Meer informatie: dienst Interne en Externe Communicatie, tel. 071-5273282
Laudatio
Laudatio bij de uitreiking van het eredoctoraat van de Universiteit
Leiden aan Hare Majesteit de Koningin tijdens de 430^e diesviering op
8 februari 2005 door Prof. Dr. D.D. Breimer, rector magnificus en
erepromotor
Majesteit,
Toen Willem van Oranje aan de Staten van Holland en Zeeland voorstelde
een universiteit op te richten, was zijn allereerste argument dat een
universiteit nodig was voor een vast stuensel ende onderhoudt der
vryheyt. Dat in de Tachtigjarige Oorlog het woord vrijheid valt, is
niet verrassend. Wel valt op dat Willem van Oranje spoedig na de
aanvang van de opstand een dwingend verband legt tussen het koesteren
van de vrijheid en het koesteren van kennis. Opkomen voor de vrijheid
vereist een passende uitrusting van de geest. Onze universiteit, op 8
februari 1575 gesticht, houdt deze stichtende gedachte van Oranje vast
in haar van oorsprong Romeinse devies Praesidium Libertatis, bolwerk
van de vrijheid.
Dezelfde gedachte, Majesteit, ligt ten grondslag aan het besluit van
onze universiteit U vandaag het eredoctoraat te verlenen. Krachtens
het promotiereglement kan een eredoctoraat bij hoge uitzondering
worden toegekend aan personen die door hun werk op bijzondere wijze
hebben bijgedragen aan het hooghouden van het ideaal dat in het devies
van de universiteit ligt besloten. In de nu bijna 25 jaren van Uw
koningschap heeft U voortdurend op alom gerespecteerde wijze op de
bres gestaan voor de vrijheid, die U steeds onverbrekelijk heeft
verbonden met verantwoordelijkheid.
Ik zal dat toelichten en beginnen met een verrassende observatie van
de filosoof Rüdiger Safranski over het ontstaan van het
vrijheidsbegrip. In zijn boek Das Böse oder Das Drama der Freiheit
betoogt hij, dat de mens zijn onschuld niet pas verloor toen hij van
de boom van kennis van goed en kwaad at. Het was daarvóór al gebeurd,
op het moment dat God de mens verbood om van de boom te eten, maar hem
tegelijkertijd vrij liet dat verbod al dan niet te overtreden. Met dat
verbod kreeg de mens de vrijheid geschonken.
Deze uitleg van het paradijsverhaal maakt duidelijk dat vrijheid,
zoals U zelf eens formuleerde, allerminst een rustig bezit is.
Vrijheid is niet alleen een weelde, vrijheid schept ook
verplichtingen. Dit is een motief dat al Uw denken over vrijheid
doortrekt. Zonder verantwoordelijkheid is vrijheid vrijblijvend.
Vrijblijvend zou het bijvoorbeeld zijn wanneer we het bolwerk van de
vrijheid zouden opvatten als een burcht om ons veilig in te
verschansen. Voor de vrijheid moet men juist uit zijn schulp durven
kruipen en risicos durven nemen. Professor Cleveringa heeft ons
voorgoed van die verantwoordelijkheid doordrongen toen hij, zich
beroepend op het devies van de universiteit, op 26 november 1940 in
een openbare protestrede opkwam voor zijn collega Meijers die, zoals
alle Joodse medewerkers, door de bezetter was ontslagen.
Ook U leert ons dat je vrijheid pas waarmaakt door niet alleen voor de
eigen vrijheid op te komen, maar ook voor die van anderen. Nodig is
een evenwicht tussen individueel en algemeen belang, tussen de
vrijheid van iedere burger een eigen weg te gaan en het besef op
elkaar te zijn aangewezen, zoals U het formuleerde op de vijftigste
verjaardag van de bevrijding. Deze visie keert in Uw toespraken steeds
terug, op welk domein U zich ook beweegt, binnen of buiten onze
landsgrenzen, en of het nu om de samenwerking tussen staten of de
ontmoeting tussen mensen gaat. In Uw woorden: Als de vrijheid van de
één niet langer staat voor ruimhartig rekening houden met de vrijheid
van de ander kan een samenleving niet vreedzaam voortbestaan.
Bijzondere aandacht heeft U in dit verband ook steeds gegeven aan de
gemeenschap van belangen die de Europese Unie is. Bijvoorbeeld in een
toespraak die U hield voor de Raad van Europa en bij de aanvaarding
van de Karel de Grote Prijs. En recent nog in Uw rede voor het
Europees Parlement, toen U de Europese Unie schetste als een Community
of Law. De landen die er deel van uitmaken, zo zei U, ook zij die
traditioneel tot de machtigste landen van Europa behoorden, hebben
zich in het belang van hun gemeenschappelijke toekomst onder het gezag
van het recht gesteld. Dit houdt tevens de eerbiediging in van de
rechten van iedere individuele burger.
Vanuit hetzelfde perspectief van een gemeenschap van belangen beziet U
de verhouding tussen het welvarende deel van de wereld en gebieden die
nog niet van armoede bevrijd zijn. Want zonder vrij te zijn van
armoede is een wereld die vrij is van geweld niet goed denkbaar en kan
geestelijke vrijheid niet goed tot ontwikkeling komen. Dit ideaal van
vrijheid en verantwoordelijkheid deelde U met Prins Claus. En met hem
deelde U zijn grote betrokkenheid bij ontwikkelingssamenwerking en bij
de bescherming van het milieu. Een betrokkenheid die een correctie wil
zijn van onbeheerste vrijheid, van een gebrek aan inschikkelijkheid,
van verkeerd begrepen eigenbelang.
Ook gebrek aan verdraagzaamheid komt voort uit verkeerd begrepen
eigenbelang. Het is vaak angst voor de vrijheid van de ander die tot
intolerantie leidt, heeft U eens gezegd. Maar wie bang is, voegde U
daaraan toe, draagt in wezen zelf het gevaar in zich. Die scherpe
diagnose toont zonneklaar dat elk bolwerk van de vrijheid zijn naam
pas verdient wanneer het niet alleen de eigen vrijheid beschermt, maar
ook de brug neerlaat voor de vrijheid van de ander. Vrijheid verlangt
verdraagzaamheid, die, zoals U onderstreept, gegrond is op het geloof
in de gelijkwaardigheid van alle mensen. Daarvoor is nodig dat wij,
zoals U in Uw laatste Kersttoespraak aangaf, onverminderd het
evenwicht voor ogen houden dat door de eeuwen heen in ons land tot
stand is gekomen tussen vrijheden en verantwoordelijkheden en tussen
rechten en plichten. En dat evenwicht is uitdrukkelijk niet alleen een
zaak van wet en contract, maar bovenal van persoonlijke instelling.
Uw beleving van de vrijheid, niet als verschansing maar als brug,
blijkt niet alleen uit Uw woorden, maar ook uit Uw omgang met mensen.
U verdiept zich in wat mensen beweegt, en U begeeft zich met overgave
tussen de mensen, uit alle groepen van de bevolking, met al hun
schakeringen in geloof en levensovertuiging, in afkomst en cultuur, in
rang en stand. Vrijheid is voor U uitdrukkelijk ook het bieden van
armslag aan kunstenaars om zich vrij door hun inspiratie te laten
leiden, en aan wetenschapsbeoefenaars om hun nieuwsgierigheid naar
kennis de vrije teugel te laten. Toch zijn ook de artistieke en
wetenschappelijke vrijheid geen gemakkelijk bezit. Ook van kunstenaars
en wetenschapsbeoefenaars, voor wie het overschrijden van grenzen een
tweede natuur is, vraagt U dat zij hun vrijheid toetsen aan hun
verantwoordelijkheid.
Wat de wetenschap betreft heeft U in de vorm van Paleissymposia een
inspirerend forum voor zulke reflectie en uitwisseling van gedachten
gecreëerd, ondermeer op het terrein van de ook door mijzelf beoefende
levenswetenschappen. Deze symposia doen het Studium Generale herleven
dat U in uw studententijd in Leiden heeft leren kennen en waarderen.
Ook Prins Claus had in deze debatten een bezielend aandeel, zoals hij
dat tevens had in de door U samen met hem opgerichte Stichting
Biowetenschappen en Maatschappij.
Sinds de mens in de tuin van Eden heeft geproefd van de kennis van
goed en kwaad, is hij niet meer opgehouden kennis te vermeerderen. En
daarmee vermeerderde hij smart, zoals Prediker zegt. Kennis maakt ons
nu eenmaal bewust van onze tekorten, maar leert ook hoe we die te
boven kunnen komen. Kennis is een instrument van onze vrijheid, mits
met verantwoordelijkheid gehanteerd. Daarom kan kennis, zoals Willem
van Oranje zo treffend zei, tot een vast stuensel ende onderhoudt der
vryheyt dienen. Maar dan moet die vrijheid ook zelf, zoals U met woord
en daad heeft geïllustreerd, onderwerp blijven van studie, debat en
toetsing, en in elke context opnieuw in verband worden gebracht met
verantwoordelijkheid. Ook in dat opzicht geldt Uw uitspraak dat
vrijheid allerminst een rustig bezit is.
Majesteit, ik vat de overwegingen samen die de Universiteit Leiden
hebben doen besluiten U vandaag het eredoctoraat te verlenen:
* U heeft zich met grote betrokkenheid verdiept in de betekenis die
het begrip vrijheid in onze dagen heeft;
* U heeft ons in woord en gedrag voorgehouden dat vrijheid een recht
is van iedereen en dat het recht op vrijheid derhalve ook de
plicht inhoudt ruimte te maken voor de vrijheid van anderen;
* U heeft op gezaghebbende wijze, zowel in eigen land als in andere
landen, telkens opnieuw gewezen op belemmeringen van allerlei aard
die de vrijheid in de weg staan en die derhalve weggenomen behoren
te worden;
* U heeft met bijzondere initiatieven ons denken gestimuleerd over
de ethische en maatschappelijke implicaties van het begrip
vrijheid, ook van de vrijheid van de wetenschap.
Het verheugt ons, bovendien, Majesteit, dit eredoctoraat te kunnen
verlenen aan U als alumna van onze universiteit. Zoals het ons ook
verheugt dat U behoort tot een familie die een historische band met
onze universiteit onderhoudt.
Majesteit. U ontvangt vandaag het eredoctoraat omdat U, sinds Uw
ambtsaanvaarding bijna 25 jaar geleden, Uw ambt, en het gezag dat Uw
ambt geniet, voortdurend in dienst heeft gesteld van de vrijheid, die
zonder verantwoordelijkheid geen vrijheid is. Voor allen die in
Nederland wonen of verblijven is Uw omgang met het vrijheidsbegrip een
bron van inspiratie. U heeft, kortom, Uw ambt zelf tot een praesidium
libertatis gemaakt, tot een beschermend, maar ook uitnodigend bolwerk
van de vrijheid.
Meer informatie:
Wim van Amerongen, woordvoerder Universiteit Leiden
071 527 32 33 // 06 22 92 98 77