Universiteit van Amsterdam

Oordelen rechtbanken straks over managers die de mededingingswet overtreden?

Een aantal lidstaten van de Europese Unie wil de sancties voor overtreders van de mededingingswet herzien. Maar waar kan zo'n herziening toe leiden? Krijgen we een Amerikaanse aanpak en hangt managers die oneerlijke concurrentie bedrijven straks een gevangenisstraf of hoge persoonlijke boetes boven het hoofd? En beschikken de Europese mededingingsautoriteiten dan niet over wel erg vergaande opsporingsbevoegdheden? Volgens UvA-econoom Maarten Pieter Schinkel valt er in het Europese mededingingsbeleid vooruitgang te boeken, maar is voorzichtigheid hierbij geboden.

Bedrijven moeten zich houden aan de mededingingswetten en op een eerlijke manier met elkaar concurreren. Anders dan in de EU, waar het mededingingsbeleid een administratiefrechtelijke aangelegenheid is, worden in de Verenigde Staten de beslissingen op het gebied van mededinging door rechtbanken genomen. De Verenigde Staten waren hun tijd ver vooruit en hadden aan het eind van de negentiende eeuw al de Sherman Act (anti-trustwetgeving), die - samen met de Clayton Act - de basis vormt voor de mededingingsregels in de VS. Maarten Pieter Schinkel, econoom aan de UvA: 'We kunnen veel leren van de methodes en ervaringen in de VS. In de VS kunnen er behalve sancties aan bedrijven ook sancties aan individuen opgelegd worden. Zo kunnen managers die de mededingingswetten overtreden persoonlijk beboet worden en zelfs een gevangenisstraf krijgen. Een bekend voorbeeld is de Lysine-zaak, die eind jaren negentig in de VS speelde. Lysine is een ingrediënt voor bijvoorbeeld veevoer dat op grote schaal geproduceerd en verwerkt wordt. Om de verkoopprijs op te kunnen drijven spande een dominante Amerikaanse producent van lysine, ADM, samen met een aantal Aziatische producenten. Een biochemicus die betrokken was bij het productieproces tipte de FBI en zo de Antitrust Division van het US Department of Justice, die met de uitvoering van het Amerikaanse mededingingsbeleid belast is. De FBI zorgde voor bewijsmateriaal door geheime opnames van telefoongesprekken en bijeenkomsten van het lysine-kartel te maken (zie fragment rechts). Uiteindelijk legde de rechter boetes variërend van 10 tot 100 miljoen dollar op aan de betrokken bedrijven. Maar ook de managers van de bedrijven werden aangepakt. Zij kregen boetes oplopend tot enkele tonnen en daarnaast gevangenisstraffen van enkele jaren.'

'In de Europese Commissie, de lidstaten en de wetenschap gaan steeds meer stemmen op om het in de EU ook meer in die richting te gaan aanpakken', zegt Schinkel. 'Er wordt getwijfeld aan de effectiviteit van het Europese mededingingsbeleid, dat sinds kort onder de verantwoordelijkheid valt van eurocommissaris Neelie Kroes. De sancties voor anticompetitief gedrag in de EU zouden vaak niet voldoende zijn om bedrijven te weerhouden van het doorvoeren van zeer lucratieve concurrentiebeperkingen of het misbruik maken van dominantie op de markt. In het geval van Microsoft bijvoorbeeld werd in Europa geoordeeld dat het bedrijf de mededingingswet overtrad, onder andere door Windows en de Mediaplayer gekoppeld in de markt te zetten. Microsoft moest hiermee stoppen en kreeg een boete opgelegd van bijna 500 miljoen dollar. Hoewel dit de hoogste boete is die de Europese Commissie ooit heeft opgelegd, is het voor een bedrijf als Microsoft een relatief laag bedrag. Het is daarom maar de vraag of de sanctie erg effectief is. Bovendien worden met dergelijke sancties dikwijls de verkeerden gestraft, namelijk vooral de aandeelhouders en niet het management dat achter de overtreding zit.'

Bekijk een fragment van de lysine-tapes van de FBI

Maar er zitten een hoop haken en ogen aan het invoeren van een meer Amerikaanse aanpak, vertelt Schinkel. 'Het mededingingsbeleid wordt dan immers vanuit het administratieve recht richting strafrecht - en daarmee ook de misdaad - geduwd. Een bijkomend negatief aspect zijn de vergaande bevoegdheden en opsporingsmogelijkheden voor de autoriteiten. Als we in Europa op een zelfde manier te werk gaan als in de VS, dan zou je - zodra er een vermoeden is dat er in een bepaalde sector wordt samengespannen - FBI-achtige, misschien zelfs kafkaëske toestanden krijgen. Het vermoeden dat bedrijven samenspannen kan dan al genoeg zijn voor afluisterpraktijken en geheime filmopnames, terwijl er geen sprake is van bewuste harde misdaad. Op die manier kan je doorschieten in je mededingingsbeleid.' Schinkel stelt dan ook voor om alleen de best practices uit de VS (op maat) in Europa te gebruiken. 'Daarbij moet je bijvoorbeeld denken aan het invoeren van de mogelijkheid voor bedrijven of consumenten - die menen schade geleden te hebben door overtredingen van de mededingingswet (bijvoorbeeld doordat ze hogere prijzen hebben betaald dan noodzakelijk was) - om die schade op de overtreder te verhalen. Nederland en de NMa

In Nederland beginnen hardere sancties voor overtredingen van de mededingingswet nu langzaam te komen. Voorlopig gaat het om boetes. De basis van onze nationale wetgeving leent zich er niet voor om het mededingingsrecht in het domein van het strafrecht onder te brengen. Nederland liep in Europa altijd achter met de mededingingswet en werd lange tijd gezien als kartelparadijs met zijn cultuur van afspraken maken, gildes en beroepsverenigingen. In 1998 kreeg Nederland een nieuwe mededingingswet en werd ook de NMa opgericht. De NMa had in haar beginjaren een breed en makkelijk te bejagen werkterrein. Ze ging er fel tegenaan, nam allerlei initiatieven, boekte veel succes en is nu een van de voorlopers in de EU, onder andere met het vaststellen van boetes. Maar volgens Schinkel valt er nog wel veel te verbeteren: 'De prioriteiten kunnen beter gesteld worden. Zo richt de NMa zich regelmatig met veel energie op vrij kleine zaken. Bijvoorbeeld in een recent geval van twee Limburgse dagbladen. De NMa vroeg zich af of de kranten wel voldoende met elkaar concurreerden en deden een zogeheten dawn raid bij de kranten. Ze hadden nog net geen blauwe jasjes aan met daarop in grote gele letters NMa, maar ze vallen dan dus met een grote groep de bedrijfspanden binnen en nemen harde schijven en correspondentie mee. Ongetwijfeld was er in dit geval een aanleiding voor de inspectie, maar naar mijn idee moeten er belangrijker zaken zijn waarmee de NMa zich bezig zou kunnen houden. Zo lijkt de bank- en verzekeringswereld een gesloten front, waar pas sinds kort aandacht aan wordt besteed. Ook werd de bouwfraude jarenlang genegeerd. Maar het valt ook niet mee. Een beetje goed kartel of machtsmisbruiker handelt natuurlijk onopvallend, waardoor het moeilijk te ontdekken is wie de echte wetsovertreders zijn. Er bestaan tegenwoordig Zwitserse computerservers met een soort van bankgeheim waar bedrijven informatie op kunnen zetten. Ik kan me zo voorstellen dat er achter de deuren van veel bedrijven dingen gebeuren die niet helemaal in de haak zijn. De NMa zou methodes moeten ontwikkelen om het kaf van het koren te scheiden en haar beperkte budget aan te wenden voor de vervolging van de grote vissen.' Wapenwedloop

Interessant is de 'wapenwedloop' die plaatsvindt tussen mededingingsautoriteiten en malafide bedrijven. Schinkel: 'Als de mededingingsautoriteiten betere opsporingsmethoden ontwikkelen, dan komen de bedrijven met betere methodes om deze te ontduiken. Bedrijven zijn in de regel net iets slimmer dan de overheid. De mededingingsautoriteiten moeten bovendien in het openbaar opereren en hobbelen daardoor achter de feiten aan. Voordeel voor hen is weer dat ze de wet aan hun zijde hebben. Een aardige illustratie is wederom de Microsoft-zaak. In de Amerikaanse rechtszaak tegen Microsoft werd de e-mailcorrespondentie tussen CEO's van Microsoft als bewijs gebruikt. Sindsdien weet iedereen in het bedrijfsleven wel hoe je e-mails echt moet weggooien. Maar geavanceerder opsporingsmethodes en hardere sancties kunnen leiden tot professionelere en brutalere kartels, en als je nog verder doorredeneert misschien zelfs tot afrekeningen in het kartelcircuit. Dat is natuurlijk geen maatschappelijk gewenste ontwikkeling.' Economen vs. juristen

Binnen het mededingingsrecht is er een groot grijs gebied waar onduidelijk is of het om een wetsovertreding gaat, vertelt Schinkel. 'Je loopt het risico onschuldige bedrijven aan te pakken en schuldige te laten gaan. In een van mijn onderzoekslijnen houd ik me met dit probleem bezig. Het blijkt dat als dergelijke fouten gemaakt worden, je als strategische reactie meer wetsovertredingen krijgt. Ik pleit er daarom voor om eerder weinig zaken goed te doen, dan heel veel zaken slecht doen.' Door het grijze gebied binnen het mededingingsrecht is er een constante noodzaak voor interpretatie en aanscherping van methoden en technieken. Mededingingswetten zijn vrij algemeen, los geformuleerde wetten. Het zijn eigenlijk economische gedachten. Juristen richten zich nogal op de letter van de wet; economen zijn bezig met de interpretatie van de wet. Daarnaast gaat het economen primair om het voorkomen van wetsovertredingen. Schinkel: 'Economen gaan uit van de preventieve werking van sancties. Juristen daarentegen zien boetes vaak in de eerste plaats als straf achteraf en redeneren vanuit het proportionaliteitsprincipe: het moet wel eerlijk zijn en dus mogen boetes niet te hoog zijn. Economen vinden dat de boete juist heel hoog moet zijn, want dat werkt preventief. Kleine pakkans, hoge boete is onze logica.' Economen en juristen moeten voor een goed mededingingsbeleid dus samenwerken. Dat gebeurt in het Amsterdam Center for Law & Economics (ACLE) van de UvA, dat een brug slaat tussen juristen en economen. Schinkel licht toe: 'Je kan geen goede Economics bedrijven zonder Law: het recht legt restricties op en beïnvloedt daarmee de keuzes van mensen. Aan de andere kant waarborgt het recht juist ook weer de keuzevrijheid. Door de samenwerking worden zowel de economische als de juridische analyses op het terrein van de mededinging steeds scherper.'

Verwijzingen
Website ACLE

Congres

De vooruitgang in de wetenschap sijpelt langzaamaan door in het beleid. Hoewel juridisch te gecompliceerd om op korte termijn op Europees niveau in te voeren, stelt Schinkel dat over enkele jaren wel in een groot aantal lidstaten hardere, strafrechtelijke sancties zullen zijn ingevoerd. 'Bedrijven maken zich op dit moment nog niet zo veel zorgen. Dat is ook begrijpelijk. Het kan nog wel zo'n tien jaar duren voordat er werkelijk sprake zal zijn van hardere sancties. Om de gedachten over de toekomst van sancties in het mededingingsbeleid in Europa nader vorm te geven organiseert het ACLE op donderdag 17 februari en vrijdag 18 februari het internationale congres Remedies and Sanctions in Competition Policy: Economic and Legal Implications of the Tendency to Criminalize Antitrust Enforcement in the EU Member States,' Met een groot aantal gerenommeerde sprekers, waaronder prof. dr. Claus-Dieter Ehlermann (WCP), prof. dr. William Kovacic (George Washington University), prof. dr. Wouter Wils (Europese Commissie) en Pieter Kalbfleisch LL.M. (directeur-generaal NMa). Ook het bedrijfsleven en verschillende Europese mededingingsautoriteiten zullen vertegenwoordigd zijn op het congres.

Verwijzingen

Meer informatie over het congres

Programma

Over de onderzoeker

Dr. Maarten Pieter Schinkel (1971) is als universitair hoofddocent verbonden aan de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie. Hij is mede-directeur van het Amsterdam Center for Law & Economics (ACLE) van de UvA, waar hij de onderzoeksgroep Competition & Regulation leidt. Daarnaast heeft hij sinds 1 januari 2005 een externe adviesfunctie - Gedeputeerd Economisch Raadsadviseur - bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).

Verwijzingen
Website Maarten Pieter Schinkel

Auteur
Laura Erdtsieck

Bron: UvA Persvoorlichting
persvoorlichting@uva.nl