Ministerie van Algemene Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Persbericht ministerraad
4 februari 2005
KABINETSREACTIE OP HET ADVIES 'VITALISERING VAN DE KENNISECONOMIE'
Met grote belangstelling heeft het kabinet kennis genomen van het rapport
'Vitalisering van de kenniseconomie' dat is opgesteld door een werkgroep
van het Innovatieplatform onder leiding van de heer Wijffels. Het rapport
getuigt van een brede, integrale kijk op het fenomeen innovatie waarbij
zowel het onderzoek als het onderwijs zijn meegenomen. Tevens geeft het
rapport een kritische analyse van de ontwikkeling van het Nederlandse
kennis- en innovatieklimaat en doet het constructieve en uitdagende
aanbevelingen om ervoor te zorgen dat de Nederlandse kenniseconomie
daadwerkelijk tot de Europese top behoort. In het rapport ziet het kabinet
in belangrijke mate een ondersteuning voor het reeds ingezette beleid.
Tegelijkertijd geeft het rapport aanleiding tot nieuw beleid. Dit schrijft
het kabinet in zijn reactie op het rapport. Gegeven de Europese context
waarin het kabinet onverkort wil vasthouden aan de ambities op het terrein
van de kenniseconomie, zoals die destijds in de Lissabon-agenda zijn
vastgesteld, bewijst het Innovatieplatform zijn waarde.
Nederland wil op het terrein van de kenniseconomie tot de Europese
koplopers behoren. Het kabinet deelt de mening van het Innovatieplatform
dat een hoge kennisinvesteringsquote (KIQ) in dat licht van groot belang
is. Overigens heeft de KIQ sinds 2001 al een forse impuls gekregen door de
toegenomen publieke uitgaven aan onderwijs. Het kabinet zal een verkenning
opstellen van de publieke en private KIQ in Nederland na 2001, met name
voor de jaren 2004 en 2007. Daarbij worden de Nederlandse uitgaven aan
onderzoek en onderwijs en de resultaten daarvan (de kennisproductiviteit)
vergeleken met die van andere landen. Deze verkenning zal eind 2005 gereed
zijn.
Het Innovatieplatform stelt voor een nieuw model van onderzoeksbekostiging
toe te passen voor onderzoek door universiteiten. Het kabinet is het met
het platform eens dat hierbij grote zorgvuldigheid nodig is en dat actieve
betrokkenheid van zowel universiteiten als bedrijfsleven noodzakelijk is.
De minister van OCW en de staatssecretaris van Onderwijs stellen begin 2005
een commissie in die advies zal uitbrengen over het vaststellen van de
onderzoeksprestaties van universiteiten en de systematiek van de totale
financiering van het universitair onderzoek, inclusief de tweede en derde
geldstroom. Nog deze kabinetsperiode zal het kabinet een standpunt innemen
over verdere stappen in de richting van prestatiebekostiging en de
randvoorwaarden die daarvoor vervuld moeten worden.
Het kabinet vraagt het Innovatieplatform te onderzoeken onder welke
voorwaarden het sluiten van een innovatieakkoord, zoals voorgesteld in het
rapport, meerwaarde kan bieden bij de uitvoering van de verschillende
adviezen en afspraken. Op basis van dat onderzoek, dat in april gereed moet
zijn, zal het kabinet besluiten of het participatie aan een
innovatieakkoord wenselijk acht. Het moet daarbij niet alleen gaan om
technische, maar ook om sociale innovatie. De minister en de
staatssecretaris van EZ en de staatssecretarissen van OCW en SZW
organiseren in april een conferentie over sociale innovatie, waarvan de
uitkomsten mogelijk kunnen dienen als input voor de verkenning van de
mogelijkheden voor een innovatieakkoord.
Met het rapport geeft het Innovatieplatform invulling aan zijn aanjagende
rol voor het innovatie- en onderzoeksbeleid. Veel van de voorgestelde
acties sluiten goed aan bij het lopende kabinetsbeleid. In een bijlage bij
de reactie op het rapport van het Innovatieplatform geeft het kabinet een
overzicht van alle concrete acties die aansluiten op de adviezen in het
rapport en de bijbehorende uitvoeringsdata.
RVD, 04.02.2005
Ministerie van Algemene Zaken