9 februari 2005
Aantal geregistreerde seksuele misdrijven toegenomen
Het aantal geregistreerde seksuele misdrijven is tussen 1985 en 2002 toegenomen met ruim 40%, de aangiftebereidheid is laag en de rechter oordeelt relatief vaak dat het seksuele delict niet bewezen is. Dit zijn enkele conclusies uit het onderzoek 'Seksuele delinquentie, de prevalentie door de jaren heen' van het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie).
De onderzoekers M. Brouwers en P.R. Smit baseren hun onderzoek op onder andere de slachtofferenquêtes van het CBS, het aantal processen-verbaal van deze delicten en rechtbankcijfers. Hieruit blijkt dat de aangiftebereidheid laag is. De slachtoffers melden in de enquêtes 15.000 tot 16.000 gevallen van verkrachting of aanranding. Het aantal processen-verbaal ligt een stuk lager: 1.801 voor verkrachting, 2.737 voor aanranding.
Een van de oorzaken van de lage aangiftebereidheid is wellicht het feit dat de delicten in het strafproces vaak niet bewezen worden. Daarnaast zijn de verdachten vaak bekenden.
Voor wat betreft de vervolging en de berechting komen de onderzoekers met de volgende cijfers: in de periode 1998-2003 worden jaarlijks 2.600 tot 2.700 seksuele misdrijven behandeld door het OM. 63% wordt voor de rechter gebracht. De overige zaken worden door het OM zelf afgedaan. De zaak wordt dan meestal geseponeerd. Bij een kwart van alle zaken gebeurt dit wegens gebrek aan wettig bewijs.
Komt een zaak voor de rechter, dan volgt in 15% van de gevallen een vrijspraak, wegens gebrek aan bewijs. Bij verkrachting gaat het om 21% van de gevallen. Ter vergelijking: bij misdrijven in het algemeen ligt dit percentage op 4%.
De kans dat een verdachte van een seksueel delict een sanctie (transactie, alle mogelijke sancties door de rechter en vrijheidsbenemende maatregelen als tbs) opgelegd krijgt, is iets meer dan 50%. Bij verkrachtingszaken is dit iets minder dan 50%.
Bron: 'Seksuele delinquentie, de prevalentie door de jaren heen', M. Brouwers en P.R. Smit. Justitiële verkenningen, jrg. 31, nr. 1, 2005.
Openbaar Ministerie