Contactpersoon
-
Datum
15 februari 2005
Ons kenmerk
DGL/05.u00746
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Kamervragen
Geachte voorzitter,
Bijgaand treft u de antwoorden aan op de vragen van de leden van de Tweede
Kamer Verdaas en Wolfsen (PvdA) aan de minister van Verkeer en Waterstaat
over financiële wantoestanden Air Holland.
1. Is het bericht juist dat Air Holland sinds 1999 geen (of veel te
laat) jaarrekeningen publiceerde?
1. Ja.
2. Kunt u een overzicht bieden van de wijze waarop sinds de
oprichting in 1985 uw ministerie toezicht heeft uitgeoefend op Air
Holland?
2. Ja, het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft zowel
toezicht uitgeoefend op de naleving van de vereisten van de Air
Operator's Certificate (AOC) en van de exploitatievergunning. De
vereisten van de AOC zijn primair op de veiligheid gericht. Die van de
exploitatievergunning zijn primair gericht op de duurzaamheid en
economische levensvatbaarheid van de onderneming. De geldigheid van de
exploitatievergunning is te allen tijde afhankelijk van het bezit van een
geldig AOC.
Hieronder zal ik ingaan op het toezicht in het kader van de naleving van
de vereisten van EG-Verordening 2407/92 betreffende de verlening van
exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen. Voor wat betreft de
veiligheidseisen kan ik u melden dat het ministerie er te allen tijde op
heeft toegezien dat de veiligheid op geen enkel moment in het geding
kwam.
Bij het onderstaande overzicht met betrekking tot het financiële toezicht
moet ik opmerken dat de merknaam Air Holland een aantal keren op andere
ondernemingen is overgegaan. Het Air Holland dat tot 2004 vluchten
verzorgde, is pas in 2000 van start gegaan als Air Holland Leasing III
B.V. met als latere naam Air Holland I B.V..
Air Holland Charter begon in de jaren '80 met vluchten voor
chartervervoer. Vanwege kennelijk onvoldoende resultaten ging de
onderneming in 1991 bijna failliet, maar kon middels een doorstart toch
vervoersvluchten blijven uitvoeren.
Toen eind 1999 een faillissement dreigde, benaderde Air Holland Charter
het ministerie van Verkeer en Waterstaat met het verzoek om de
exploitatievergunning en Air Operator's Certificate (AOC) over te
schrijven op naam van het bedrijf Air Holland Leasing III (AHL III)
waarmee, met financiering van nieuwe investeerders, een doorstart zou
worden gemaakt. Hierop heeft het ministerie aangegeven dat een nieuwe
vergunning aangevraagd moest worden, waarbij voorwaarden zijn gesteld aan
doel, structuur en bedrijfsplan van de nieuwe luchtvervoerder. Het
ministerie heeft haar oordeel destijds mede gebaseerd op een ingewonnen
advies van de Landsadvocaat. Daarbij was met name ook gevraagd of de door
Air Holland voorgestelde doorstart een nadeel voor crediteuren met zich
mee zou brengen. De Landsadvocaat beantwoordde die vraag toen ontkennend.
Inzake de exploitatievergunning voor AHL III is in 2000 een positieve
verklaring van een externe accountant afgegeven, zij het wel dat deze
zorgen uitsprak over de financiering op de langere termijn. Gezien de
ontvangen accountantsverklaring is het voornemen tot schorsing van de
exploitatievergunning ingetrokken. Wel is mede vanwege de beoordeling van
de accountant aan AHL III toen de voorwaarde gesteld om na 3 maanden een
aangepast bedrijfsplan te overleggen. In verband daarmee is de vergunning
tijdelijk afgegeven en pas na aanpassing van het bedrijfsplan verlengd.
In de daarop volgende periode, van de zomer 2000 tot eind 2003, heeft het
ministerie van Verkeer en Waterstaat om een goed beeld te krijgen de
financiële situatie gecontroleerd. Dit is gebeurd op basis van
maandelijks opgevraagde exploitatie-gegevens, waarbij er op is toegezien
dat ook financieel gezien aan de veiligheidseisen kon blijven worden
voldaan. Daarbij is niet aan het letterlijk gestelde in de Verordening
voldaan als het gaat over het overleggen van goedgekeurde verklaringen
van externe accountants. Het ministerie heeft de maandelijks verstrekte
exploitatie-gegevens als basis van haar beoordeling gebruikt, aangezien
voor het afdwingen van de goedgekeurde verklaringen geen effectieve
sancties bestaan zonder dat daar een risico op omvangrijke schadeclaims
aan verbonden is. Daarnaast zijn steeds bankgaranties gevraagd en
verkregen. Bij toepassing van genoemde Verordening is gebleken dat AHL
III in staat was haar verbintenissen na te komen.
Eind 2003 kwam AHL III ( waarvan de bedrijfsnaam inmiddels veranderd was
in Air Holland 1) opnieuw in financiële problemen en verloor een deel van
haar contracten met touroperators aan de Exel Aviation Group. Daarop werd
duidelijk dat de onderneming hierdoor mogelijk failliet zou gaan.
Gelijktijdig diende Air Holland 1 een verzoek in om de vergunningen van
deze luchtvaartmaatschappij over te dragen aan een nieuwe onderneming Air
Holland 2. Het verzoek is op 5 december 2003 afgewezen, waarbij is
aangegeven dat voor Air Holland 2 een nieuwe exploitatievergunning
aangevraagd diende te worden.
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft vervolgens bij die nieuwe
aanvraag een aanvullend extern accountantsonderzoek gevraagd aan Air
Holland 2. Dit accountantsonderzoek had betrekking op de vraag of Air
Holland 2 op grond van haar bedrijfsplan in staat kon worden geacht te
voldoen aan de financiële verplichtingen van genoemde Verordening, en
daarmee de veiligheid en dienstverlening te garanderen, rekening houdende
met de realiteit en haalbaarheid van de voorgestelde operaties en een
mogelijke (fiscale) vereenzelviging met het bijna failliete Air Holland
I. Dit onderzoek is uiteindelijk niet uitgevoerd vanwege het afzien van
een doorstart door Air Holland 2.
In februari 2004 verkeerde Air Holland 1 in surseance. Toen bleek dat er
geen zekerheid was of Air Holland 1 ten tijde van de surseance haar
verantwoordelijkheden op het gebied van de Europese veiligheidseisen (JAR-
OPS) nog kon waarmaken, is de AOC geschorst.
Bij vonnis van 25 maart 2004 werd Air Holland 1 door de rechtbank te
Haarlem failliet verklaard. Daarop werd de AOC en exploitatievergunning
ingetrokken.
3. Hoe heeft uw ministerie invulling gegeven aan de verplichtingen
met betrekking tot de controle op luchtvaartmaatschappijen, zoals die
beschreven zijn in de Europese verordening 2407/92, met name in artikel
5? Met welke frequentie heeft u de genoemde controlemogelijkheden
toegepast?
3. In april 1994 is de Nota Vergunningenbeleid aan de Tweede Kamer
ter informatie aangeboden. In deze nota - welke als beleidsregel is aan
te merken - staat onder andere beschreven hoe de bevoegdheden uit
genoemde Verordening door Verkeer en Waterstaat worden ingevuld. De nota
gaat in op de gestelde financiële normen, die in genoemde Verordening
ruim geformuleerd zijn. Daarbij is geoordeeld dat een marginale toets
volstaat.
Deze marginale toetsing brengt met zich mee dat alleen bij kennelijke en
evidente financiële problemen de vergunning kan worden geschorst dan wel
ingetrokken. Dit vooral op basis van de overweging dat, met het oog op
een betrouwbare en adequate dienstverlening onder meer aan de consument,
er dient te worden gewaarborgd dat een luchtvaartmaatschappij te allen
tijde onder gezonde economische voorwaarden en met inachtneming van een
hoog veiligheidsniveau werkt. Daar komt bij dat zware financiële toetsen
van de overheid een intensief economisch onderzoek naar zeer
gedetailleerde informatie, vragen. Feitelijk mengt de overheid zich dan
in de bedrijfsvoering van de ondernemer.
Alhoewel het toezicht op de Europese veiligheidseisen voornamelijk op
basis van de AOC, oftewel de vergunning tot vluchtuitvoering, wordt
uitgevoerd, kan een extra controle worden toegepast op basis van
financiële gegevens. Bij deze extra controle kan worden onderzocht of het
bijvoorbeeld nog financieel haalbaar is om het vereiste onderhoud te
plegen.
De Nota Vergunningenbeleid, evenals genoemde Verordening, biedt voorts de
mogelijkheid om bij financiële problemen de vergunning niet per direct te
schorsen of in te trekken, maar ruimte te geven voor een financiële
reorganisatie. Bij schorsen of intrekken van de vergunning valt immers de
inkomstenbron van de luchtvaartmaatschappij weg en vervalt het
bestaansrecht van de onderneming. Dit maakt het lastig voor de
onderneming om door te starten en ook de passagiers worden gedupeerd.
Overeenkomstig artikel 5 van genoemde Verordening worden controles
jaarlijks uitgevoerd. In het geval van Air Holland, waarbij duidelijke
aanwijzingen waren dat de luchtvaartmaatschappij met financiële problemen
kampte, is de zwaardere financiële toets uit artikel 5 van genoemde
Verordening gesteld, alsmede aanvullende vragen. Om een goed beeld te
krijgen van de financiële situatie is de in- en uitstroom van financiën
gecontroleerd. Dit is gebeurd naar aanleiding van maandelijks opgevraagde
exploitatiegegevens, waarbij er met name op is toegezien dat de
veiligheid niet in het gedrang kwam. Een onderzoek door een externe
accountant is niet meer doorgegaan, omdat Air Holland toen reeds in
surseance verkeerde en failliet is gegaan. Bij het toezicht op de
veiligheid is steeds gebleken dat vluchten van Air Holland voldeden aan
alle veiligheidsnormen.
4. Op welk moment ontving uw ministerie de eerste signalen van
financiële wantoestanden bij Air Holland en hoe is daarop gereageerd?
4. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ontving de eerste
signalen van financiële wantoestanden bij Air Holland ten tijde van de
doorstart van Air Holland in 2000. Het betrof destijds geruchten over het
faillissement van Air Holland. Begin 2000 is middels een advies van de
Landsadvocaat en middels het intern beoordelen van de bedrijfsplannen van
Air Holland het risico van benadeling van crediteuren onderzocht. Bij de
interne beoordeling zijn geen concrete aanwijzingen gevonden van een
onoorbare herkomst van financiële middelen, noch van een onaanvaardbare
bedrijfsstructuur.
5. Hoe bent u van plan om het toezicht op luchtvaartmaatschappijen
in de toekomst te verbeteren, om situaties zoals bij Air Holland te
voorkomen?
5. Naar aanleiding van de huidige ervaringen zal ik laten
onderzoeken of de bevoegdheden ten aanzien de verlening van de
economische vergunning (exploitatie-vergunning) moeten worden
aangescherpt. Allereerst zal een analyse worden gemaakt van de
mogelijkheden. Op basis van deze analyse zal ik de Kamer nader
informeren.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Ministerie van Verkeer en Waterstaat