Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
26 januari 2005 AV/KO/2005/6795
nr. 2040506870 en nr. 2040506890
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid Gerkens en van de 7 februari 2005
leden Hamer en Stuurman
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid (Gerkens) (SP) over de kinderopvang,
alsmede de antwoorden op de vragen van de leden (Hamer en Stuurman (beiden PvdA) over een
mogelijke vergoeding voor de informele kinderopvang.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
2
2040506870
Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de
kinderopvang. (Ingezonden 25 januari 2005)
1
Wat is uw reactie op het artikel "Kinderopvang nieuwe stijl"? 1)
Het artikel geeft, naar mijn mening, een vertekend beeld. Ik wil dit illustreren aan de hand van het
volgende citaat: "De overheid heeft ouders slecht voorgelicht". De voorlichting aan ouders over de
Wet kinderopvang is in nauw overleg met de kinderopvangsector vormgegeven. Daarbij is een
centrale rol toegekend aan kinderopvanginstellingen. Veel energie is gestoken in de voorlichting aan
de instellingen, zodat zij op hun beurt hun klanten, de ouders, goed zouden kunnen voorlichten. Het
voorlichtingsmateriaal voor de ouders is via de instellingen verspreid samen met het
aanvraagformulier voor een tegemoetkoming bij de Belastingdienst. Dit heeft grote voordelen
gehad. Kinderopvanginstellingen hebben er zelf alle belang bij om hun klanten goed in te lichten
over de nieuwe wet. Zij hebben dat ook op grote schaal gedaan. Met mailings,
voorlichtingsavonden en informatiepakketten, waarvoor de overheid het basismateriaal heeft
aangereikt. Ouders die op die manier niet werden bereikt, zijn vervolgens vaak individueel door de
instellingen benaderd. Met deze één-op-één benadering is voorlichting gegeven op een manier die
geen enkele algemene voorlichtingscampagne vanuit mijn ministerie ooit zou kunnen benaderen.
Het feit dat tijdig ca. 180.000 aanvragen voor een tegemoetkoming bij de Belastingdienst zijn
binnengekomen duidt erop dat deze voorlichtingsstrategie heeft gewerkt.
2
Wat vindt u van de berichten dat de vraag naar officiële kinderopvang afneemt met soms wel
twintig procent?
Ik ben op de hoogte van deze berichten. In het door u aangehaalde artikel "Kinderopvang nieuwe
stijl" wordt daarvan ook weer melding van gemaakt. Zoals ik al eerder heb geantwoord op vragen
van de leden Stuurman en Hamer (beide PvdA) over problemen rondom de vergoeding van
kinderopvang voor doelgroepen (Kamervragen met antwoord 2004/05, nr. 739, Tweede Kamer)
is mij uit contacten met een aantal kinderopvangondernemers gebleken dat een aantal van hen te
maken heeft met (partiële) vraaguitval van ca. 5 à 10%. Dan gaat het bijvoorbeeld om kinderen die
binnenkort 4 jaar worden en waarvoor ouders dan voor die paar weken die ze nog te overbruggen
hebben iets anders regelen. Mijn indruk is dat de meeste ondernemers, waarmee contact is
geweest, verwachten deze uitval in de eerste helft van 2005 weer in te lopen.
3
3
Gelden deze percentages volgens uw informatie ook landelijk? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hebt
u informatie over waar en hoe deze ouders nu hun kinderen onderbrengen?
De door mij in het antwoord op vraag 2 aangegeven percentages gelden niet landelijk. Het gebruik
van kinderopvang is, zoals bekend, afhankelijk van verschillende factoren (zoals prijs, het inkomen
van het huishouden, de aanwezigheid, de bereikbaarheid en toegankelijkheid van
opvangvoorzieningen, etc.) die landelijk gezien niet overal hetzelfde zijn.
4
Wat vindt u van het feit dat contracten van leidsters steeds vaker niet meer verlengd worden?
Komt dit volgens u doordat de groepen steeds groter worden? Zo neen, waarom worden dan de
contracten van leidsters niet meer verlengd? Zo ja, vindt u dit met het oog op de veiligheid en
werkdruk wenselijk?
Of contracten wel of niet worden verlengd, speelt zich af in de verhouding tussen werkgevers en
werknemers. Hetzelfde geldt voor het beheersen en reguleren van de werkdruk. Beide
onderwerpen zijn een onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. Daarin wil ik niet treden. Wat betreft
de groepsgrootte en het aantal kinderen per leidster wil ik erop wijzen dat aanbieders en afnemers
van kinderopvang samen kwaliteitseisen hebben opgesteld voor de kinderopvang in Nederland. De
MOgroep (Maatschappelijk Ondernemers Groep), de Branchevereniging Ondernemers in de
kinderopvang en BOinK (Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang) hebben die
afspraken vastgelegd in het op 13 oktober 2004 ondertekend convenant "Verantwoorde
kinderopvang: verdere stappen naar de toekomst". De daarin vastgelegde afspraken zijn basiseisen
voor kwaliteit. In het convenant zijn alle relevante kwaliteitsaspecten nader uitgewerkt, waaronder
de groepsgrootte en het aantal kinderen per leidster. Ik heb de normen uit het convenant
uitgewerkt in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Wat betreft de groepsgrootte en het aantal
kinderen per leidster zijn de afspraken uit het convenant minimumnormen, waarvan de ondernemer
altijd in positieve zin kan afwijken. Ik heb er vertrouwen in dat daarmee een solide basis is gelegd
voor kwaliteit (waaronder veiligheid) binnen de kinderopvangsector.
5
Vindt u het niet meer verlengen van de contracten van leidsters in het licht van het behoud van
werkgelegenheid een wenselijke ontwikkeling? Zo ja, waarom? Zo neen, wat gaat u doen om deze
werkgelegenheid te bevorderen?
Zie antwoord op vraag 4. Bovendien is de verwachting dat de geconstateerde (partiële) vraaguitval
tijdelijk van aard zal zijn (zie antwoord op vraag 2).
6
Deelt u de mening dat de afname van de vraag naar kinderopvang bevorderlijk is voor de
uitbreiding van het aantal crèches? Zo ja, waarom? Zo neen, hoe beoordeelt u in dit licht bezien uw
voorgestane beleid in het tegengaan van de vergrijzing? 2)
Zoals reeds in antwoord op vraag 2 is aangegeven, verwacht ik niet dat de afname van de vraag
structureel is. Doel van mijn voorgestane beleid is om arbeidsparticipatie belemmerende factoren
4
weg te nemen. Daarom is de Wet kinderopvang gekomen. Daarom ook wordt er hard gewerkt
aan een levensloopregeling die ruimte biedt om arbeid en zorg, studie, rust en bezinning beter te
spreiden gedurende het hele leven. Het levert meer keuzemogelijkheden op. Meer
keuzemogelijkheden voor mannen en vrouwen hun talenten te ontplooien, te werken, deel te nemen
aan de samenleving.
7
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat ouders geld lenen voor de opvang van hun kinderen? Zo
ja, waarom? Zo neen, wat gaat u hiertegen doen? 3)
Het is de eigen verantwoordelijkheid van consumenten om al of niet geld te lenen voor de opvang
van hun kinderen. Consumenten die op deze wijze gebruik (willen) maken van
bemiddelingsbureau's doen er goed aan zich een oordeel te vormen van de (financiële) risico's die
zij lopen, wanneer zij een dergelijke stap overwegen. Anderzijds mag van financiële dienstverleners
worden verwacht dat zij adequate informatie verschaffen over de door hen aangeboden producten
en diensten, opdat consumenten de gelegenheid krijgen om zich een volledig beeld te vormen.
Deze vorm van financiële dienstverlening valt onder de reikwijdte van de Wet op het
consumentenkrediet (Wck). Het toezicht op deze instellingen wordt uitgeoefend door de Autoriteit
Financiële markten. De Wck wordt naar verwachting binnenkort vervangen door de Wet financiële
dienstverlening (Wfd). De Wfd is op 5 oktober 2004 door de Tweede Kamer aanvaard. Het doel
van de Wfd is kort gezegd een betere bescherming van de consument van financiële producten.
8
Vindt u het wenselijk dat bemiddelingsbureau's ouders een lening offreren om de kinderopvang te
betalen? Zo ja, waarom? Zo neen, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord op vraag 7.
9
Deelt u de mening dat betere informatievoorziening richting ouders noodzakelijk en gewenst is om
hen te waarschuwen tegen de nadelen van dergelijke financiële producten? Zo neen, waarom niet?
Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Zie antwoord op vraag 7.
10
Sluit u uit dat mensen door de voorfinanciering in problemen komen en daardoor sneller geneigd
zijn een dergelijke lening aan te gaan? Zo ja, waarom? Zo neen, wat gaat u hieraan doen?
Uitsluiten is niet mogelijk, aangezien mensen veelal vanwege uiteenlopende redenen in de financiële
problemen komen. Wel is het zo dat de mogelijkheid voor ouders om van de overheid een
voorschot op de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang te verkrijgen voorafgaand aan, of
in de loop van een kalenderjaar ouders kan helpen in hun betalingsgedrag. Bevoorschotting is
bedoeld om te voorkomen dat ouders in de financiële problemen komen.
5
1) Het Parool, 15 januari jl.
2) Gedoeld wordt op de uitspraken over kinderen en crèches tijdens de conferentie in Haarlem op
13 januari 2004
3) Elsevier, 15 januari jl., `Lenen voor de crèche'.
2040506890
Vragen van de leden Hamer en Stuurman (beiden PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën over een mogelijke vergoeding voor de
informele kinderopvang. (Ingezonden 25 januari 2005)
1
Klopt het dat op basis van de Wet Kinderopvang ouders een vergoeding kunnen krijgen voor de
thans tot de informele opvang gerekende grootouders, andere familieleden en bekenden?
Zo ja, wanneer krijgt men deze vergoeding en aan welke eisen moet deze opvang voldoen? 1)
Het klopt dat ook grootouders en andere familieleden als gastouder formele kinderopvang kunnen
verzorgen. Deze familieleden moeten zich in dat geval aanmelden bij een gastouderbureau. Het
gastouderbureau controleert of de familieleden en of de woning van de familieleden aan de gestelde
kwaliteitsnormen voldoen. De gastouder moet bijvoorbeeld in het bezit zijn van een verklaring
omtrent het gedrag, moet zich voegen in het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau, enz.
Het gastouderbureau moet een risico-inventarisatie in de woning van de gastouder uitvoeren. Het
gastouderbureau beslist of bijvoorbeeld een grootouder gastouderopvang kan leveren. Als positief
wordt beslist, kunnen de ouders die van de opvang gebruikmaken in aanmerking komen voor een
inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de Belastingdienst. Overigens zal de grootouder de
inkomsten die verworven worden door het bieden van gastouderopvang moeten opgeven aan de
Belastingdienst.
2
Op welke wijze vindt er controle plaats op de kwaliteit van deze opvang en wie controleert dit?
Controle op gastouderopvang vindt plaats door het gastouderbureau. Gastouderbureaus worden
door de GGD geïnspecteerd.
3
Hoe beoordeelt u dit "gat" in de wet waarvoor informele kinderopvang tot formele kinderopvang
wordt?
Er is geen sprake van een "gat" in de Wet kinderopvang. Het omzetten van informele opvang in
formele opvang via gastouderbureaus kan inderdaad, als de gastouders maar aan de voorwaarden
van het gastouderschap voldoen. Familieleden en bekenden zijn niet uitgezonderd van de
mogelijkheid om als gastouder op te treden. Dat is niet nieuw. Voor de Wet kinderopvang was dit
ook al mogelijk.
---
4
Wat is de verwachting van de omvang van de aanvragen voor een vergoeding van ouders?
Zie ook het antwoord onder 1. Gastouderopvang moet aan een aantal eisen voldoen. Ik verwacht
niet dat grootouders op grote schaal als gastouder opvang aan hun kleinkinderen bieden.
5
Bent u niet bang voor oneigenlijk gebruik en voor vergoeding van uren die feitelijk niet met opvang
zijn gemoeid?
Uit momenteel beschikbare gegevens van de Belastingdienst is af te leiden dat het gebruik van
gastouderopvang niet gestegen is ten opzichte van eerdere ramingen. Ik heb dan ook niet de indruk
dat op grote schaal gebruik gemaakt wordt van familieleden als formele gastouder. Gezien de feiten
dat het gastouderbureau als tussenliggende schakel optreedt en dat de beloning van de gastouder
belastbaar is voor de inkomstenbelasting, verwacht ik niet dat uren zullen worden vergoed die
feitelijk niet met de opvang zijn gemoeid. Daarnaast zal de Belastingdienst in het kader van de
controle van de aanvragen ongebruikelijke situaties signaleren en zo nodig nader onderzoeken.
6
Klopt het dat er inmiddels middelen zijn gereserveerd voor deze vergoedingen? Zo ja, om welk
bedrag gaat dit?
In de ramingen is in algemene zin rekening gehouden met een toenemend aandeel van formele
opvang. In het ramingsmodel1 verschuift de verhouding informele opvang/formele opvang elk jaar
met ca 0,5% ten gunste van de formele opvang. De financiële gevolgen hiervan zijn verwerkt in de
kostenraming van de Wet kinderopvang.
7
Was u van deze mogelijkheid op de hoogte bij de behandeling van het wetsvoorstel Kinderopvang
en de behandeling van de Algemene maatregel van bestuur over innovatieve kinderopvang? Zo ja,
waarom is hiervan geen melding gedaan bij de discussie over de grenzen van innovatieve en
informele kinderopvang en de bespreking van de voor en nadelen hiervan?
Ja. Dit fenomeen is niet nieuw. Zie ook het antwoord op vraag 3.
8
Bent u van plan om het geconstateerde "gat" in de wet te dichten?
Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 3 is geen sprake van een "gat" in de Wet
kinderopvang.
9
Bent u bereid om deze vragen per ommegaande te beantwoorden?
1 Landelijk ramingsmodel kinderopvang, SEO/SCP, 2003
7
De beantwoording vindt ruim binnen de gebruikelijke termijn plaats.
NOS journaal, 22 januari jl.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid