De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: VD. 2005/413
datum: 07-02-2005
onderwerp: Amerikaans Vuilbroed bij bijen TRC 2005/502
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
In antwoord op de vragen die door de vaste Kamercommissie zijn gesteld
over Amerikaans Vuilbroed (AVB) bij bijen, zend ik u hierbij de
antwoorden op de vragen.
1. Vraag.
Op welke wijze kunt u verklaren dat bijen niet uit een regio komen
waar Amerikaans Vuilbroed (AVB) heerst als er voor deze ziekte
geen monitoring meer is?
Antwoord.
De verklaring dat bijen niet uit een regio komen waar AVB heerst
wordt op dit moment afgegeven op basis van de aangifteplicht en
dat blijft ook in de nieuwe situatie het geval.
2. Vraag.
Blijft de aangifteplicht voor AVB van kracht?
Antwoord.
Ja.
3. Vraag.
Kunt u de incidentie aangeven van de overige aangifteplichtige
bijenziekten gedurende de periode 2000 tot heden? Kunt u een
schatting geven van het percentage gemelde aangifteplichtige
bijenziekten ten opzichte van het werkelijke voorkomen van deze
ziekten?
Antwoord.
De andere aangifteplichtige bijenziekten, de kleine bijenkastkever
en de tropilaelapsmijt zijn pas sinds kort aangifteplichtig en
voor deze ziekte zijn nog geen meldingen binnengekomen. Voor AVB
is het aantal verdenkingen (uiteindelijk positief en negatief)
voor de jaren 2000 tot en met 2005 resp. 10 (3 en 7), 1 (0 en 1),
2 (2 en 0), 8 (4 en 4), 9 (2 en 7) en 0.
Ik heb geen reden om aan te nemen dat daadwerkelijke besmettingen
niet gemeld worden, mijn inschatting is dat het percentage gemelde
aangifteplichtige bijenziekten ten opzichte van het werkelijke
voorkomen dus 100% is.
4. Vraag.
Hoe groot is het belang van de bijenhouderij voor fruitteelt en
andere vormen van tuinbouw?
Antwoord.
Bijen zijn van belang voor de fruitteelt in verband met de
bestuiving van de vruchtbomen.
5. Vraag.
Acht u de bijensector zelf in staat om de bestrijding van AVB te
organiseren?
Antwoord.
Ja, ik denk dat de sector tot nu toe onvoldoende de noodzaak heeft
gevoeld om de bestrijding te organiseren maar ik ben van mening
dat ze daar wel zeker toe in staat is.
6. Vraag.
Beëindigt u ook de financiering van het instandhouden van
expertise over AVB bij de Voedsel en Waren Autoriteit en het
Centraal Instituut voor Dierziekte Controle?
Antwoord.
Ik ben van plan geen aanvullende financiering voor het
instandhouden van expertise over AVB bij de Voedsel en Waren
Autoriteit en het Centraal Instituut voor Dierziekte Controle te
leveren voorzover deze expertise slechts nodig is voor de
bestrijding van AVB. Daar waar de expertise nodig is voor de
identificatie en de verantwoordelijkheid bij exportcertificering
zal ik hiervoor nog wel financiële middelen ter beschikking
stellen.
7. Vraag.
Welke rol kan de ziekte AVB spelen bij internationaal
handelsverkeer van producten andere dan van bijen? Kan de ziekte
exportbelemmerend werken? Kan het stoppen van de bestrijding door
de overheid nog invloed hebben op de export?
Antwoord.
AVB kan op basis van de aanbevelingen van de Office International
des Épizooties (OIE) geen rol spelen bij het internationale
handelsverkeer van producten andere dan van bijen. AVB kan indien
het in een land voorkomt exportbelemmerend werken voor producten
van bijen maar het stoppen van de bestrijding door de overheid
heeft geen invloed op de export.
8. Vraag.
Wanneer is de Bedrijfsraad voor de Bijenhouderij ingelicht over uw
voornemen om per 1 maart 2005 te stoppen met de bestrijding van
AVB?
Antwoord.
De Bedrijfsraad voor de Bijenhouderij is per brief van 17 december
2004 op de hoogte gesteld van mijn voornemen om per 1 maart 2005
te stoppen met de bestrijding van AVB.
9. Vraag.
Kunt u een verslag van uw gesprek met de Bedrijfsraad voor de
Bijenhouderij, dat voor medio februari 2005 gepland staat, te
zijner tijd naar de Kamer zenden?
Antwoord.
Ja.
10. Vraag.
Acht u de bijenhouderij in Nederland nog levensvatbaar als AVB
endemisch wordt in Nederland?
Antwoord.
Ik denk dat de sector zelf in staat is AVB te bestrijden, zodat de
vraag naar levensvatbaarheid bij een endemische situatie
theoretisch is. De bijenhouderij in Nederland is echter niet
zodanig afhankelijk van export dat de levensvatbaarheid in gevaar
komt indien export onmogelijk wordt. Met de juiste
hygiënemaatregelen is het zeer wel mogelijk ook in een endemische
situatie bijen te houden.
11. Vraag.
Vindt u het rechtvaardig om de overheidsbijdrage aan de
bestrijding van AVB te stoppen en tegelijkertijd de
overheidsbijdrage aan het diergezondheidsconvenant te vergroten?
Antwoord.
Mijn voornemen om te willen stoppen met de bestrijding van AVB is
ingegeven door de notie dat de overheid zich tot haar kerntaken
wil en moet beperken. De overheid is verantwoordelijk voor de
bestrijding van de zeer besmettelijke dierziekten, waarvoor een
Europese bestrijdingsplicht van toepassing is. De bestrijding van
ziekten waarvoor geen internationale bestrijdingsplicht geldt,
zoals AVB, is de verantwoordelijkheid van de sector. De
overheidsbijdrage aan het diergezondheidsconvenant is bedoeld voor
die ziekten waarvoor de overheid verantwoordelijkheid draagt.
Overigens is het niet zo dat de overheidsbijdrage aan het
diergezondheidsconvenant vergroot wordt. Deze bijdrage is immers
afhankelijk van de totale benodigde financiering en de inbreng van
het bedrijfsleven. De totale benodigde financiering is, door de
mogelijkheid vaccins in te zetten, lager geworden.
12. Vraag.
Op welke andere terreinen van het diergezondheidsbeleid bent u van
plan om de overheidsbijdrage te verminderen?
Antwoord.
Ook op andere terreinen geldt dat bestrijding van ziekten waarvoor
geen internationale bestrijdingsplicht geldt, de
verantwoordelijkheid is van de sector en dat de overheid geen
verantwoordelijkheid wenst te hebben voor de bestrijding van deze
ziekten. In tegenstelling tot de situatie bij AVB is dit voor
andere dierziekten al langere tijd op die manier geregeld. Ik heb
op dit moment geen concrete plannen om op andere terreinen de
overheidsbijdrage te verminderen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit