KNMG
Evenwicht arts-patiënt rond euthanasie niet verstoren.
Volgens de NVVE komt het 'honderden keren' per jaar voor dat artsen toezeggingen aan een patiënt over euthanasie niet nakomen of zich 'op slinkse wijze' daaraan onttrekken. Laat ik daar meteen duidelijk over zijn: dergelijk handelen moet afgekeurd worden. Maar of dat gedrag voorkomt in de mate die de NVVE suggereert, waag ik te betwijfelen. Van de arts mag uiteraard rond ingrijpende zaken als levensbeëindiging een heldere en consequente opstelling worden verwacht. Het behoort tot de taak van de arts om valse verwachtingen bij de patiënt of zijn familie te voorkomen. De arts die daar onvoldoende op let, kan tuchtrechtelijk worden aangesproken.
Maar is dat nu de kern van de zaak? In het deze week door de NVVE gepubliceerde boek wordt een eenzijdig beeld geschetst van de wijze waarop artsen met euthanasieverzoeken omgaan. Dat vind ik zorgelijk. Voorkomen moet worden dat beslissingen rond euthanasie worden versimpeld tot een machtsstrijd tussen arts en patiënt. Zo'n machtsstrijd kan ontstaan als de suggestie wordt gewekt dat euthanasie zo langzamerhand een recht van de patiënt is geworden. De NVVE wekt de indruk dat de invloed van de arts op het besluitvormingsproces rond euthanasie te groot is. De uitspraak in het boek 'Als de patiënt het wil, is euthanasie de best solution', is daarvan een illustratie.
In Nederland is bewust gekozen voor een systeem waarin arts en patiënt gezamenlijk tot overeenstemming moeten komen over euthanasie. Dat is ook logisch, omdat het niet alleen gaat om een patiënt die om levensbeëindiging vraagt, maar ook om een arts van wie gevraagd wordt die zeer ingrijpende en belastende handeling te verrichten. Artsen zijn daar onder omstandigheden toe bereid, maar vinden die beslissing vaak moeilijk. Artsen hebben soms twijfels en aarzelingen in situaties die voor de patiënt en zijn familie al glashelder zijn. Juist in het geval van zoiets ingrijpends als levensbeëindiging kan niemand van een arts vragen deze aarzelingen maar even 'uit te schakelen'. Zo zal het lijden van de patiënt ook voor de arts invoelbaar moeten zijn. Daar komt nog bij dat de arts van nature geneigd zal zijn eerst andere wegen te bewandelen om het lijden van de patiënt weg te nemen (palliatie, sedatie), voordat hij het uiterste middel van euthanasie zal willen toepassen. Ook moet niet worden vergeten dat allerlei andere factoren de besluitvorming rond het levenseinde kunnen bemoeilijken. Zo kunnen er onverwachte ontwikkelingen in de toestand van de patiënt zijn, die aanleiding geven tot aanpassing van eerdere afspraken en zijn niet alle patiënten even consistent in de uitingen die zij doen over het levenseinde. In sommige gevallen kunnen ook verschillen van inzicht tussen arts en familie de situatie bemoeilijken. De arts moet een goede balans zien te vinden tussen zijn professionele en wettelijke regels enerzijds en de wensen van de patiënt anderzijds. Er is dus een zeer precair evenwicht tussen de wensen van de patiënt en de verantwoordelijkheden van de arts. Juist door dit evenwicht heeft zich in Nederland een praktijk kunnen ontwikkelen waarin patiënten kunnen verzoeken om euthanasie en artsen in een aanzienlijk aantal gevallen bereid zijn dat verzoek te honoreren. De Euthanasiewet en de richtlijnen van de KNMG vormen daarbij het kader. Door te bepleiten dat aan het verzoek van de patiënt meer waarde moet worden gehecht dan aan de professionele opvattingen van de arts, wordt dat evenwicht in gevaar gebracht. Dat zie ik als een bedreiging voor de praktijk zoals die de afgelopen decennia is gegroeid.
Van groot belang is dat artsen en patiënten in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar praten over de wensen en opvattingen van de patiënt rond het levenseinde. Dat is ook het moment voor de arts om zo helder mogelijk te zijn over zijn eigen (on)mogelijkheden, maar zo nodig ook over zijn eigen aarzelingen. De patiënt weet dan waar hij aan toe is en onaangename situaties aan het sterfbed van de patiënt kunnen zo worden voorkomen. Belangrijk is ook de afspraken tussen arts en patiënt vast te leggen, deze afspraken op gezette tijden te checken en om hierover te communiceren met de familie van de patiënt. Ook de patiënt is hiervoor medeverantwoordelijk. Tijdige openheid en communicatie tussen arts en patiënt zijn cruciaal. Daarvan valt veel meer te verwachten dan van een pleidooi om in de besluitvorming rond euthanasie de balans tussen arts en patiënt ten gunste van de laatste te veranderen.
Peter Holland, arts, is voorzitter van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG).
Laatst gewijzigd: 09-02-2005