De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: VD. 2005/213
datum: 04-02-2005
onderwerp: Vragen van het lid Waalkens inzake het convenant over
Diergezondheidsfonds TRC 2004/8896
Bijlagen: 5
Geachte Voorzitter,
In antwoord op de vragen die het lid Waalkens (PvdA) van de Tweede
Kamer stelde over het convenant financiering bestrijding besmettelijke
dierziekten, zend ik hierbij de antwoorden op de vragen.
1. Vraag.
Bent u bereid het convenant dat is gesloten over het
Diergezondheidsfonds (DGF) aan de Kamer te zenden?
Antwoord.
Er is op 14 december 2004 met de partners van het convenant
overeenstemming bereikt over aanpassing van het convenant. Het
convenant is in juli 2000 gesloten en heeft een looptijd tot
1-1-2010. De op 2 februari jl. getekende aanpassing zend ik uw
Kamer separaat toe.
2. Vraag.
Klopt het dat de bijdragen van de rundveehouderij en de
varkenshouderij naar beneden worden bijgesteld, zoals uit het
persbericht blijkt? Zo ja, hoe rijmt u dit met uw eerdere
uitspraken tijdens begrotingsbehandelingen en begrotingen dat u
niet aanspreekbaar bent op het opvangen van de gevolgen van
dierziekten en andere risico's en dat bij de herziening van het
preventiebeleid wordt gekomen tot een andere
verantwoordelijkheidsverdeling, waarbij het bedrijfsleven een
grotere verantwoordelijkheid krijgt?
Antwoord.
De bijdragen van de rundveehouderij en varkenshouderij zijn,
uitgedrukt in nominale bedragen, verlaagd. Toch is dat in
overeenstemming met mijn beleid. In het antwoord op vraag 3 zal ik
dat toelichten.
Bij de invulling van de verantwoordelijkheid voor de preventie heb
ik andere aspecten betrokken, zoals vermindering van de
administratieve lasten, minder regels, meer draagvlak, hoger
nalevingsniveau en betere ontsluiting van informatie. Met de
'pakketbrief Administratieve lasten' van 8 april 2004 (TU,
2003-2004, 29515, nr.2) heb ik de Kamer daarover geïnformeerd.
3. Vraag.
Hoe rijmt u dit met uw eerdere uitspraken tijdens de
begrotingsbehandeling dat 'Voor wat betreft de verlenging van het
convenant DGF wordt ingezet op een grotere financiële bijdrage van
het bedrijfsleven aan de directe bestrijdingskosten. Punten voor
verdere verkenning zijn het extra belasten van risicovol gedrag?'
Antwoord.
De kern van de overeenkomst met het bedrijfsleven is dat in
absolute zin de geraamde bijdrage van de overheid en van het
bedrijfsleven daalt, maar dat het bedrijfsleven relatief meer
bijdraagt. Hier volgt een uitgebreide toelichting.
Door de inzet van vaccinatie dalen de geraamde kosten voor de
bestrijding van klassieke varkenspest en mond- en klauwzeer (MKZ)
in de periode van 2005-2009 in vergelijking met de periode
2000-2004. Over deze wijziging van de bestrijdingsstrategie heb ik
u bij de behandeling van de begroting voor 2005 geïnformeerd.
Aangezien de kosten bij een uitbraak van deze dierziekten een
groot beslag leggen op het totaal van de benodigde middelen, daalt
de absolute financieringsbehoefte voor de periode 2005-2009.
De oorspronkelijke maximale bijdrage van het bedrijfsleven dekte
in principe de geraamde incidentele en de structurele uitgaven.
Het maximum aan de bijdrage van het bedrijfsleven houdt in dat de
overheid het risico voor de financiering bij overschrijding van de
geraamde uitgaven draagt. Het aandeel in de financiering door het
bedrijfsleven betreft derhalve het risico en de eerste uitgaven
tot het overeengekomen maximumbedrag (uitgaven aan de voet) en
voor de overheid vanaf het maximum (het open einde). Het
afgesproken maximum enerzijds en de werkelijke uitgaven anderzijds
bepalen uiteindelijk het reële aandeel van bedrijfsleven en
overheid in de financiering. Het aandeel van het bedrijfsleven
voor de sectoren schaap/geit en pluimvee bleek vanwege de hoge
kosten van de uitbraken van MKZ en AI in de periode 2000-2004 zeer
beperkt te zijn.
Bij de onderhandelingen voor het vaststellen van de nieuwe maxima
voor het bedrijfsleven voor de periode 2005-2009, vervullen de
uitgaven voor de bestrijding van de zeer besmettelijke dierziekten
een cruciale rol. Aan de Wageningen Universiteit en het Institute
for Risk Management in Agriculture (IRMA), is gevraagd de
mogelijke hoogte van de bestrijdingskosten voor klassieke
varkenspest, mond- en klauwzeer en Aviaire Influenza te berekenen.
Het gaat daarbij om inschattingen omtrent het optreden en de duur
van een uitbraak en calculaties van de daaraan verbonden kosten en
schade gedurende de periode 2005-2009.
Het resultaat is dat de kans op uitgaven en meer nog de kans op
een maximale omvang van de uitgaven voor de bestrijding van deze
dierziekten bij rund, varken, schaap/geit aanmerkelijk is
afgenomen. Daarom vind ik dat deze 'winst' ten goede moet komen
aan een verlaging van de bijdrage van het bedrijfsleven.
Tegelijkertijd heb ik ingezet op een groter aandeel van het
bedrijfsleven in het dragen van het risico voor deze uitgaven.
Deze inzet voor een vergroting van de financiële bijdrage van het
bedrijfsleven is, met inachtneming van alle andere aspecten die
bij de onderhandelingen een rol spelen, gerealiseerd door op basis
van de kansverdelingen het risico te verkleinen dat de overheid
moet betalen voor het open einde.
Bij de rundveehouderij was er slechts sprake van een risico van
0,4% dat de uitgaven voor de bestrijding van mond- en klauwzeer
gedurende de periode 2000-2004 zouden leiden tot een
overschrijding van het oorspronkelijke plafond. Voor de periode
2005-2009 is besloten deze kansverdeling tussen bedrijfsleven en
overheid te handhaven. Bij het nieuw afgesproken maximum (64
miljoen euro) blijft het risico voor de overheid beperkt tot 0,4%
om voor het open einde te moeten betalen.
Voor klassieke varkenspest en mond- en klauwzeer in de
varkenshouderij, is voor de periode van 2005-2009 het risico op
het open einde voor de overheid in vergelijking met de periode
2000-2004 teruggebracht van 70% naar 50%. Het daarbij behorende
plafond voor de varkenshouderij bedraagt 77 miljoen euro.
Voor de sector schapen-/geitenhouderij is het risico voor de
overheid in de financiering voor mond- en klauwzeer teruggebracht
van 63% naar 50% voor het open einde. Het daarbij behorende
plafond voor de schapen-/geitenhouderij bedraagt 1,56 miljoen
euro.
In de periode 2000-2004 was geen rekening gehouden met het
uitbreken van Aviaire Influenza. Als gevolg daarvan was het risico
van het open einde van de overheid voor pluimvee zeer hoog. Voor
de periode 2005-2009 wordt nu expliciet met een
financieringsbehoefte voor de bestrijding van Aviaire Influenza
rekening gehouden, waarbij het risico op het open einde van de
overheid 50% is.
Het daarbij behorende plafond voor de pluimveehouderij bedraagt 26
miljoen euro.
Als laatste element bij de beoordeling van het resultaat van de
onderhandeling met het bedrijfsleven geldt dat de inzet van
vaccinatie bij de bestrijding betekent dat de gevolgschade
toeneemt, die volledig voor rekening van het bedrijfsleven komt.
In mijn antwoord op vraag 6 zal ik ingaan op het extra belasten
van risicovol gedrag.
4. Vraag.
Hoe rijmt u dit met uitspraken op het congres in Brussel op 15 en
16 december 2004, waar u zwaar heeft ingezet op een Europees
verzekeringsstelsel, en waar directeur-generaal Bergkamp heeft
gezegd dat het een eigen keuze is om boer te zijn en men dan ook
maar moet opdraaien voor de kosten?
Antwoord.
Het onderscheid tussen de onderhandelingen over het convenant en
de inzet bij het congres in Brussel betreft de Nederlandse versus
de Europese situatie. Ten eerste is verzekeren van de kosten van
de dierziektebestrijding voor Nederland alleen geen denkbare optie
(onvoldoende draagvlak, kleine markt). In breder perspectief en op
langere termijn zijn er op onderdelen mogelijkheden. Daarom ook is
het verzekeren tijdens het congres aan de orde gesteld. Ten tweede
was en is er geen operationeel verzekeringssysteem dat in de
plaats kan worden gesteld van het huidige financieringssysteem van
convenant en DGF. Een verzekeringssysteem moet Europees
georiënteerd zijn en zal eerst nog moeten worden onderzocht op
toepasbaarheid, deelname van de veehouderij en interesse van het
verzekeringswezen.
Voor wat betreft de keuze tot boer en de verantwoordelijkheid voor
de kosten, merk ik het volgende op. Aan het bedrijfsmatig houden
van dieren zijn kosten verbonden om de dieren in goede staat te
houden en te vrijwaren van dierziekten. Dergelijke kosten
onderscheiden zich niet van andere bedrijfskosten. Een ondernemer
die er voor kiest om door middel van dieren opbrengsten en inkomen
te verkrijgen, kan zich niet onttrekken aan de daaraan verbonden
kosten voor de diergezondheidszorg, ook al worden de kosten
gemaakt in opdracht van de overheid ten behoeve van de gehele
sector.
5. Vraag.
Hoe rijmt u een dergelijke openeinderegeling met uw voornemen het
Europees landbouwbudget te drukken?
Antwoord.
Zoals aangegeven, is er geen Europees verzekeringsstelsel (private
financiering) beschikbaar. Daarmee blijft de situatie in stand dat
nationale overheden op basis van Europese regelgeving bepaalde
uitgaven voor de bestrijding bij de Europese Gemeenschappen kunnen
declareren.
6. Vraag.
In hoeverre worden bedrijven die grotere risico's nemen zwaarder
aangeslagen dan risicoloze bedrijven?
Antwoord.
De doorbelasting van het aandeel van het bedrijfsleven in de
uitgaven van het Diergezondheidsfonds voor de bewaking en
bestrijding van dierziekten, vindt plaats door heffingen van de
productschappen.
Een differentiatie van deze heffingen op basis van een
risicoprofiel van de bedrijven, is een verantwoordelijkheid van de
productschappen.
7. Vraag.
Zijn alle partijen bereid om het convenant te steunen?
Antwoord.
Bij de onderhandelingen over het convenant waren naast de
vertegenwoordigers van de ondertekenende productschappen, ook
vertegenwoordigers van de veehouders betrokken. Allen hebben zich
akkoord verklaard met het resultaat.
8. Vraag.
Hoe past een dergelijke openeinderegeling bij uw voornemen om
'meer te zorgen voor' in plaats van 'te zorgen dat'?
Antwoord.
Als de overheid besluit over te gaan tot bestrijden, dan heeft zij
de verantwoordelijkheid en de plicht ervoor te zorgen dat de
kosten voor de bestrijding worden betaald. De
financieringsafspraken van het convenant zijn daarmee een kwestie
'van zorgen dat'.
9. Vraag.
Hoe groot zijn de kosten voor dierziektebestrijding gemiddeld per
jaar volgens de onderliggende studies?
Antwoord.
Zoals al bij het antwoord op vraag 3 is aangegeven, veroorzaakt de
bestrijding van de zeer besmettelijke dierziekten zoals klassieke
varkenspest de hoogste uitgaven. Deze kunnen sterk variëren
afhankelijk van de frequentie en omvang. Gemiddeld dient hier te
worden opgevat als het midden tussen de minimale en de maximale
bestrijdingskosten bij de varianten die door de Wageningen
Universiteit en het Institute for Risk Management in Agriculture
zijn berekend. Bepaling van een gemiddelde per jaar is niet zinvol
en reëel, aangezien niet wordt uitgegaan van jaarlijkse uitbraken
en de berekeningen zijn gebaseerd op de volledige periode
2005-2009.
Daarnaast betreffen de kosten voor de dierziektebestrijding de
bestrijdingskosten van een groot aantal andere dierziekten en de
kosten van onderzoek bij verdenkingen, de bewakings- en
monitoringsprogramma's en bepaalde voorzieningen.
10. Vraag.
Kunt u de Kamer de onderliggende studies sturen?
Antwoord.
Bijgaand ontvangt u de volgende studies van het Institute for Risk
Management in Agriculture (IRMA) en het Landbouw-Economisch
Instituut (LEI).
IRMA:
+ Omvang Diergezondheidsfondsen 2005-2010: rund, varken,
schaap/geit
+ Omvang Diergezondheidsfondsen 2005-2010: pluimvee
+ Omvang Diergezondheidsfondsen 2005-2009: deel 1, samenvatting
rundvee, varkens en schapen/geiten
+ Omvang Diergezondheidsfondsen 2005-2009: deel 2, samenvatting
pluimvee.
LEI
+ Financiële draagkracht van de pluimveesector en het
Diergezondheidsfonds.
11. Vraag.
Kunt u een totaaloverzicht geven van de kosten van
dierziektebestrijding die ten laste zijn gekomen van anderen dan
het direct betrokken bedrijfsleven de afgelopen vijf jaar,
uitgesplitst naar dierziekte? Hoeveel procent is uiteindelijk door
het bedrijfsleven gedragen?
Antwoord.
Jaar Uitgaven
(x EUR 1.000,-) Financiering
(x EUR 1.000,-)
Bedrijfsleven
EU
LNV
2000 5.390 776 - 4.614
2001 8.268 6.260 - 2.008
2002 13.296 8.492 - 4.804
2003 13.840 6.253 - 7.587
MKZ 276.622 118.473 90.090 68.059
AI 285.779 11.334 82.262 192.183
Bij deze specificatie moet het volgende in aanmerking worden
genomen. De uitgaven voor mond- en klauwzeer en Aviaire Influenza
lopen over meerdere jaren. Daarom zijn deze uitgaven niet
opgenomen in de vermelde jaarcijfers, maar apart vermeld. De
uitgaven voor 2004 zijn nog niet vastgesteld. De getallen voor MKZ
en AI zijn nog aan verandering onderhevig vanwege hertaxaties en
controle op facturen. De opgave van de financiering door de EU
zijn onder voorbehoud van akkoord op de ingediende declaraties.
Voor MKZ is dit al vrijwel volledig.
12. Vraag.
Wat betekent de opmerking dat de lasten voor de pluimveesector te
zwaar zouden zijn? Draagt het Rijk 10 miljoen euro bij? Zo ja,
waar komt dit geld vandaan? Is dit een eenmalige bijdrage?
Antwoord.
Een onverkorte doorbelasting aan het bedrijfsleven van de uitgaven
voor Aviaire Influenza aan de voet met een risico op het open
einde van 50% voor de overheid, zoals bij varken, schaap/geit in
het geval van klassieke varkenspest en/of mond- en klauwzeer, is
onhaalbaar. Dat is de conclusie op basis van bijgevoegde studie
van het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) naar de opbrengsten in
de pluimveesector tegen de achtergrond van toekomstverkenningen.
Ook bleek dat het oorspronkelijke plafond voor de periode
2000-2004 van 11,3 miljoen euro verhoogd diende te worden.
Bovendien diende het principiële uitgangspunt van een maximaal
risico van 50% voor de overheid voor het open einde te worden
gehandhaafd.
Overeengekomen voor de periode 2005-2009 is dat LNV het meerdere
tot een niveau van 30 miljoen euro bijpast in het geval de
uitgaven voor pluimvee meer dan 20 miljoen euro bedragen. Deze
eenmalige aanvulling zal binnen de begroting van LNV worden
opgevangen.
13. Vraa g.
Kunt u een maatschappelijke kosten-batenanalyse uit laten voeren
op de veehouderijsectoren?
Antwoord.
Een maatschappelijke kosten-batenanalyse van de
veehouderijsectoren is uiterst complex aangezien deze afhankelijk
is van veel factoren die sterk in beweging zijn. Alleen al op het
gebied van de dierziektebestrijding is het nu voor bepaalde
dierziekten mogelijk vaccinatie te benutten waardoor de kosten van
de bestrijding dalen, maar de kosten van de gevolgschade stijgen.
Daarnaast is de diergezondheid een deelaspect. Een
kosten-batenanalyse zal derhalve slechts een momentopname kunnen
zijn. Ik acht derhalve een dergelijk project weinig zinvol.
14. Vraag.
Welke financiële gevolgen heeft het voorliggende convenant
vergeleken met het vorige convenant? Indien blijkt dat nu minder
wordt bijgedragen door het bedrijfsleven dan voorheen, waarom
heeft u dan niet zoals beschreven in de antwoorden op vragen over
de begrotingsstaten van het DGF voor 2005 (vraag 1 en 2) het
vorige convenant door laten lopen?
Antwoord.
Zoals aangegeven zijn de afspraken over de bijdrage van het
bedrijfsleven voor de periode 2005-2009 gewijzigd in vergelijking
met voorgaande periode. Voor de verschillende sectoren zijn deze:
Sector Bedrag 2000-2004
in EUR Bedrag 2005-2009
in EUR
Rund 226,9 miljoen 85,0 miljoen
Varken 226,9 miljoen 125,0 miljoen
Schaap/geit 4,5 miljoen 5,6 miljoen
Pluimvee 11,3 miljoen 30,0 miljoen
*) Bij bereiken van EUR 20,0 miljoen, zijn de volgende EUR 10,0
miljoen voor rekening van LNV.
Bij het vergelijken van de bedragen, wil ik u er nogmaals op
wijzen dat het risico van de overheid voor het open einde is
teruggebracht tot 50%. Voor de rundveesector ligt dit percentage
al op 0,4% en dat is ongewijzigd gelaten.
Het doorbelasten aan het bedrijfsleven vindt overigens plaats
voorzover er daadwerkelijk sprake is van uitgaven voor
dierziektebestrijding. Zolang geen uitbraak van één van de zeer
besmettelijke dierziekten plaatsvindt, zal de doorbelasting aan
het bedrijfsleven beperkt zijn en ruimschoots vallen binnen de
overeengekomen maxima voor de periode 2005-2009.
Indien het convenant niet was aangepast, zouden de oorspronkelijke
bedragen voor de periode 2000-2004 gelden voor de periode
2005-2009. In deze brief heb ik aangegeven waarom aanpassing nodig
is. Daarbij geldt tot slot nog dat de 'oude' bedragen tekort
schoten om de risico's af te dekken bij schaap/geit en pluimvee.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Bijlagen
Evaluatie plafonds Diergezondheidsfondsen Rundvee, Varkens en
Schapen/Geiten
Financiële draagkracht van de pluimveesector en het
Diergezondheidsfondsen
Omvang Diergezondheidsfonds Pluimvee 2005-2010
Omvang Diergezondheidsfondsen 2005-2009
Omvang Diergezondheidsfondsen 2005-2010
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit