---

Brieven aan de Kamer
---

Integrale helikoptercapaciteit

10-2-2005 15:25:00

Hierbij reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 20 januari jl. (uw kenmerk Def-05-007 / Def-05-008) om een reactie op twee brieven (d.d. 24 december 2004 en 13 januari 2005) van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapscommissie (GMC) van marinevliegkamp De Kooy. Onderwerp van beide brieven is de plaatsing van de twintig NH90 helikopters die de komende jaren bij Defensie zullen instromen.

Voordat ik kort op de inhoud van beide GMC-brieven reageer, stel ik voor de duidelijkheid nog eens de positie van de medezeggenschapscommissies bij Defensie aan de orde: wat mogen zij wel en wat niet. Ik voel mij daartoe geroepen, omdat het de afgelopen periode vaker is voorgekomen dat een medezeggenschapscommissie de publiciteit zoekt en een besluit van de politieke leiding ter discussie stelt.

De positie van medezeggenschapscommissies ten aanzien van politieke besluiten Medezeggenschap is in het algemeen geregeld in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Volgens deze wet kent medezeggenschap binnen de overheid een aantal beperkingen in verband met de publieke taak van overheidsorganen en de relatie met het parlement. Daarnaast gelden voor de medezeggenschap bij Defensie specifieke beperkingen vanwege het garanderen van de onvoorwaardelijke beschikbaarheid van de krijgsmacht, het functioneren binnen internationale samenwerkingsverbanden en de hiërarchische organisatiestructuur.

Bij de overheid in het algemeen geldt dat besluiten die door democratisch gecontroleerde organen worden genomen, tot het primaat van de politiek behoren en zijn onttrokken aan het medezeggenschapsrecht. In de WOR en in het Besluit Medezeggenschap Defensie (BMD) is bepaald, dat "de vaststelling van de taken van het ministerie en delen daarvan, het beleid ten aanzien van die taken en de uitvoering van die taken geen onderwerp zijn van overleg, behoudens voor zover het de gevolgen daarvan betreft voor de werkzaamheden van de werknemers". De plaatsing en het onderhoud van helikopters zijn dus geen onderwerpen waarover met de medezeggenschapscommissie hoeft te worden overlegd, dit in tegenstelling tot de gevolgen van dat besluit voor het personeel.

In het recente kort geding van de medezeggenschapscommissie van de Vliegbasis Twenthe over de sluiting van die basis tegen de Staat is door de rechter onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad overwogen, dat de wetgever dit soort besluiten van medezeggenschap heeft willen uitsluiten. Er bestaat zéker geen ruimte om zich na een politiek besluit ongevraagd, zelfstandig en rechtstreeks tot het parlement te richten om de juistheid van een door de minister en staatssecretaris genomen besluit in twijfel te trekken.

Medezeggenschap is bij Defensie het forum voor overleg van de werkvloer met het hoofd van een diensteenheid. De twee brieven van de GMC zijn een sprekend voorbeeld van hoe het niet moet en niet mag. Twijfel of de minister op goede gronden heeft beslist, had bij mij zelf kenbaar moeten worden gemaakt via de aangewezen kanalen.

Gezien de heldere procedures en afspraken die bestaan over de rol van de medezeggenschapscommissie bij Defensie, moge het duidelijk zijn dat ik niet gelukkig ben met de wijze waarop de GMC in deze zaak heeft geopereerd. Ik beraad me thans over vervolgstappen in deze zaak. In ieder geval zal ik over deze kwestie binnenkort contact opnemen met de GMC, waarbij overigens het functioneren van het instituut en niet dat van personen centraal zal staan.

Tijdens het notaoverleg van 22 november jl. dat aan de begrotingsbehandeling vooraf ging, heeft de staatssecretaris de toezegging gedaan om vóór de zomer de positie van de medezeggenschap bij Defensie door een onafhankelijke derde tegen het licht te doen houden. Om de twee onderwerpen die in deze brief aan de orde komen, medezeggenschap en de besluitvorming over de helikoptercapaciteit, op hun eigen merites te kunnen beoordelen, stel ik voor aspecten die de medezeggenschap betreffen te betrekken bij het overleg met de staatssecretaris naar aanleiding van het toegezegde onderzoek. In het algemeen overleg van 2 maart a.s. met mij kunnen dan de besluiten over de helikoptercapaciteit centraal staan.

Integrale helikoptercapaciteit Op 20 september 2004 heb ik de Kamer de studie "Integrale Helikoptercapaciteit" gestuurd. Ik heb deze studie vastgesteld op grond van adviezen van de ambtelijke top, inclusief de bevelhebbers. Defensie komt daarin onder meer tot de conclusie dat het huidige contract voor twintig NH90 NFH (Nato Frigate Helicopter) helikopters moet worden opengebroken. In plaats van alleen NFH´s zal Nederland ook NH90 MTTH´s (Marinised Tactical Transport Helicopter) helikopters gaan verwerven ter vergroting van de transportcapaciteit waaraan dringend behoefte bestaat. Gekozen is voor twaalf NFH´s en acht MTTH´s.

In de desbetreffende studie is verder een defensiebredeafweging gemaakt met betrekking tot de plaatsing van de NH90-defensiehelikopters op de verschillende vliegvelden onder het op te richten Defensie Helikopter Commando. De twaalf NH90 fregattenhelikopters worden op marinevliegkamp De Kooy gestationeerd, omdat de NFH´s een intensieve relatie met de fregatten in Den Helder hebben. Daarnaast heeft Defensie, alles afwegend, besloten de acht MTTH transporthelikopters die niet alleen een intensieve relatie met de "Landing Platform Dock" (LPD) hebben, maar ook voor krijgsmachtbrede transporttaken worden ingezet, op vliegbasis Gilze-Rijen te plaatsen. Daar zijn ook de overige transporthelikopters van Defensie samengebracht en daar krijgt het Defensie Helikopter Commando zijn hoofdkwartier.

De brieven van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapscommissie De kritiek van de GMC spitst zich toe op het politieke besluit om de NH90s niet allemaal op marinevliegkamp De Kooy te plaatsen. Volgens de GMC gaat Defensie voorbij aan "het feit dat samenwerking met andere marinehelikopters en het oefenen en inzetten op schepen de nadruk zal hebben".

In eerdere brieven en betogen hierover heeft Defensie steeds het bredere defensiebelang van de transporttaak onderstreept en onderbouwd. De NH90 MTTH´s zullen vanaf Gilze-Rijen voor krijgsmachtbrede transporttaken worden ingezet. Voor de maritieme transporttaak in combinatie met een LPD kunnen de MTTH´s gedurende bepaalde periodes wel op De Kooy worden gedetacheerd.

De verschillende transporttaken van de MTTH´s zullen steeds door het Defensie Helikopter Commando worden gecoördineerd en uitgevoerd. Dit bevordert de verdere vergroting van de doelmatigheid bij Defensie. De GMC redeneert bij haar keuze om alle NH90´s op De Kooy te stationeren teveel uit eigenbelang en heeft onvoldoende oog voor het bredere defensiebelang.

Bij de onderbouwing van haar stelling beroept de GMC zich op een aantal vermeende onjuistheden in eerdere brieven over dit onderwerp, zoals extra investeringen, personele exploitatie, civiele geluidsruimte en het onderhoudsconcept. In reactie hierop heb ik de bestuursstaf in overleg met de marinestaf alles opnieuw laten narekenen. Ook bij nadere bestudering blijft de conclusie, dat de inhoud van de defensiebrieven wel degelijk juist is. Het is de GMC die verkeerde berekeningen of uitgangspunten hanteert.

De BTW-kwestie, ten slotte, die de GMC in haar tweede brief van 13 januari jl. aanstipt, vormt geen factor van invloed bij de besluitvorming over stationering. De Tweede Kamer zal zoals toegezegd over de voorgenomen contractwijziging van de NH90 en de financiële gevolgen daarvan, inclusief de BTW-kwestie, worden geïnformeerd. De GMC is voorbarig geweest door deze informatie naar buiten te brengen.

Ten slotte In het algemeen overleg van 2 maart a.s. zet ik graag de gedachtewisseling met de Kamer over de helikoptercapaciteit voort, mede op basis van mijn brieven van eind vorig jaar over de NH90s. De inhoud van deze brieven was wel degelijk juist. Het is de GMC van het marinevliegkamp De Kooy die verkeerde berekeningen hanteert en teveel vanuit het eigenbelang redeneert. De GMC is met de twee brieven bovendien buiten haar boekje gegaan. De staatssecretaris kan dan te zijner tijd, mede naar aanleiding van zijn toezegging dienaangaande, het overleg met de Kamer over de grondslag en de reikwijdte van de medezeggenschap bij Defensie voortzetten.

DE MINISTER VAN DEFENSIE