Den Haag, 3 februari 2005
Bijdrage van Adri Duivesteijn (PvdA) aan het plenaire debat over de uitspraak van de Raad van State over PMR (Tweede Maasvlakte)
Vorige week heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak van dertien verschillende bezwaarmakers tegen de PKB PMR. De Raad van State heeft alle zogeheten concrete beslissingen uit de PKB voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam vernietigd. Dit project voorziet in de aanleg van de Tweede Maasvlakte met haventerrein, recreatieterreinen en natuurgebieden. De Tweede Kamer heeft daarop de minister om een reactie gevraagd op de uitspraak. In haar antwoord van 28 januari schrijft zij dat zij de uitspraak van de Raad van State als een tegenvaller beschouwt, maar mogelijkheden ziet om de gebreken te herstellen. Het kabinet wil dat doen via vervolgprocedures en zo nodig met een herziene Planologische Kernbeslissing (PKB). Vooralsnog gaat het kabinet er van uit dat de extra maatregelen de plannen voor de Tweede Maasvlakte niet zullen vertragen.
Inbreng PvdA
Het wordt tijd dat dit kabinet de Habitat- en vogelrichtlijn eens serieus gaat nemen. Dit is de tweede keer in drie maanden dat de Raad van State een plan afwijst omdat niet voldaan is aan de eisen van de Habitatrichtlijn: eerder werd de tweede fase van IJburg afgeblazen en nu PMR. Bij de PKB Waddenzee heeft het Kabinet na het zien van een brief van de Commissie aan Dorette Corbey op het laatste moment nog begrepen dat zij een passende beoordeling moet uitvoeren. Het is dus niet door de Raad van State dat dit soort processen tot uitstel leiden, maar door nalatigheid van het kabinet!
Wie bewaakt de kwaliteit van onze procedures binnen het kabinet als het gaat om RO-procedures? Het poldermodel is niet slecht, economie en ecologie aan elkaar verbinden ook niet. De vraag is alleen of het niet teveel onderhandelingsplanologie is geworden. De Wet RO is er om een integrale ruimtelijke ordening veilig te stellen en daarbij ook de rechtszekerheid van burgers te garanderen. Het probleem is dat een belanghebbende ook verantwoordelijk is voor de zorgvuldigheid van de procedures. Dat schuurt. Wij hebben dan ook een voorkeur voor een herstel van de positie van de minister van Ruimtelijke Ordening.
De minister is nogal optimistisch als het gaat om de reparatiemogelijkheden. Dit optimisme delen wij niet. De minister moet reparaties plegen op de volgende punten:
1) Een passende beoordeling uitvoeren op de effecten van transport van slib en vislarven op de Waddenzee. Daarbij moet worden aangetoond dat er geen effecten zullen optreden op de natuur in de Waddenzee, danwel hoe deze te compenseren. Het zal nog niet zo gemakkelijk blijken dit aan te tonen! Ook de passende beoordeling moet open staan voor inspraak (Europese eis). Onderzoek en inspraak zullen gezamenlijk meer tijd vragen dan de drie maanden die de minister voor ogen heeft. Eventuele compensatie zal tot extra kosten leiden.
2) 12 mijlszone voor zandwinning. De RvS wijst de concrete beleidsbeslissing af omdat Nederland in de Noordzee buiten de 12 mijlszone geen jurisdictie heeft. Welke consequenties heeft deze uitspraak voor de winning van bouwgrondstoffen uit de Noordzee in het algemeen? In hoeverre speelt daarbij mee dat het continentaal plat is aangewezen als EHS? Welke extra kosten brengt het met zich mee als besloten wordt al het zand bínnen de 12 mijlszone te winnen?
3) Instelling van het zeereservaat en overige compensatie op land vóóraf. Dit lijkt een mogelijkheid. Wel is de PvdA benieuwd hoe wordt omgegaan met buitenlandse vissers: kan hen verboden worden in het reservaat te vissen? En hoe wordt omgegaan met de compensatie van (Nederlandse) vissers: mag dit gezien de staatssteunregels?
4) De gevolgen voor agrariërs van de aanleg van 750 ha natuur is onvoldoende onderzocht. Reparatie zal eruit moeten bestaan deze agrariërs tevreden te stellen: danwel door onteigening/uitkoop, danwel door planschadevergoeding. Wat zijn de geschatte extra kosten van een dergelijke ingreep. Wordt ook overwogen de aanleg van de 750 ha natuur te heroverwegen?
Onze verwachting is dat door de vele reparaties een ander totaalbeeld ontstaat dat opnieuw een integrale afweging vraagt. Als er ook veranderingen komen in het zorgvuldig uitonderhandelde compromis vraagt dat ook om nieuwe inspraak. Met de aanpassingen die de minister moet plegen lijkt er sprake van majeure wijzigingen. Dit betekent dat de PKB-procedure in zijn geheel opnieuw doorlopen zou moeten worden en de minister niet kan volstaan met een partiele herziening van de PKB, laat staan het wegmoffelen van nieuwe besluiten in een vergunningentraject MER.
Daarnaast zullen er nieuwe kosten naar voren komen, bijvoorbeeld voor nieuw noodzakelijke compensatie, uitkoop van agrariërs/ planschade en bijkomende kosten voor nieuwe zoekgebieden voor ophoogzand.
Wat de PvdA betreft moeten deze gevolgen helder zijn vóórdat besluitvorming over het bestuursakkoord PMR voort kan gaan. Dan is sprake van een nieuw plan (PKB), met mogelijk een ander kostenplaatje. Op dat moment is de vraag aan de orde wat de bijdrage van het rijk zou moeten zijn hieraan.
Toepassing van het toetsingskader van TCI op PMR, zoals voorgesteld wordt door andere kamerleden, kan pas als het toetsingskader door de Kamer is vastgesteld.
Partij van de Arbeid