Speech van staatssecretaris Van Geel tijdens de persbriefing bij het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) ter gelegenheid
van de inwerkingtreding van het Kyoto-protocol op 16 februari 2005.
Dames en heren,
Steeds opnieuw stellen wij met z'n allen vast dat de aarde opwarmt.
Het is eigenlijk overbodig om te zeggen, maar het is niet erg
waarschijnlijk dat wij hier te maken hebben met een toevallige
klimaatfluctuatie. De opwarming van de aarde is sinds de jaren
zeventig niet meer alleen aan natuurlijke oorzaken toe te schrijven.
Dat staat ook expliciet in de jaarlijkse rapportage van het
klimaatonderzoeksprogramma aan het Amerikaanse Congres.
RIVM
De afgelopen weken vulden zeer uiteenlopende berichten over ons
klimaat de krantenkolommen, gevoed natuurlijk door evenzo
uiteenlopende wetenschappelijke inzichten. De inhoud van die berichten
varieerde van dat het allemaal veel ernstiger gesteld is met
klimaatverandering dan gedacht, tot geluiden dat het eigenlijk best
meevalt. Ik wil daar kort iets over zeggen, want hoe je het ook wendt
of keert; het kale feit blijft dat de aarde opwarmt, en dat de mens
daar voor een deel verantwoordelijk voor is. De verschillen van
inzicht vallen weg bij die constatering, en maken het broeikaseffect
niet minder ernstig.
Dat wetenschappers over elkaar heen lijken te buitelen met 'hun'
laatste stand van zaken is naar mijn stellige overtuiging simpelweg
een goed gebruik in de wetenschap. Maar dat verandert niets aan het
feit dat het klimaat verandert door het versterkte broeikaseffect. En
dát is uiteindelijk waar wij met z'n allen mee te maken hebben.
Daarom ook heb ik het RIVM gevraagd om vandaag, op de dag dus dat het
Kyoto-protocol in werking treedt, een overzicht te geven van de meest
recente wetenschappelijke inzichten. Op die manier kan de Nederlander
zich een beter beeld vormen van hoe het met ons klimaat gesteld is. En
ik heb nog een andere vraag bij het RIVM neergelegd. Veel mensen
ervaren klimaatverandering als een wat abstract, theoretisch probleem.
Dat beeld klopt niet, want wij kunnen de gevolgen van
klimaatverandering zelf ervaren, zelfs al in onze eigen achtertuin.
Daarom heb ik het RIVM verzocht in een rapport aan te geven wat die
gevolgen dan concreet zijn.
Kyoto-protocol
Vandaag gaat dus eindelijk het Kyoto-protocol in werking. Een
buitengewoon belangrijke stap om de jaarlijkse groei van uitstoot van
broeikasgassen in een groot aantal geïndustrialiseerde landen om te
buigen naar een daling. Europa, Japan, Canada, Nieuw-Zeeland en nu dus
ook Rusland hebben het protocol geratificeerd. Het is zo belangrijk
omdat landen hiermee formeel verplicht zijn beleid te maken, én in te
zetten, om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. De kosten
moeten natuurlijk zo laag mogelijk zijn. Daar helpt emissiehandel bij.
Verder zijn er systemen in de maak om de uitstoot betrouwbaar vast te
kunnen stellen, en om te zorgen dat de emissie overeenkomt met de
emissierechten. Nederland loopt hiermee voorop, en dus houden andere
landen nauwgezet in de gaten hoe ons dat afgaat. Werkt zo'n systeem
met emissieplafonds wel, is het bestand tegen fraude, lopen de kosten
niet gierend uit de hand? De praktijk is namelijk vaak wat
weerbarstiger dan het vooraf op papier lijkt. Wij fungeren eigenlijk
als stootblok; wij zijn de wegbereiders, en daar ben ik trots op.
Het Europese emissiehandelssysteem is onwaarschijnlijk snel van de
grond gekomen. Nederland heeft als eerste zogeheten CDM-contracten
afgesloten. En zo betalen wij dus voor emissiereductie in
ontwikkelingslanden, en proberen daar tegelijkertijd met onze kennis
en technologie duurzame ontwikkeling op gang te brengen.
Wij zijn er nog lang niet
Dat klinkt natuurlijk allemaal prachtig, maar wij zijn er nog lang
niet. Voorlopig gaan de emissies simpelweg niet genoeg omlaag.
Uitstoot van broeikasgassen door verkeer blijft overal ter wereld fors
stijgen; wij hebben steeds meer behoefte aan mobiliteit. En ook het
energiegebruik in huishoudens blijft toenemen. Er is nog heel wat voor
nodig om dit te veranderen.
Bovendien moeten wij ons realiseren, vooral eigenlijk op een mooie dag
als deze, dat Kyoto nog maar een zeer kleine stap is. Dat is ook
precies waar klimaatcritici ijverig op wijzen. De eerste klap is naar
mijn idee echter de belangrijkste. Het gaat er nu om te zorgen dat de
Kyoto-afspraken in praktijk werken, en dat wij het kunnen verbeteren
waar nodig. Dat geeft vertrouwen in het systeem, en dat maakt de weg
vrij voor nog verdergaande afspraken. De VS hebben het Kyoto-protocol
niet willen ratificeren, maar hebben nu met rapportcijfers te maken
die minimaal uitnodigen tot een andere beslissing; de VS hebben
namelijk een veel grotere groei van de broeikasgasemissies dan Europa.
Wat is er nog meer nodig
Wij zullen, hoe dan ook, de broeikasgassen in de atmosfeer op een
lager niveau moeten krijgen. Een lastige klus, zeker als wij ons
bedenken dat wij de gevoeligheid van het klimaat voor broeikasgassen
tot nu toe hebben onderschat. Luchtverontreiniging maskeerde de
effecten altijd. Nu de lucht echter minder verontreinigd is, zijn er
minder industriële aerosolen in de atmosfeer om een deel van het
zonlicht te weerkaatsen nog voordat het in warmte is omgezet.
Gelukkig hebben wij meer mogelijkheden voor handen om de concentratie
van broeikasgassen terug te dringen. Energiebesparing bijvoorbeeld, of
energie winnen uit stromingsbronnen of biomassa, CO2-opslag, gebruik
van fossiele energie met minder koolstof of het terugdringen van de
uitstoot van andere broeikasgassen. Sommige opties kunnen tegen een
redelijke prijs geregeld worden, maar andere zijn nu gewoon nog erg
duur. Er moeten een paar dingen gebeuren om die alternatieven écht
interessant te maken. Mensen zullen pas aan iets anders willen als de
prijs van fossiele brandstoffen zo hoog wordt, dat zij bijna gedwongen
worden om naar alternatieven om te zien. Of als het prijskaartje van
deze alternatieven lager komt te liggen; omdat de productie wordt
opgeschaald of omdat de kosten niet meer doorwerken op de
concurrentieverhoudingen.
Daarom is het dus zo belangrijk dat alle geïndustrialiseerde landen
bijdragen aan de aanpak van het broeikaseffect. Wij moeten andere
landen meekrijgen om verdergaande afspraken te maken. Hoe doen wij
dat?
Dat doen wij door onze verplichtingen na te komen, geboekte voortgang
etaleren, en het aantrekkelijk te maken voor andere landen om in te
stappen; bijvoorbeeld door met de VS samen te werken aan technologisch
onderzoek en het voor ontwikkelingslanden mogelijk te maken aan te
haken.
Winning the battle against global climate change
De Europese Commissie kwam vorige week met de mededeling 'Winning the
Battle against Global Climate Change'. De hoofdconclusies ondersteun
ik van harte. Ik loop ze kort met u langs.
Allereerst, ik zei het al; het klimaat verandert. Niks doen, is wat
mij betreft hoe dan ook een te hoge prijs. De mondiale
temperatuurstijging beperken tot twee graden is haalbaar én
betaalbaar. Ten tweede moeten wij ervoor zorgen dat zoveel mogelijk
landen en sectoren mee doen in de strijd tegen klimaatverandering. Dat
maakt het niet alleen goedkoper, maar ook rechtvaardiger. Ten derde;
veel van de benodigde technologie is al beschikbaar, maar moet
natuurlijk wél worden ingezet. Wij moeten dus, en dat is de laatste
opmerking in deze rij, gewoon aan de bak. De effecten van
klimaatverandering zijn er al en worden steeds groter, óók als wij
erin slagen de emissies terug te dringen. Want zelfs dan duurt het nog
een poos voordat het broeikaseffect stopt; het heeft een lange remweg.
Tot slot
Europa heeft altijd de positie ingenomen van koploper bij de aanpak
van het klimaatprobleem. Ik hoop dat regeringsleiders hun
verantwoordelijkheid nemen en een strategie uitstippelen waardoor de
temperatuurstijging zich tot twee graden kan beperken. Europa moet
daarbij wat mij betreft ook duidelijk aangeven wat er op de lange
termijn moet gebeuren in de strijd tegen klimaatverandering. Wij zijn
er namelijk aan gewend geraakt er blind op te kunnen vertrouwen dat
voor elk probleem een technologische oplossing te vinden is. Maar die
vlieger gaat nu dus niet op. En er staat nogal wat op het spel.
Dank
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer