leden onder hun achterban. Ze schatten dat tweederde van de bij hen aangeslotenen passief lid of donateur is en geven aan dat het aandeel van deze groep de afgelopen decennia is gegroeid, ten koste van de percentages actieve leden en vrijwilligers. Zo liep het percentage vrijwilligers bij werknemers/werkgeversorganisaties terug van 10% in 1992 tot 6% in 2003. Bij sportverenigingen liep dit percentage in diezelfde periode terug van 40% tot 37%.

Een nog relatief actieve deelname van leden is te vinden bij de jeugdorganisaties (66%) en de sportorganisaties (37%). Een zeer geringe actieve deelname kenmerkt de werknemers/werkgeversorganisaties (6%) en de natuur- of milieuorganisaties ( 4%).

Minder onderlinge contacten bij leden, meer professionalisering

Op het maatschappelijke middenveld is al geruime tijd sprake van een verschuiving van organisaties met veel onderlinge contacten tussen de leden naar organisaties waar zulke contacten (nagenoeg) ontbreken. Het eerste type organisaties lijkt verbonden met gunstiger voorwaarden voor de bevordering van maatschappelijke participatie en de ontwikkeling van democratische competentie bij de burgers.

Tegelijkertijd is bij veel organisaties sprake van een ontwikkeling naar verdere professionalisering: bij tweederde van de organisaties is het aantal betaalde krachten de afgelopen tien jaar gestegen.

Sterkere gerichtheid op publiciteit

De geringere inzet en betrokkenheid van leden/donateurs, een overheid die kritischer is bij het verlenen van subsidies en het ruime aanbod aan andere mogelijkheden voor engagement of recreatie in de hedendaagse samenleving verscherpt de concurrentie tussen de organisaties. Tegen die achtergrond zijn deze organisaties veel meer belang gaan toekennen aan ledenwerving en ledenbehoud, het uitdragen van de doelstellingen naar een zo breed mogelijk publiek en een goede verzorging van de publiciteit naar niet-leden.

SCP-publicatie 2005/1, Landelijk verenigd. Grote ledenorganisaties over ontwikkelingen op het maatschappelijk middenveld, Joep de Hart, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, februari 2005, ISBN 90 377 0126 4, prijs EUR 17,50.

Bekijk publicatie