Raad voor de Rechtspraak


Voorzitter Raad voor de rechtspraak reageert op zaak-Nienke

NRC Handelsblad heeft gisteren een ingezonden stuk gepubliceerd van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, mr. A.H. van Delden. De voorzitter reageert daarin op ontwikkelingen in de zaak-Nienke. De reactie kunt u hieronder nalezen.

Een kenmerk van ons rechtssysteem is dat er rekening mee wordt gehouden dat een rechterlijke beslissing niet altijd juist is. Vandaar de ruime mogelijkheden die de wetgever heeft geboden om tegen een uitspraak van de rechter in eerste aanleg in hoger beroep te gaan, en om een in appèl gegeven beslissing in cassatie te laten toetsen door de Hoge Raad.

Het eindresultaat behoort "de juiste beslissing" te zijn. Een ander kenmerk van het systeem is echter, dat wat er moge zijn van "de juiste beslissing", het na de laatste rechterlijke uitspraak ook echt afgelopen moet zijn.

Zo heeft de Hoge Raad recentelijk een verzoek tot herziening van het arrest van het Gerechtshof te Den Haag van 8 maart 2002, waarin C.B. werd veroordeeld voor de moord op Nienke Kleiss, gegrond verklaard. De nieuwe feiten en omstandigheden die in het verzoek zijn aangevoerd, wettigen volgens de Hoge Raad "het ernstige vermoeden" dat het hof, als het die feiten en omstandigheden had gekend, de betrokkene niet zou hebben veroordeeld. Een eerder herzieningsverzoek in deze zaak was overigens door de Hoge Raad afgewezen, en ook een daaraan voorafgaand cassatieberoep was door de Hoge Raad verworpen.

Achter de simpele constatering dat hier naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een onjuiste beslissing, gaat natuurlijk een drama schuil. Een drama voor degene die ten onrechte is veroordeeld, maar ook een drama voor de familie van de slachtoffertjes, bij wie door deze gang van zaken oude wonden weer worden opengereten. Ook voor de betrokken rechters - en indirect al hun collegaâs - is dit een zaak die haar sporen nalaat.

Daarbij rijst onmiddellijk de vraag hoe de rechtspraak omgaat met hetgeen zich hier voordoet. De wet beschermt de rechter tegen elke vorm van inmenging van buitenaf. De onafhankelijkheid van de rechter is een essentiële voorwaarde voor de uitoefening van de rechtspraak zoals die in Nederland geldt, en elders in de wereld waar sprake is van een rechtsstaat. Rechters voor een onjuiste uitspraak ter verantwoording roepen, zoals wel wordt geopperd, betekent een aantasting van die onafhankelijkheid waarmee de rechtspraak en dus de samenleving niet wordt gediend.

Maar dit betekent niet dat hiermee de kous af is. Het functioneren van de rechtspraak, hetgeen iets anders is dan het functioneren van de individuele rechters, kan wel degelijk onderwerp van discussie te zijn. Die discussie zal ook worden gevoerd.

De Raad voor de rechtspraak heeft er met instemming kennis van genomen dat de rechters bij de rechtbank het initiatief hebben genomen om het hele dossier en het besluitvormingsproces aan een kritische evaluatie te onderwerpen. Daarbij zullen zij zich waarschijnlijk laten begeleiden door een (oud-)lid van de zittende magistratuur die als betrokken buitenstaander met enige afstand naar het proces kan kijken. Bij de raadsheren van het hof bestaat eenzelfde voornemen.

Deze initiatieven passen in de meer open cultuur die de rechterlijke organisatie de laatste jaren nastreeft. Een cultuur waarin fouten tussen betrokkenen open worden besproken , en waarin objectief gekeken wordt naar mogelijkheden om (juridische) processen te verbeteren.

De buitenwereld, waartoe in dit geval ook alle rechters gerekend behoren te worden die niet rechtstreeks bij de zaak betrokken zijn geweest, zal moeten accepteren dat dit evaluatieproces zich tussen direct betrokken afspeelt. Dit is nu eenmaal inherent aan de wettelijke vastgelegde onafhankelijkheid van de rechter die, buiten het systeem van rechtsmiddelen als hoger beroep en cassatie, aan niemand verantwoording verschuldigd is over de wijze waarop hij tot zijn beslissing in een concrete zaak is geraakt. Als de evaluatie conclusies zal opleveren die tot verbetering van de rechtspraak in brede zin kunnen leiden, zullen die serieus worden bezien en zeker openbaar worden gemaakt.

mr A.H. van Delden
Voorzitter Raad voor de rechtspraak

Bron: Raad voor de rechtspraak
Datum actualiteit: 9 februari 2005 Naar boven