Gezondheidsraad

Persbericht

Gebruik van antivirale middelen en andere maatregelen bij een grieppandemie

Griepgolven komen met grote regelmaat voor. Anders ligt dat bij grieppandemieën. Dit zijn onvoorspelbare, wereldwijde epidemieën, veroorzaakt door een nieuw type griepvirus. Als zon pandemie ontstaat en ons land bereikt, kan tot dertig procent van de bevolking ziek worden. Mensen met ziekteverschijnselen die duiden op griep moeten dan behandeld worden met antivirale middelen, binnen 48 uur na het ontstaan van de klachten. Om daar in te kunnen voorzien is aanleggen van een voorraad met vijf miljoen kuren antivirale middelen nodig. Dit schrijft de Gezondheidsraad in een advies dat vandaag wordt aangeboden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

In Azië wordt al een tijd een nieuw type griepvirus gevonden, dat zeer besmettelijk is voor pluimvee. In een aantal gevallen zijn door besmetting met dit virus ook mensen ziek geworden of zelfs overleden. Als het virus overdraagbaar wordt van mens tot mens, kan dat leiden tot een grieppandemie. Een pandemie kan overigens ook elders in de wereld ontstaan.
Het beste middel om mensen tegen besmetting te beschermen is vaccinatie, maar het maken van vaccins tegen nieuwe griepvirussen duurt geruime tijd. Zolang een vaccin ontbreekt, zijn bij een grieppandemie dan ook andere maatregelen nodig. De Gezondheidsraad adviseert tijdens een massale uitbraak iedereen die ziek wordt te behandelen met het antivirale middel oseltamivir, een zogeheten neuraminidaseremmer. Behandeling verkort de ziekteduur en vermindert de besmettelijkheid voor anderen. Uitgaande van een percentage zieken van maximaal dertig procent, zouden we in Nederland moeten beschikken over vijf miljoen kuren van dit middel. Ten tijde van de eerste Nederlandse zieken adviseert de Gezondheidsraad deze zieken te behandelen en hun naasten uit voorzorg antivirale middelen te geven, vóórdat zij ziek worden. Dat kan verdere verspreiding van het virus tegengaan. Bij een grotere uitbraak vindt de Gezondheidsraad het geven van een kuur aan iemand die niet ziek is niet doelmatig. Mensen bouwen dan geen immuniteit op en kunnen later alsnog besmet raken. Een uitzondering kan gemaakt worden voor bijzondere groepen, zoals ouderen of hulpverleners. Aanvullende maatregelen bij massale besmetting zijn het sluiten van scholen en beperken van grootschalige evenementen. Dat gaat verspreiding van het virus tegen, maar kan ook grote maatschappelijke en economische gevolgen hebben. Als massale besmetting optreedt, is zorgvuldige afweging dan ook geboden.
Tijdens een pandemie moet de overheid deskundigen inschakelen, bijvoorbeeld van het Centrum Infectieziekten i.o.. Als de pandemie eerder in andere landen is opgetreden, moeten gegevens uit die landen gebruikt worden. De scenarios met maatregelen moeten verder regelmatig geactualiseerd worden op basis van nieuwe gegevens.

sB prof. dr J van der Noordaa, voorzitter; emeritus hoogleraar virologie; Academisch Medisch Centrum, Amsterdam sB prof. dr GJ Bonsel, hoogleraar sociale geneeskunde; Academisch Medisch Centrum, Amsterdam sB dr PJ van Dalen, adviseur; Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag sB prof. dr JT van Dissel, hoogleraar infectieziekten; Leids Universitair Medisch Centrum sB dr GA van Essen, huisarts; Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde; Universitair Medisch Centrum Utrecht sB prof. dr JWM van der Meer, hoogleraar inwendige geneeskunde; Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen sB prof. dr ADME Osterhaus, hoogleraar virologie; Erasmus MC, Rotterdam sB dr RRR Huijsman-Rubingh, adviseur; Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag sB prof. dr EJ Ruitenberg, hoogleraar internationale volksgezondheid; Vrije Universiteit, Amsterdam sB prof. dr P Smits, hoogleraar farmacologie; Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen sB dr EW Steyerberg; Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Rotterdam sB drs ACG Voordouw; College ter beoordeling van geneesmiddelen, Den Haag sB dr K Groeneveld, secretaris; Gezondheidsraad, Den Haag

Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt dr K Groeneveld, tel. (070) 340 5688, e-mail: k.groeneveld@gr.nl.
14 februari 2005