Lijst Pim Fortuyn


Kamervragen leidraad invordering

Den Haag, 18/01/2005 - LPF-Kamerleden Van As en Nawijn willen opheldering van de staatssecretaris van Financiën over de Leidraad Invordering

Vragen van de leden Van As en Nawijn aan de staatssecretaris van Financiën over de wijziging van de Leidraad Invordering 1990( ingediend 18-01-2005)

Antwoorden ontvangen op 9 februari 2005


1.

Bent u bekend met de recente wijziging van de praktijk van de Belastingdienst, waarbij voor meestal kleine ondernemers in het midden- en klein bedrijf met een belastingschuld die zelf een afbetalingsregeling voorstellen, een faillissementsaanvraag wordt ingediend?


2.

Is het waar dat deze praktijk is ingegeven door wijziging en/of aanscherping van de Leidraad Invordering 1990?


3.

Is de aanleiding tot deze aanscherping en/of wijziging van de Leidraad de zogenaamde Vinkenslagaffaire geweest? Zo neen, wat was dan de aanleiding voor deze wijziging?

Antwoord

Voor belastingschulden van ondernemers werd en wordt een restrictief uitstelbeleid gevoerd. In veel gevallen gaat het daarbij immers om zakelijke schulden loonbelasting, omzetbelasting waarvoor de ondernemer feitelijk optreedt als houder van door derden verschuldigde en (tijdelijk) aan hem toevertrouwde belastinggelden.

Het verlenen van uitstel voor deze belastingschulden kan betekenen dat het ondernemersrisico feitelijk wordt gedragen door de Belastingdienst of dat de Belastingdienst optreedt als oneigenlijk kredietverlener en daarbij ongewild een factor is in de concurrentieverhoudingen met andere ondernemers die wel op tijd hun belasting betalen.

In de periode 1999 tot eind 2003 is de betalingsachterstand van onbetwiste belastingvorderingen, uitgedrukt in een percentage van de totale belasting- en premieontvangsten, successievelijk gestegen van 2,4% tot 4,2% ( 4,7 miljard).

Deze groei van de betalingsachterstand is vanaf het voorjaar van 2004 voor het management van de Belastingdienst aanleiding geweest nadrukkelijk aandacht te besteden aan de kwaliteit van de uitvoering van met name het (dwang)invorderingsbeleid en het uitstelbeleid.

Bij het onderzoek naar zogeheten contra legemhandelingen binnen de Belastingdienst in 2004, zie mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 juni 2004, kenmerk DGB 2004-3005, werd vrij breed als knelpunt gesignaleerd: de uitvoerbaarheid van het uitstelbeleid voor ondernemers. Het beleid zou onvoldoende zijn afgestemd op de praktijk en was niet eenduidig hetgeen de uitvoerbaarheid niet ten goede kwam. In dat verband heb ik de Tweede Kamer meegedeeld, zie de eerder genoemde brief van 3 juni 2004, de Leidraad Invordering meer te zullen toesnijden op de eisen van de tijd.

Bij de wijziging van de Leidraad Invordering 1990 per 1 januari 2005 is het geldende uitstelbeleid voor ondernemers geherformuleerd vanuit de bedoeling een impuls te geven aan de uitvoerbaarheid van dat beleid. Een betere maar vooral eenduidiger uitvoering van het van oudsher restrictieve uitstelbeleid voor ondernemers zal in de praktijk onder andere merkbaar zijn doordat, in het geval van een niet binnen het beleid passend betalingsaanbod, uitstel van betaling wordt geweigerd. Ondernemers zullen voor hun liquiditeitsproblemen eerder dan voorheen de oplossing moeten zoeken bij zakelijke kredietverleners.


4.

Heeft de wijziging en/of aanscherping van de Leidraad Invordering al geleid tot aanvragen tot faillietverklaring van ondernemers? Zo ja, in hoeveel gevallen? Zo neen, in hoeveel gevallen is akkoord gegaan met een door de ondernemer voorgestelde betalingsregeling?

Antwoord

Naar aanleiding van het geherformuleerde uitstelbeleid bestaat de verwachting dat ondernemers er in verreweg de meeste gevallen in zullen slagen hun (veelal zakelijke) belastingschulden alsnog tijdig en volledig te betalen, zonodig door gebruik te maken van externe financieringsmogelijkheden. Ondernemers die nalatig blijven en die op grond van het geldende uitstelbeleid niet voor een betalingsregeling in aanmerking komen, zullen eerder dan voorheen geconfronteerd worden met dwanginvorderingsmaatregelen, waaronder beslag en faillissementsaanvraag. Op dit moment zijn nog geen aantallen bekend.


5.

Hoe rijmt u deze verandering van de werkwijze van de Belastingdienst met het uitgangspunt van het kabinet om juist de kleine ondernemers te ondersteunen in deze tijden van economische recessie?


6.

Is het waar dat op grond van de Leidraad Invordering het belang van werknemers die na een faillissement worden ontslagen niet expliciet wordt meegewogen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

In het Belastingplan 2005 zijn belangrijke regelingen getroffen om het midden- en kleinbedrijf fiscaal te stimuleren. In dit verband noem ik de verhoging van de zelfstandigenaftrek, de verlaging van het "tariefopstapje" voor de VPB en de verruiming van de vrijstelling voor het successierecht bij bedrijfsoverdrachten. Het gaat hier om brede maatregelen, in de zin dat elke (middelgrote en kleine) ondernemer die in de belastingheffing is betrokken daarvan profiteert.

Een soepel uitstelbeleid is daarentegen selectief, in de zin dat het slechts een relatief kleine groep ondernemers bereikt. Het geldende uitstelbeleid voorkomt mogelijke concurrentieverstoring tussen ondernemers die de belastingen op tijd betalen en ondernemers met betalingsachterstanden en past daarom in een op versterking van het midden- en klein bedrijf gericht kabinetsbeleid.

In het invorderingsbeleid wordt aandacht besteed aan de gevolgen voor de werkgelegenheid. Zo voorziet de Leidraad Invordering 1990 zowel met betrekking tot het treffen van onherroepelijke invorderingsmaatregelen tegen bedrijven met meer dan vijftig werknemers als met betrekking tot de faillissementsaanvraag, in een toestemmingsprocedure. De achtergrond van deze toestemmingsprocedure is mede gelegen in het maken van een zorgvuldige afweging met het oog op de werkgelegenheid. Het werkgelegenheidsaspect is in het invorderingsbeleid overigens niet doorslaggevend; indien na een zorgvuldige afweging en heroverweging onvoldoende vertrouwen bestaat dat de belastingschuld uiteindelijk zal worden betaald, zal er toch voor worden gekozen de invorderingsmaatregelen uit te voeren.


7.

Is het waar dat de Leidraad Invordering voor "gewone" aanslagen - die dus geen conserverend inkomen bevatten - geen uitstel van betaling voor meer dan 12 maanden kent? Zo neen, onder welke voorwaarden kan uitstel van betaling voor langer dan 12 maanden worden verleend?

Antwoord

De looptijd van een betalingsregeling is in de Leidraad Invordering 1990 beperkt tot ten hoogste twaalf maanden, gerekend vanaf de vervaldag van de belastingaanslag. Dit beleid is niet nieuw; ook vóór
1 januari 2005 gold namelijk een termijn van maximaal twaalf maanden. In het geval van een uitstelverzoek van een ondernemer vormt de genoemde beleidsregel het uitgangspunt voor het handelen van het bestuursorgaan, in dit geval de belastingontvanger. Op grond van het bestuursrecht (art. 4:84 Awb) kan alleen van een beleidsregel worden afgeweken indien sprake is van gevolgen die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.


8.

Wat zijn de criteria op basis waarvan het ministerie van Financiën een verzoek van een Ontvanger tot toestemming voor een faillietverklaring goedkeurt? Waar zijn deze criteria gepubliceerd?

Antwoord

Bij de beoordeling van een verzoek om tot faillissementsaanvraag te mogen overgaan, wordt en werd trouwens ook reeds vóór 1 januari 2005, door het ministerie van Financiën nagegaan of is voldaan aan hetgeen in de Leidraad Invordering 1990 met betrekking tot faillissementsaanvragen is bepaald. Zo wordt onder andere nagegaan of:


- de belastingschuldige verkeert in een toestand dat hij heeft opgehouden te betalen (zie artikel 1 Fw);


- de betalingsonmacht van korte duur is, in welk geval faillissementsaanvraag achterwege kan blijven;


- de belastingaanslagen waarvoor het faillissement wordt aangevraagd onherroepelijk vast staan; indien dat niet het geval is: of


- de belastingaanslagen in redelijkheid materieel ver­ schuldigd kunnen worden geacht. Dit zal moeten blijken uit een schriftelijke verklaring van de inspecteur;


- sprake is van een voorlopige aanslag ten aanzien waarvan nog geen definitieve aanslagregeling heeft plaatsgevonden. In dat geval vindt geen faillissementsaanvraag plaats. Indien er echter naast de voorlopige aanslag nog andere onbetaald gebleven aanslagen aanwezig zijn dan kan de voorlopige aanslag, samen met de andere onbetaald gebleven aanslagen, wel worden opgenomen in een faillis­ sementsaanvraag;


- of aan de belastingschuldige voor de desbetreffende aanslagen uitstel van betaling is verleend. In dat geval wordt, voordat wordt overgegaan tot de aanvraag van het faillissement, het uitstel beëindigd.

Naast de toetsing aan de leidraad en een beoordeling omtrent de omvang van de materiele belastingschuld wordt door het ministerie tevens beoordeeld of niet op andere wijze de belastingschuld kan worden ingevorderd. Dit ter vermijding van onnodige faillissementen die, zoals ook in de hiervoor weergegeven leidraadpassage is vermeld, een grote impact hebben voor betrokkenen. Te denken valt in dit kader bij voorbeeld aan uitwinning van beslagen goederen, derdenbeslagen en de aansprakelijkstelling van anderen dan de belastingschuldige. Zie voor de weging van de werkgelegenheidsaspecten het bij vraag 6 gegeven antwoord.


9.

Bent u bereid de gewijzigde Leidraad Invordering aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over te leggen?

Antwoord

De Leidraad Invordering 1990 is een openbaar stuk. Reeds in de Memorie van Antwoord bij de Invorderingswet 1990 (MvA, Kamerstukken II 1988/89, nr. 20588, nr. 6, blz. 11 en 12) is aan de Tweede Kamer toegezegd de Leidraad Invordering vooraf aan de beide Kamers der Staten-Generaal toe te zenden, hetgeen ook is gebeurd. Tevens is de Leidraad Invordering 1990 in de Staatscourant gepubliceerd. De nadien (meestal: halfjaarlijks) aangebrachte wijzigingen in de leidraad zijn eveneens alle gepubliceerd in de Staatscourant.


10.

Op welke wijze denkt u tegemoet te komen aan de kleine ondernemers die in moeilijk vaarwater zijn gekomen en zelf een verantwoorde regeling voor afbetaling van hun belastingschuld indienen?

Antwoord

De door (kleine) ondernemers voorgestelde betalingsregelingen zullen door de ontvanger worden aanvaard indien die voorgestelde betalingsregelingen voldoen aan de in de Leidraad Invordering 1990 aan een betalingsregeling gestelde eisen.

In dat verband hecht ik er aan te benadrukken dat door mij onder een verantwoorde regeling wordt verstaan een regeling die voldoet aan de leidraadcriteria.

_______________________

Besluit van 23 december 2004, nr. CPP2004/2905M, Stcrt. 251, hierna: Leidraad Invordering.

Punt J.43 Leidraad Invordering.