Den Haag, 16 februari 2005
Vragen van het lid Arib en Dijsselbloem (beiden PvdA) aan de ministers van Justitie en van Vreemdelingenzaken en Integratie
over het ronselen van Marokkaanse meisjes door loverboys
1.
Hebt u kennisgenomen van het artikel in het Amersfoortse Courant over het ronselen van Marokkaanse meisjes door loverboys? 1)
2.
Is het juist dat het Utrechtse winkelcentrum Hoogh Catharijne een bekende plek is voor loverboys om Marokkaanse meisjes te ronselen voor prostitutie? Hoe wordt hiertegen opgetreden? Heeft de gemeente Utrecht een plan van aanpak gericht op de bestrijding van loverboys?
3.
Wat is uw mening over de methode waarbij Marokkaanse meisjes worden verleid, misbruikt en vervolgens gechanteerd met foto s enz.? Deelt u de mening dat het hier om strafbare feiten gaat? Zo ja, wat wordt er aan gedaan en waarom wordt er door politie en justitie niet opgetreden? In geval dat er wel is opgetreden, kunt u aangeven hoeveel meldingen of aangiftes van slachtoffers van loverboys zijn gedaan en in hoeveel gevallen tot opsporing en vervolging is overgegaan?
4.
Deelt u de mening dat Marokkaanse meisjes als kwetsbare groep een makkelijke prooi vormen voor de loverboys? Wat is er gebeurd naar aanleiding van uw eerdere toezegging in het algemeen overleg over loverboys om specifieke aandacht te besteden aan de Marokkaanse groep? Hebt u intussen gesproken met zelforganisaties over dit probleem? Zo ja, wat is de uitkomst hiervan?
5.
Deelt u de mening dat schaamte hier een belangrijke rol speelt en dat voorlichting en een actieve campagne gericht op de Marokkaanse gemeenschap nodig zijn om het bespreken van dit probleem mogelijk te maken? Zo ja, welke acties gaat u concreet ondernemen om dit probleem aan te pakken?
6.
Welke rol hebben hulpverleners in het bieden van hulp en opvang van slachtoffers van de loverboys? Zijn ze voldoende geëquipeerd en hebben ze de nodige kennis en deskundigheid om adequate hulp te bieden?
---
1) Amersfoortse Courant, 15 februari 2005
Partij van de Arbeid