---

Brieven aan de Kamer
---

Afstemming tussen de Nederlandse bijdragen aan de EU Battlegroups en de NATO Response Force (NRF)

15-2-2005 9:44:00

Conform de toezegging van de minister van Defensie in het Algemeen Overleg van 17 november jl. informeren wij u hierbij nader over de afstemming tussen de Nederlandse bijdragen aan de EU Battlegroups en de NATO Response Force (NRF).

Inleiding Snelle inzetbaarheid is een conditio sine qua nonvoor een tijdige en succesvolle reactie op een crisis. Het expeditionair vermogen van de Europese krijgsmachten moet worden versterkt ten behoeve van operaties in zowel NAVO- als EU-kader. De Veiligheidsstrategie van de Europese Unie stelt dat de Unie, om haar doelstellingen op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid te bereiken, bereid moet zijn waar nodig over te gaan tot vroegtijdige, snelle en soms ook robuuste interventie. Deze bereidheid krijgt nu gestalte in de vorming van de EU Battlegroups, waarvoor sinds 1 januari van dit jaar een initiële operationele capaciteit is gerealiseerd. De NAVO heeft tijdens de Top van Praag in november 2002 besloten tot de oprichting van de NRF, die sinds oktober 2004 operationeel is.

In de brief aan uw Kamer over de Nederlandse bijdrage aan de EU Battlegroups van 15 november jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 20), is aangegeven dat de EU Battlegroups en de NRF complementair zijn en elkaar versterken. Net als bij de NRF gaat het bij de EU Battlegroups om snel inzetbare eenheden, die de modernisering, de kwaliteitsverbetering en de uitzendbaarheid van de Europese krijgsmachten zullen bevorderen. Adequate toepassing van de EU-NAVO Berlijn-plus-regelingen, die de grondslag vormen voor coördinatie en transparantie tussen beide organisaties, dient duplicatie en concurrentie tussen beide initiatieven te voorkomen. Zoals bekend werken EU en NAVO in dit verband reeds langere tijd aan meer coördinatie en transparantie.

NAVO en EU hebben soortgelijke doelstellingen, bijvoorbeeld ten aanzien van snelle inzetbaarheid, maar er zijn ook verschillen, bijvoorbeeld met betrekking tot de grootte en de aard van de operaties waarvoor NRF en Battlegroups worden ontwikkeld. De NRF en de EU Battlegroups vullen elkaar derhalve aan. Consultaties tussen EU en NAVO over de verschillende opties voor de inzet van deze capaciteiten vinden plaats in het kader van de Berlijn plus- regelingen, aangevuld door het door de Europese Raad van 12 december 2003 vastgestelde document "European defence: NATO/EU consultation, planning and operations" (Kamerstuk 21 501-20, nr. 233 van 17 december 2003). Dit houdt in dat de NAVO de logische keuze is voor een operatie, waarbij zowel de Europese als de Amerikaanse bondgenoten betrokken zijn. In het geval van een crisis dienen contacten tussen EU en NAVO te worden geïntensiveerd, opdat EU en NAVO hun beoordeling van de crisis kunnen bespreken en hun intentie ten aanzien van een mogelijke betrokkenheid kunnen verduidelijken. Indien de NAVO als geheel voor zichzelf geen rol ziet weggelegd, dan kan de EU voor de uitvoering van een operatie kiezen om wel of geen gebruik te maken van NAVO-middelen of capaciteiten, conform de Berlijn plus-regelingen. Zoals uiteengezet in bovengenoemde brief over de Nederlandse bijdrage aan de EU Battlegroups zijn Battlegroups met name geschikt voor kleinere EU-geleide operaties, aangestuurd door een van de nationale hoofdkwartieren.

MCCC Tijdens de op 22 november jl. in Brussel gehouden Military Capabilities Commitment Conference(MCCC), hebben de lidstaten van de EU zich onder meer gecommitteerd om vanaf 2007 dertien Battlegroups gereed te stellen voor de EU. In de brieven van de minister van Defensie, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken van 15 november (Kamerstuk 21 501-28, nr. 20 ) en 17 december (Kamerstuk 21 501-28, nr. 22) bent u al geïnformeerd over de conferentie. Met het op 22 november behaalde resultaat heeft de EU een concrete stap gezet om in 2005 en 2006 minimaal één, en na 2007 zonodig tegelijkertijd twee Battlegroup-operaties uit te kunnen voeren.

EU-NAVO consultaties over afstemming Nederland heeft zich met succes ingespannen om de EU-NAVO relatie, in het bijzonder waar het gaat om de capaciteitsversterking, een prominente plaats te geven op de agenda van het Nederlandse EU-voorzitterschap met betrekking tot het EVDB. De EU-NAVO Capaciteitengroep heeft hiertoe een aantal bijeenkomsten gehouden over de afstemming tussen de EU Battlegroups en de NRF. Hierbij zijn de volgende onderwerpen aan de orde gekomen: 1) het soort missies; 2) standaarden, training en certificering; 3) uitzendbaarheid en voorzettingsvermogen; 4) ´force generation´en 5) rotatieschema´s. Mede door deze besprekingen wisselen de militaire staven van de EU en NAVO thans over een aantal gemeenschappelijke onderwerpen informatie uit, met de bedoeling hierover tot nadere afstemming te komen.

Missies De EU Battlegroups kunnen na een besluit van de RAZEB worden ingezet voor EU-geleide crisisbeheersingsoperaties, onder meer op verzoek van de VN. Deze operaties richten zich op het gehele spectrum aan crisisbeheersingstaken, zoals omschreven in artikel 17 lid 2 van het EU-Verdrag en de EU Veiligheidsstrategie. De EU Battlegroups kunnen derhalve in de lagere en hogere delen van het geweldsspectrum worden ingezet, rekening houdende met hun beperkte omvang (circa 1.500 militairen).

De NRF, die bestaat uit circa 25.000 militairen, is beschikbaar voor zowel de verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied (artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag) als voor de handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Inzet in het gehele geweldsspectrum ligt daarbij voor de hand.

Deelname aan de EU Battlegroups en de NRF vereist voor de betrokken eenheden bijna identieke operationele vaardigheden. Ook de gereedheidstatus is nagenoeg gelijk (EU Battlegroups 5 tot 10 dagen; NRF 5 tot 30 dagen). Verder bevorderen beide concepten de multinationale samenwerking, zonder dat dit ten koste mag gaan van de militaire effectiviteit.

Standaarden, training en certificering De standaarden en procedures voor de EU Battlegroups zullen grotendeels overeenkomen met die van de NRF. Nederland hecht hieraan een groot belang en maakt voor planningsdoeleinden geen onderscheid tussen EU- en NAVO-capaciteiten (´single set of forces´). De NAVO heeft ten behoeve van de NRF haar trainings- en oefenschema aangepast zodat dit integraal is verbonden met het systeem van certificering. De training van eenheden blijft ook binnen de NAVO grotendeels een nationale verantwoordelijkheid en wordt in beginsel afgerond voorafgaande aan de gezamenlijke NAVO-training en certificering. Dit proces gebeurt in de zes maanden die voorafgaan aan de accent- of stand by-periode van 6 maanden. De training en certificering van de EU Battlegroups is een nationale verantwoordelijkheid; namens de EU ziet het EU Militair Comité hierop toe. Daarnaast richten de EU-lidstaten zich op de beoefening van de crisismanagementprocedures in het kader van EU Battlegroup-operaties. Verder overleggen de EU en de NAVO thans om de oefeninspanningen voor de EU Battlegroups en de NRF zoveel mogelijk te harmoniseren.

Uitzendbaarheid en voortzettingsvermogen Zowel de EU Battlegroups als de NRF gaan uit van het adagium ´first in, first out´: zij zullen moeten worden afgelost zodra de missie zich voortzet. Daarbij is de inzet van EU Battlegroups voorzien voor een periode van 30 tot ten hoogste 120 dagen; de NRF kent een uitzendperiode van ten hoogste zes maanden.

´Force Generation´ De formering van EU Battlegroups geschiedt vanuit de EU-lidstaten zelf (´bottom-up´) en is beschreven in het EU Battlegroup-concept. Het EU Militair Comité heeft hierin, via de EU Militaire Staf, een coördinerende rol. Daartoe vinden er tweemaal per jaar ´Battlegroup Generation Conferences´plaats waarin de aanbiedingen van de EU-lidstaten voor de komende twee jaar worden geïnventariseerd, verfijnd en in de tijd vastgelegd. Het gaat hierbij zowel om volledige Battlegroups als om zogenaamde nichecapaciteiten.

Formering van de NRF geschiedt tijdens de jaarlijkse ´NRF Force Generation Conference´, waarin de landen hun bijdrage leveren op basis van een vooraf uitgegeven ´statement of requirements´(lijst met alleen NRF-eenheden). Dit proces wordt centraal door de hoogste NAVO-commandant (SACEUR) geleid en vindt voor twee rotaties gelijktijdig plaats.

Rotatieschema´s Er is binnen de EU en de NAVO voldoende capaciteit beschikbaar om aan de behoeften van beide snelle reactiemachten te voldoen. De landen zijn primair verantwoordelijk voor het op elkaar afstemmen van hun verplichtingen aan de EU en de NAVO hetgeen transparantie en wederzijds inzicht in de planning vereist. Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap zijn hiertoe, zoals hierboven reeds aangegeven, initiatieven ontplooid die de contacten tussen de militaire staven van de EU en de NAVO moeten vergemakkelijken.

De Nederlandse bijdrage In eerdergenoemde brief van 15 november jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 20) is aangegeven dat het initiatief van de EU Battlegroups aansluit bij ons streven naar een expeditionaire, snel inzetbare krijgsmacht. Ditzelfde geldt vanzelfsprekend ook voor de Nederlandse bijdrage aan de NRF (Kamerstukken 28 676, nr. 8 van 2 oktober 2003 en 28 676, nr. 16 van 8 november 2004). Daarmee krijgt de met de Prinsjesdagbrief in gang gezette transformatie van de Nederlandse strijdkrachten verder gestalte.

De Nederlandse krijgsmacht is in staat om de inzet van eenheden voor de EU Battlegroups en de NRF te combineren met de ambitie jaarlijks aan drie operaties in lagere delen van het geweldsspectrum deel te nemen met bijdragen van bataljonsgrootte of equivalenten daarvan, zoals een squadron jachtvliegtuigen of twee fregatten, zonder daarbij dezelfde eenheden gelijktijdig aan te bieden aan de EU Battlegroups en NRF (geen ´double hatting´). Dit vereist een gedegen nationale planning en internationale afstemming van de bijdragen, waarvoor inmiddels de basis is gelegd en die onder verantwoordelijkheid van de minister van Defensie door de Chef Defensiestaf (CDS) wordt uitgevoerd.

Uitgangspunten voor de nationale planning zijn dat: 1) het hiervoor beschreven nationale ambitieniveau niet in gevaar komt; 2) Nederland niet permanent, maar met regelmaat aan een EU Battlegroup bijdraagt; 3) deelname aan de NRF weliswaar permanent maar van wisselende omvang en samenstelling zal zijn en 4) niet dezelfde eenheden gelijktijdig aan de EU Battlegroups en de NRF beschikbaar worden gesteld.

Internationale afstemming geschiedt met de partners (o.a. Duitsland en Verenigd Koninkrijk) waarmee wordt samengewerkt, voorafgaand aan de ´Generation Conferences´ten behoeve van de EU Battlegroups en de NRF. De nadruk van dit overleg richt zich vooral op de aanbiedingsperiode en de verdeling van eenheden. Gebaseerd op deze afstemming worden in NRF-verband ook mogelijke aanvullende aanbiedingen nader geïdentificeerd, rekening houdende met het Nederlandse ambitieniveau en de nodige planningsflexibiliteit.

Op voordracht van de CDS stelt de minister van Defensie, in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken, de nationale bijdrage aan de EU Battlegroups en de NRF vast. In de brieven aan uw Kamer van 8 november 2004 (Kamerstuk 28 676, nr. 16) en 15 november 2004 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 20) is gemeld dat de toewijzing van Nederlandse militairen aan de EU Battlegroups en de NRF op zichzelf niet is onderworpen aan het Toetsingskader. Niettemin zullen de aandachtspunten in het Toetsingskader niet alleen bij inzet, maar voor zover mogelijk ook al bij de toewijzing worden toegepast. De regering heeft u dat in haar reactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken over crisisbeheersingsvraagstukken aangegeven (Kamerstuk 29 521, nr. 5). Toewijzing van Nederlandse eenheden zal vervolgens in de begroting worden bekendgemaakt.

Multinationale samenwerking In eerdergenoemde brief van 17 december jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 22) is gemeld dat Nederland vanaf begin 2007 voor de duur van zes maanden samen met Duitsland en Finland een EU Battlegroup voor inzet gereed zal houden. In 2008 of 2009 zal de samenwerking met het Verenigd Koninkrijk eveneens tot een operationeel inzetbare Battlegroup moeten leiden. Nederland streeft ernaar deze samenwerkingverbanden ook in de toekomst voort te zetten, hetgeen vanzelfsprekend wordt afgestemd met de bijdragen in het kader van de NAVO (NRF).

Zoals in de brief van 15 november jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 20) aangegeven worden de voor 2007 in EU Battlegroup-verband toegezegde troepen tijdens de ´Battlegroup Generation Conference´ van mei 2005 definitief vastgelegd. Wij zeggen u toe dat u hierover per brief wordt geïnformeerd.

DE MINISTER VAN DEFENSIE & DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN