Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-Gravenhage Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
26 januari 2005 IZ/IZ/2005/6720
02-05-SZW
Onderwerp Datum
Inbreng Nederlandse regering bij de Europese regionale conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie

Van 14 tot 18 februari as. vindt in Boedapest de 7e Europese regionale bijeenkomst van de Internationale Arbeidsorganisatie plaats.
In de brief van 26 januari 2005 verzoekt u mij om de Kamer te informeren over de Nederlandse inbreng bij deze conferentie.

Doel van regionale bijeenkomsten is om een platform te bieden voor tripartiete delegaties om hun mening kenbaar te maken over de implementatie en programmering van de regionale activiteiten van de ILO.
Besluiten van de Regionale Conferentie worden in de vorm van conclusies, rapporten of resoluties aan de Raad van Beheer voorgelegd. De Raad van Beheer kan zgn. observations bij de resultaten van de conferentie plaatsen of het Internationaal Arbeidsbureau verzoeken om te rapporteren over de implementatie van de door de regionale bijeenkomst voorgestelde actie.

Voor de bijeenkomst in Boedapest staan de delen I en II van het Rapport van de Directeur Generaal van de ILO centraal.

Deel I van het rapport, "Managing Transitions: Governance for Decent Work", gaat in op governance for decent work in de context van globalisering. Hierbij staan 4 thema's centraal: (1) jeugdwerkgelegenheid, (2) migratie, (3) flexibiliteit, stabiliteit en zekerheid ("flexicurity") op de Europese arbeidsmarkt en (4) vergrijzing, deelname aan de arbeidsmarkt en pensioenhervorming.

Ten aanzien van het thema jeugdwerkgelegenheid is het Nederlandse uitgangspunt dat zowel de arbeidsmarktsituatie als deelname aan scholing van invloed is op de arbeidsparticipatie van de jeugd. Deze invloed is echter niet te kwantificeren. Verder zal aandacht worden besteed aan de resultaten van enkele initiatieven om de jeugdwerkgelegenheid te bevorderen. Deze initiatieven maken een combinatie van werken en leren mogelijk. Het uitgangspunt is het behalen van

2

startkwalificaties door jongeren. Een concrete actie is het instellen van de Taskforce Jeugdwerkloosheid, waarin ook sociale partners zijn vertegenwoordigd.

Kern van de Nederlandse inzet met betrekking tot het thema migratie is dat arbeidsmigratie voor Nederland geen oplossing is voor vergrijzing, maar dat een selectieve toelating van migranten een bijdrage kan leveren om de budgettaire gevolgen van vergrijzing op te vangen en de kenniseconomie te versterken. Verhoging van de inzet van het binnenlandse arbeidsaanbod heeft daarom prioriteit. Dit betekent tevens een restrictief beleid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Overigens kan het antwoord op deze vraag voor alle landen verschillend zijn. Het oplossen van de problemen van de vergrijzing vraagt om maatwerk per land. De budgettaire gevolgen van arbeidsmigratie zijn mede afhankelijk van de hoge uitkeringsafhankelijkheid van arbeids- en volgmigranten. De slechte arbeidsmarktpositie van de volgmigranten is vaak gekoppeld aan een slechte opleiding en het ontbreken van een startkwalificatie. Het behalen van de startkwalificatie en het voorkomen van uitval tijdens de schoolperiode is daarom essentieel om een goede arbeidsmarktpositie te verkrijgen. Daar waar de startkwalificatie ontbreekt zijn duale trajecten, waarbij scholing en werken wordt gecombineerd, een goede methode om de arbeidsmarktpositie van allochtonen te verbeteren.
Ook moet verdringing van arbeidsaanbod door illegale tewerkstelling worden voorkomen. Hiertoe moet mede de vraag naar illegalen omlaag. Het moet voor werkgevers niet aantrekkelijk zijn om werknemers illegaal te werk te stellen. Een vermindering van illegale tewerkstelling vermindert tevens de kans op uitbuiting van illegalen. Om de vraag naar illegale arbeid tegen te gaan is een effectieve handhaving nodig met een forse sanctie bij overtreding.

Uitgangspunt van de Nederlandse inzet ten aanzien van het thema "flexicurity" is het vinden van de juiste balans tussen flexibiliteit en zekerheid. Er kan worden geput uit opgedane ervaringen met de Wet Flexibiliteit en Zekerheid, waaruit blijkt dat flexicurity een positief effect kan hebben op de arbeidsmarktpositie en -participatie van kwetsbare groepen en de economische groei.

Ten aanzien van het thema vergrijzing, ten slotte, zal namens Nederland worden toegelicht welke maatregelen in Nederland zijn genomen om de gevolgen hiervan te beperken. Hierbij kan worden gedacht aan de instelling van een AOW spaarfonds, het voorbereiden van een geactualiseerde Pensioenwet en het aanzienlijk beperken van de fiscale ondersteuning bij vervroegde pensionering.

Deel II van het rapport, "ILO Activities 2001-2004, Cooperation in a changing environment", geeft een overzicht van de activiteiten die de ILO van 2001-2004 in de regio ontplooid heeft. Hierbij is vooral gekeken naar de transitie van planeconomie naar markteconomie en het omarmen van het Europese Sociaal Model. De inbreng van Nederland zal zich richten op wat de ILO in de toekomst ziet voor de regio op het gebied van werkgelegenheid, sociale bescherming, werknemersrechten en de sociale dialoog. De thema's die worden aangesneden komen in grote mate overeen met de onderwerpen die het Nederlandse Voorzitterschap van de EU gedurende de tweede helft van 2004 heeft geïdentificeerd voor de Europese sociale beleidsagenda 2006- 2010.
De kernonderwerpen voor de sociale agenda werden toen samengevat onder het (in het Engels gestelde) acroniem ACTION: "activation, commitment, training, inclusion, organisation of work, non-discrimination." Algemeen werd onderstreept dat het werkgelegenheids- en sociaal beleid van de EU en de lidstaten meer nog dan nu moet bijdragen aan het behalen van de

3

Lissabondoelstellingen. Voor grote delen van de regio blijft de economische groei achter terwijl de vergrijzing van de beroepsbevolking snel toeneemt. Dat betekent dat het beleid gericht moet zijn op hervorming van sociale stelsels, juist om ze voor de toekomst te kunnen behouden. Bevordering van arbeidsparticipatie, een flexibeler arbeidsrecht en versterking van het activerende vermogen van sociale stelsels staan centraal. Het is belangrijk dat ook de ILO dit geluid duidelijk naar voren brengt. De doelstellingen op het gebied van sociale bescherming blijven onverminderd van kracht, maar ze moeten wel geplaatst worden in deze context van noodzakelijke hervormingen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)