Rijksuniversiteit Groningen

Opinie 6: 'Hulpverlening niet laten leiden door koloniaal verleden'

Nederland moet zich bij de hulpverlening aan tsunami-slachtoffers in Atjeh niet laten leiden door het eigen verleden in Indonesië. Dat zegt Joost Herman, universitair hoofddocent Internationale Organisaties/Internationale Betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Herman reageert op uitspraken van minister Ben Bot van Buitenlandse Zaken. Die suggereerde vorige week dat Nederland zich in Indonesië terughoudend moet opstellen.

"Nederland is een belangrijke speler op het gebied van internationale humanitaire hulpverlening," zegt Joost Herman. Toch zijn Nederlandse hulpverleners in Atjeh nauwelijks zichtbaar aanwezig. Dat bleek onder meer tijdens het bezoek van minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot aan de door de tsunami getroffen provincie. De bevolking van Atjeh heeft de indruk dat Nederland geen bijdrage levert aan de hulpverlening, ondanks de 400 miljoen euro die het kabinet beschikbaar heeft gesteld.

Onzichtbaar

Nederland lijkt onzichtbaar doordat het bij internationale noodhulp vrijwel altijd werkt onder de paraplu van de Europese Unie of de Verenigde Naties, verklaart Herman. Andere landen, bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Australië, hebben soldaten naar het getroffen gebied gestuurd, maar Nederland heeft besloten dit niet te doen. "De Nederlandse regering heeft een buitenlands beleidsplan waarin geformuleerd is binnen welke kaders en langs welke weg hulp wordt verleend in geval van humanitaire nood. Daarbij geldt als belangrijk punt dat de hulpverlening moet gebeuren langs multilaterale kanalen, dus via internationale samenwerkingsverbanden. Op die manier wordt de onpartijdigheid van de hulp gegarandeerd en kan voorkomen worden dat geld door bijvoorbeeld corruptie in verkeerde handen terecht komt."

Kort na de ramp boden verschillende landen grote bedragen voor hulp, allemaal op bilaterale basis, dus één op één. "Schröder beloofde namens Duitsland 500 miljoen euro, daar kwam de Australische premier overheen met een bedrag van 560 miljoen. Het is trouwens nog maar de vraag of dat toegezegde geld er echt komt. Duitsland heeft een enorm gat op de begroting, die kunnen niet zomaar een half miljard missen."

De Nederlandse regering moet zich niet laten verleiden tot dergelijk pronkerig gedrag, vindt Herman. "Er bestaan duidelijke richtlijnen, vastgelegd in het Subsidiekader Humanitaire Hulpverlening. Daar moeten ze nu niet ineens van afwijken."

Verleden

Tijdens zijn bezoek aan Atjeh merkte Bot op dat de Nederlandse regering terughoudend moet zijn vanwege de koloniale historie. "Gezien ons verleden hier, we hebben toch een bepaalde reputatie opgebouwd, vind ik dat we voorzichtig en diplomatiek te werk moeten gaan," zei de minister tegen meegereisde journalisten.

Volgens Herman is het niet terecht om je bij humanitaire hulp te laten leiden door het verleden. "Nederland en Indonesië hebben een speciale relatie met elkaar en bij deze kwestie spelen vooral de laatste twee politionele acties - dan laat ik de hele Atjeh-oorlog aan het eind van de negentiende eeuw nog even buiten beschouwing. Maar je moet niet vanuit een soort historisch schuldgevoel op de achtergrond blijven om geen gevoelens te kwetsen. De gemiddelde inwoner van Atjeh zal het echt niet uitmaken. Aan de andere kant moet Nederland ook niet ineens uit historische overwegingen extra hulp geven. Er is een beleidskader dat de regering gebruikt bij hulpverlening, of dat nou in Kongo is of in Sudan of in Thailand. Daar moet je niet plotseling van afwijken vanwege het Nederlandse koloniale verleden in Indonesië."

Herman verwijst naar Japan, dat ondanks het oorlogsverleden zeer actief is in de getroffen gebieden in Azië. Ook Duitsland is de laatste vijftien jaar, sinds de val van de muur, steeds actiever op het internationale toneel, bijvoorbeeld in voormalig Joegoslavië ten tijde van de Kosovo-crisis.

Curriculum Vitae

Dr. Joost Herman (1963) studeerde geschiedenis en internationaal recht in Leiden en promoveerde in 1994 in Utrecht op een proefschrift over de bescherming van minderheden in Midden- en Oost-Europa door de Volkenbond. Hij is sinds 1995 verbonden aan de Rijsuniversiteit Groningen als universitair hoofddocent IO/IB en director of studies van het European Master programme on Humanitarian Action.

Informatie

Dr. J. Herman, tel. (050) 363 6014/7254, e-mail: j.herman@let.rug.nl