Ministerie van Buitenlandse Zaken

Den Haag | |DAO/ZO
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |14 februari 2005                    |Behand|Eric Verwaal         |
|      |                                    |eld   |                     |
|Kenmer|DAO- 113/05                         |Telefo|070-3485603          |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/4                                 |Fax   |070-3485323          |
|Bijlag|1                                   |ef.verwaal@minbuza.nl        |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|Bezoek aan door tsunami getroffen   |                             |
|t     |landen                              |                             |
Graag bied ik u hierbij aan het verslag van mijn reis van 2 tot 9 februari jl. naar drie door de tsunami getroffen landen (Sri Lanka, Indonesië en Thailand).

Aanleiding voor dit bezoek was de tsunami die zoals u bekend in deze landen grote schade heeft aangericht en vele slachtoffers heeft geëist, onder welke ook enkele tientallen landgenoten. In alle landen heb ik in gesprekken met de autoriteiten namens de Nederlandse regering mijn deelneming en medeleven betuigd met de slachtoffers van de ramp. In Sri Lanka en Thailand heb ik tevens dankbaarheid overgebracht voor de ruimhartige en flexibele hulp die Nederlandse burgers in nood, de Nederlandse ambassade ter plekke en het rampenidentificatieteam (RIT) hebben ondervonden in de weken nadat de tsunami op Tweede Kerstdag 2004 had toegeslagen.

In Atjeh en Phuket heb ik korte bezoeken aan het rampgebied gebracht. Ik ben zeer onder de indruk geraakt van de enorme verwoesting en het menselijk leed dat door de tsunami is aangericht. Door de enorme kracht van het water zijn grote delen van Banda Atjeh van de aardbodem weggevaagd. Zeeschepen die kilometers landinwaarts te vinden zijn getuigen van de omvang van de watermassa's. Op de Phi Phi eilanden in Thailand is het contrast tussen complete ravage en idylle navrant.

In Sri Lanka en Indonesië is de eerste nood gelenigd en wordt aan planning voor rehabilitatie en wederopbouw gewerkt. De uitvoering daarvan zal zeker nog jaren in beslag nemen. In Thailand, dat op beperktere schaal getroffen is, hoopt men binnen een jaar de schade weer volledig hersteld te hebben. In dat land heb ik uit mijn gesprekken en bezoeken de indruk gekregen dat het opruimen van de ravage in volle gang is en dat de bevolking weer voorzichtig toekomt aan het nadenken over de toekomst. Ook de planning van de wederopbouw lijkt voortvarend ter hand te worden genomen.

In Sri Lanka en Indonesië was men overweldigd door de wereldwijde solidariteit en steun, waarbij de Nederlandse bevolking en regering een zeer ruimhartige indruk hadden achtergelaten. Daarnaast was er in Sri Lanka en Thailand veel waardering voor de snelle inzet van het Nederlandse RIT, dat thans nog altijd in Thailand aan het werk is. Mijn Thaise collega was zeer lovend over de kundigheid, attitude en ervaring van het Nederlandse RIT dat samen met de Thaise politie en het Australische team een belangrijke inbreng in de aanpak heeft. Ik heb het RIT ter plekke aan het werk gezien en heb enorme waardering voor het moeilijke maar voor velen zo belangrijke werk dat zij daar verrichten.

In alle drie de landen heb ik iedereen die hulp heeft geboden aan Nederlanders in nood, zoals lokale vrijwilligers, lokale instellingen en ambassademedewerkers, persoonlijk bedankt voor de enorme inzet. Betrokkenen hebben er alles aan gedaan om de Nederlanders die door de tsunami direct of indirect getroffen zijn zo goed mogelijk bij te staan. Ik heb de stellige indruk dat zij daarin geslaagd zijn en ben hen erkentelijk voor het vervullen voor de vaak moeilijke taken onder vaak chaotische en emotionele omstandigheden.

Wat mij in alle landen opviel was de behoefte aan herkenbaarheid en zichtbaarheid van internationale bijdragen aan wederopbouw. In Sri Lanka en Indonesië benadrukten mijn gesprekspartners dat ze het wederopbouwproces het liefste zo willen inrichten dat internationale partners een herkenbare bijdrage kunnen leveren. Er wordt ondermeer gedacht aan een geografische, sectorale of programmatische taakverdeling die uitgaat van de noden maar aansluit bij de expertise en de aanbiedingen van internationale partners. Ik heb in dat kader bij herhaling aandacht gevraagd voor een transparante en effectieve besteding van de financiële steun van overheden, instellingen en burgers die vanuit de hele wereld is toegezegd. Hoewel ik geen voorstander ben van het overdadig planten van vlaggen, zie ik in dat zaken als herkenbaarheid, zichtbaarheid en transparantie bij wederopbouwhulp aandacht verdienen.

Colombo (3 februari)
In Colombo had ik gesprekken met president Chandrika Bandaranaike Kumaratunga, en minister van Buitenlandse Zaken Kadirgamar. Voorts sprak ik met vertegenwoordigers van oppositiepartijen Tamil National Alliance en United National Party. In alle gesprekken kwam het conflict in Sri Lanka aan de orde. Zowel regering als oppositie waren voorzichtig optimistisch over het vinden van een modus operandi voor de wederopbouwfase tussen regering en LTTE (Tamil Tigers) in het noordoosten. Thans was sprake van een soort 'gentlemen's agreement'. Niemand geloofde al echt in een vredesakkoord, maar men hoopte dat uit een nog verder uit te werken pragmatische samenwerkingsovereenkomst vertrouwen zou kunnen groeien.

Jakarta (4-5 februari)
In Jakarta voerde ik gesprekken met vice-president Kalla en minister van Buitenlandse Zaken Wirajuda. Met beiden sprak ik onder meer uitvoerig over het conflict in Atjeh. Uit mijn gesprekken is duidelijk geworden dat de Indonesische regering bereid is om verder te praten met de GAM (zoals recentelijk onder auspiciën van de Finse oud-president Ahtisaari) op voorwaarde dat de GAM het streven naar afscheiding laat varen. Onder het vaandel van autonomie zou de Indonesische regering compromisbereid zijn. Men verwachtte dat er nog wel een aantal gespreksronden nodig zouden zijn voordat enige voortgang verwachtbaar was. Op 10 en 11 februari zouden inspraakrondes worden gehouden over de wederopbouw waarbij de gehele bevolking van Atjeh betrokken zou worden.

Met mijn ambtgenoot Wirajuda sprak ik voorts over de zaak-Munir. Indonesië beraadt zich thans op een nieuw rechtshulpverzoek, dat rekening houdt met het Nederlandse beleid inzake de doodstraf. Voorts heb ik mijn collega gevraagd om opheldering inzake niet-verleende visa aan een NGO-delegatie waarvan ook enkele Kamerleden deel uitmaakten. Hierop zou hij nog terugkomen.

Banda Atjeh (6 februari)
In Atjeh sprak ik met minister Alwi Shihab en de militair commandant van Atjeh, generaal Bambang Darmono. In dit gesprek werd benadrukt dat er grote behoefte is aan noodbruggen om de belangrijkste wegverbindingen in Atjeh te kunnen herstellen. Daarop heb ik aangeboden om negen Nederlandse baileybruggen (thans in bezit van de NAVO) naar Atjeh over te laten brengen. Ik sprak in Banda voorts met de in Atjeh actieve VN-organisaties en had een ontmoeting met Nederlandse hulporganisaties (o.a. Novib, Hivos, Cordaid). De betreffende organisaties waren lovend over de rol van het Indonesische leger in noodhulp en wederopbouw. Zij kregen alle medewerking en toegang om de taken naar behoren te kunnen uitvoeren.

Phuket (7 februari)
Tijdens mijn bezoek aan Phuket kreeg ik een duidelijk beeld van het werk van het RIT, van de aard en de omvang van de schade ter plaatse en van de wijze waarop de Thaise autoriteiten de wederopbouw ter hand nemen. Ik had ontmoetingen met de gouverneurs van Phuket en Krabi, alsmede met de Chief District Officer van de provincie Phang-Nga. Ik heb daarbij mijn dank uitgesproken voor de ruimhartige steun aan de buitenlandse slachtoffers en voor het faciliteren van het werk van ambassades en buitenlandse identificatieteams.

Bangkok (8 februari)
In Bangkok had ik een ontmoeting met de Thaise minister van Buitenlandse Zaken, Surakiart. Aan de orde kwamen de Thaise plannen voor de wederopbouw, een tsunami-early warning systeem, de kwestie Birma en de situatie van de Nederlandse gedetineerden in Thailand, waaronder de zaak Kuijt. Na afloop van het gesprek hebben wij de akten van bekrachtiging van het WOTS-verdrag tussen Nederland en Thailand uitgewisseld tijdens een officiële ceremonie. Hierdoor kan dit verdrag per 1 april 2005 in werking treden.

Ik sloot mijn bezoek af met het bijwonen van een herdenkingsconcert, georganiseerd door de Nederlandse vereniging en ambassade in Thailand. Op deze avond werden met korte toespraken, muziek en een gedicht de in Thailand woonachtige Nederlandse slachtoffers van de tsunami herdacht en werd er geld ingezameld voor de wederopbouw van scholen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot


---- --