VVD



VVD-inbreng bij wetsvoorstellen gekozen burgemeester

3 februari 2005

BIJDRAGE VAN DE VVD-FRACTIE VOOR VERSLAG INZAKE WETSVOORSTEL WET VERKIEZING BURGEMEESTER (29 865) (Woordvoerder: Willibrord van Beek)

ALGEMEEN DEEL


1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet verkiezing burgemeester. Dit neemt niet weg, dat zij de regering eerst graag diverse vragen willen stellen en diverse opmerkingen en gedachten willen voorleggen, alvorens een standpunt te bepalen.


2. Vormgeving van het wetsvoorstel

De regeling omtrent de verkiezing van de burgemeester wordt in een afzonderlijke wet vorm gegeven. Opneming past niet in de systematiek van de Gemeentewet en ook niet in die van de Kieswet. De leden van de VVD-fractie vinden de gemaakte keuze voor een afzonderlijke wet een begrijpelijke.


3. Kiesstelsel

De regering kiest voor een stelsel waarbij een gekozen kandidaat de absolute meerderheid van de uitgebrachte stemmen moet hebben behaald, hetzij in de eerste ronde, hetzij in de tweede ronde. In verband met de legitimatie van diegene die tot burgemeester wordt gekozen heeft deze keuze de instemming van de leden van de VVD-fractie. Daarbij komt dat het een begrijpelijk stelsel is en de extra lasten te overzien zijn.

Eerste of tweede ronde tegelijk met raadsverkiezing

Door te kiezen voor een stelsel met twee ronden moet er worden bepaald of de eerste of de tweede ronde tegelijkertijd met de raadsverkiezing plaatsvindt. De regering geeft aan een lichte voorkeur te hebben voor een combinatie van de eerste ronde van de burgemeestersverkiezing met de raadsverkiezing. In hun reactie op het wetsvoorstel introductie gekozen burgemeester hebben de leden van de VVD-fractie, in verband met de collegevorming, vraagtekens geplaatst bij een tweede ronde die plaatsvindt ná de gemeenteraadsverkiezingen. Het is immers bepaald niet ondenkbeeldig dat direct na de gemeenteraadsverkiezingen de formatiebesprekingen beginnen, terwijl nog niet bekend is wie de nieuwe burgemeester wordt. Voor het overige op dit onderdeel verwijzen zij naar hun opmerkingen gemaakt bij hoofdstuk 2.2. (collegevorming) bij wetsvoorstel introductie gekozen burgemeester. De leden van de VVD-fractie gaan ervan uit dat de regering ófwel bij het onderhavige wetsvoorstel ófwel bij het wetsvoorstel introductie gekozen burgemeester op hun opmerkingen zal reageren.


4. Kandidaatstelling

De leden van de VVD-fractie delen het uitgangspunt van de regering, dat in het stelsel van de gekozen burgemeester de kandidaatstelling op persoonlijke titel geschiedt. De nieuwe aanstellingswijze is immers primair een personenstelsel. Dit neemt niet weg dat een kandidaat met machtiging van een politieke partij de aanduiding van die partij mag gebruiken op de aanmelding als kandidaat en de partijaanduiding op het stembiljet bij zijn naam mag plaatsen. In dat kader willen de leden van de VVD-fractie de regering graag een paar vragen voorleggen.

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat een combinatie van partijaanduidingen ook mogelijk is. Dit brengt hen tot de volgende vraag. Mogen meerdere kandidaten de aanduiding van eenzelfde partij voeren?

Mag een politieke partij, bijvoorbeeld de VVD, een persoon, die wel lid van de VVD is, maar die niet de uitdrukkelijke steun van de VVD heeft en die dus niet de aanduiding VVD op het stembiljet mag gebruiken, verbieden om tijdens de campagne het VVD-logo te voeren? Wat is de juridische status van het logo? Is een dergelijk verbod juridisch mogelijk? Mag de VVD bepalen wie het VVD-logo voert? Kortom, hoe is een en ander juridisch geregeld? Daarnaast is aan de orde de vraag of iemand, die bijvoorbeeld geen lid van de VVD is, met instemming van de VVD het VVD-logo mag voeren? Het lijkt de leden van de VVD-fractie dat dit via een privaatrechtelijke overeenkomst zou kunnen worden geregeld. Of zijn er hier nog andere, eventuele staatsrechtelijke, aspecten aan de orde? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een beschouwing van de regering op deze punten.

Ondersteuningsvereiste

Om lichtvaardige kandidaatstelling te voorkomen wordt voorgesteld dat kandidaten door een bepaald aantal personen worden ondersteund door middel van het verwerven van ondersteuningsverklaringen. Het aantal is afhankelijk van de grootte van de gemeente. Hoewel de leden van de VVD-fractie nog geen definitief standpunt hebben ingenomen, merken zij wel op dat 200 ondersteuningsverklaringen, zoals voor gemeenten boven de 200.000 inwoners wordt voorgesteld, een groot aantal is. Wat is feitelijk het verschil tussen een gemeente met tussen de 100.000 en 200.000 inwoners en gemeenten boven de 200.000 inwoners? Waarom in dezen verschil in het aantal te verwerven ondersteuningsverklaringen maken? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

Waarborgsom

Tevens wordt voorgesteld dat kandidaten een waarborgsom betalen, die zij onder bepaalde voorwaarden terugkrijgen. De hoogte van de waarborgsom is 225 euro. Kan de regering uiteenzetten wat de achterliggende gedachte is bij de gekozen hoogte van de waarborgsom? Waarop is de hoogte van dat bedrag gebaseerd, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Combinatie met kandidatuur voor gemeenteraad in dezelfde of een andere gemeente

Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om zowel kandidaat voor het raadslidmaatschap als voor het burgemeesterschap te zijn. De leden van de VVD-fractie merken op moeite te hebben met deze combinatie. Het raadslidmaatschap en het burgemeesterschap zijn namelijk onverenigbare betrekkingen. Uiteindelijk moet iemand altijd voor één van beide functies kiezen. Op de een of andere manier zullen kiezers dus moeten worden teleurgesteld en zal het vertrouwen van kiezers moeten worden beschaamd. Heeft de combinatie niet iets weg van het wedden op twee paarden, zonder zelf echt een keuze te maken? De regering merkt in de memorie van toelichting op dat de Kiesraad zich goed kan voorstellen dat een lijsttrekker voor de gemeenteraadsverkiezingen zich tevens kandidaat stelt als burgemeester. De regering acht dit vervolgens niet een onlogische figuur. Gelet op het bovenstaande vragen de leden van de VVD-fractie zich af of dit wel verstandig is. Zij vragen de regering dan ook dit nader te motiveren. Overigens vragen zij zich af of niet het risico bestaat dat personen zich kandidaat voor het burgemeesterschap stellen om zo geld voor hun campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen te krijgen. Hoe kijkt de regering daar tegen aan, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Geen of één kandidaat

De regering geeft aan niet te verwachten dat er geen aanmeldingen als kandidaat bij het hoofdstembureau worden ingediend of door het hoofdstembureau geldig worden verklaard. Wil de regering daar nog eens op in gaan en daar de terugloop in de belangstelling voor het openbaar bestuur in het algemeen en vertegenwoordigende functies in het bijzonder, bij betrekken, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
5. Campagnefinanciering

De leden van de VVD-fractie merken allereerst op dat voor hen voorop staat dat de financiering van de verkiezingscampagnes van de kandidaten transparant moet zijn. Dit is van het aller grootste belang, gelet op het ambt dat de burgemeester vervult. Het lijkt echter bijna ondoenlijk om een sluitende regeling met betrekking tot de campagnefinanciering te maken. Er zullen dan zeer veel regelingen nodig zijn. Het is daarbij de vraag of het volledig "dichttimmeren" van de regeling wel mogelijk is. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daar een reactie van de regering op.

Voor de daadwerkelijke toepassing van de financieringsvoorschriften wordt voorgesteld een onafhankelijke toezichtscommissie in te stellen, die belast wordt met het toezicht op de naleving van de voorschriften inzake campagnefinanciering. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de taken van deze toezichtscommissie niet evengoed door de Rekenkamer of een Rekenkamercommissie kunnen worden uitgevoerd. Gaarne krijgen zij daar een reactie van de regering op. Welke personen dan wel welke functionarissen kunnen overigens van die toezichtscommissie deel uitmaken?

De onafhankelijke toezichtscommissie houdt dus toezicht op de naleving van de voorschriften inzake de campagnefinanciering. Wat gebeurt er als uit de administratie van de gekozen kandidaat, die inmiddels is beëdigd, blijkt dat hij zich niet aan de wettelijke voorschriften heeft gehouden? De toezichtscommissie, zo wordt voorgesteld, kan ook tijdens de verkiezingscampagne een rapport uitbrengen. Mocht daaruit blijken dat er sprake is van handelen in strijd met de wettelijke voorschriften, is ook hier de vraag, wat de gevolgen voor de verkiezingen zijn?

In de Memorie van Toelichting wordt aangegeven wat er onder het begrip "bijdragen" valt. Bijdragen in natura worden eveneens als bijdragen aangemerkt. Ook uitgaven die door derden worden gedaan zonder dat de kandidaat daarin direct is betrokken, moeten worden beschouwd als bijdragen aan de verkiezingscampagne van de kandidaat. Als de kandidaat deze bijdragen niet in zijn financiële administratie heeft verwerkt, dan leeft de kandidaat zijn wettelijke verplichtingen niet na en kan hij worden bestraft. Of dat zal gebeuren hangt af van de omstandigheden van het geval. Er moet dan worden bezien of in redelijkheid van een verwijtbaar nalaten van de kandidaat kan worden gesproken. Wat is "verwijtbaar nalaten" van de kandidaat, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Zij merken verder op, dat kandidaten er lang niet altijd inzicht in kunnen hebben wat derden voor hen doen. In de hektiek van de verkiezingsstrijd kan het toch voorkomen dat een kandidaat bijvoorbeeld niet in de gaten heeft dat iemand anders voor hem een advertentie plaatst? Hoe kan dan van kandidaten worden verwacht dat zij het hier gestelde vereiste nakomen? Is dat wel redelijk? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering. Voorgesteld wordt om bij bijdragen van meer dan 50 euro in de administratie aan te geven van wie de bijdrage afkomstig is. Hetzelfde geldt als meerdere bijdragen door één persoon/instantie zijn gedaan die tezamen meer dan 50 euro bedragen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering de hoogte van dit bedrag te motiveren. Waarom is voor dit bedrag gekozen? Is 50 euro in deze tijd niet een laag bedrag? Waarom is niet gekozen voor een ander bedrag, bijvoorbeeld 1.000 euro? Overigens vragen de leden van de VVD-fractie zich af waarom er voor is gekozen de hoogte van het bedrag wettelijk vast te leggen. Waarom is bijvoorbeeld niet gekozen voor het vastleggen in een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling? Dat voorkomt het doorlopen van de procedure van een wetswijziging, zo men de hoogte van het bedrag wil wijzigen.

Het wetsvoorstel voorziet in een beperking van de mogelijkheid van financiële bijdragen. Bijdragen die het maximum te boven gaan, mogen niet worden aanvaard. Bij de beperking van financiële bijdragen wordt gedifferentieerd naar gemeentegrootte. De leden van de VVD-fractie vragen de regering dit voorstel nader te motiveren. Waarom de bijdragen beperken? Waarom een differentiatie naar gemeentegrootte. Waarop is de maximaal toegestane hoogte van de giften door derden gebaseerd? Kortom, waarom is gekozen voor de genoemde hoogtes van de giften? Waarom is een kandidaat niet vrij om zelf te bepalen welk bedrag hij aan zijn campagne besteedt? Wat is overigens het maximale bedrag dat een kandidaat zelf in zijn campagne mag steken en in welk artikel is dat geregeld? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

Voorgesteld wordt dat kandidaten die anonieme giften ontvangen deze giften aan de gemeenten overdragen. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de gemeenten met dat geld doen? Wat mogen gemeenten met dat geld doen? Zullen die bedragen worden gebruikt voor de ondersteuning in natura van kandidaten door de gemeenten? Of anders geformuleerd: zullen die anonieme giften aan de verkiezingscampagnes van alle kandidaten ten goede komen? Heeft de regering overwogen dat kandidaten alleen dat deel van de anonieme giften overdragen aan de gemeenten dat uitgaat boven de 50 euro, zijnde de voorgestelde grens waarbij de naam van de schenker bekend moet worden gemaakt? Ter voorkoming van misverstanden de leden van de VVD-fractie spreken hier geen oordeel uit over de hoogte van die grens. Zij zouden dezelfde vraag hebben gesteld als die grens bij een ander bedrag was gelegd. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

Met betrekking tot de campagne hebben de leden van de VVD-fractie ook nog de volgende opmerkingen en vragen. Het is niet ondenkbeeldig dat een kandidaat een eigen radioprogramma heeft, waarin hij reclame voor zich zelf kan maken? Ook is het niet ondenkbeeldig dat een kandidaat gemakkelijk toegang tot de media heeft en regelmatig voor een interview wordt uitgenodigd. Ook langs deze weg wordt publiciteit verkregen. Hoe zal daar mee worden omgegaan? Hoe zal dat worden gewaardeerd? Hoe kan worden voorkomen dat er in een bepaald programma aandacht wordt gevestigd aan een bepaalde kandidaat? Kortom, hoe wordt "free publicity" voorkomen en hoe wordt dat gewaardeerd?

Voorts behoort het tot de mogelijkheden, dat er buiten kandidaten om stichtingen worden opgericht met het oog op het steunen van kandidaten. Hoe zal dit worden gecontroleerd? Hoe kan worden gecontroleerd dat iemand bijvoorbeeld via drie BV's een bedrag schenkt en daarmee het maximum toegestane bedrag probeert te omzeilen? Controle daarop zal, zo menen deze leden, buitengewoon moeilijk zijn. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie op de hier gestelde vragen.

Stemming, stemopneming en vaststelling van de verkiezingsuitslag

De oproepingskaart voor de tweede ronde van de eventuele tweede stemming wordt tegelijk verzonden met de oproepingskaart voor de eerste ronde. Bij openbare kennisgeving worden de kiezers geïnformeerd of een tweede ronde wordt gehouden. De leden van de VVD-fractie merken op, dat dit het risico inhoudt dat kiezers niet op de hoogte zijn, omdat zij geen huis-aan-huisbladen ontvangen. Hoe kijkt de regering daar tegen aan?

Aanneming van de verkiezing en toelating tot het ambt

In dit deel van de Memorie van Toelichting wordt melding gemaakt van de rol van de commissaris van de Koningin als het gaat om het onderzoek van de geloofsbrieven van de kandidaat. De leden van de VVD-fractie verwijzen voor wat betreft hun opmerkingen over de rol van de commissaris van de Koningin naar het wetsvoorstel inzake de introductie van de gekozen burgemeester. Gelet op die opmerkingen, stellen zij ook de vraag of de gekozene aan de commissaris van de Koningin moet berichten of hij zijn verkiezing aanneemt. Als het onderzoek van de geloofsbrieven niet bij de commissaris van de Koningin berust, dan is het ook niet logisch om aan deze functionaris te berichten of een kandidaat zijn verkiezing aanvaardt. Een eventuele wijziging in de rol van de commissaris heeft dan dus ook voor het onderhavige wetsvoorstel gevolgen, zo merken deze leden op.

Bijzondere gevallen van verkiezing van de burgemeester

In geval van bijzondere verkiezingen stellen burgemeester en wethouders de dag der kandidaatstelling vast. De dag der kandidaatstelling is in ieder geval niet in de periode 1 mei tot en met 15 augustus, zo valt in het voorgestelde artikel 9.5 te lezen. Deze periode beslaat dus meer dan drie maanden. De leden van de VVD-fractie zijn van mening, dat dit wel een zeer lange termijn is. Kan de regering nader motiveren waarom niet is gekozen voor 1 juli tot en met 15 augustus? Wat vindt de regering van de periode 1 juli tot en met 31 augustus? De zomervakanties vinden in Nederland gespreid plaatst. In sommige regio's zijn in de tweede helft van augustus de scholen nog gesloten. Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 4.4

Voorgesteld wordt zittende burgemeesters niet de verplichting op te leggen ondersteuningsverklaringen te overleggen. Deze vrijstelling geldt evenwel niet voor de burgemeestersverkiezing in 2006 (zie artikel 12.8). De leden van de VVD-fractie vragen de regering dit nader te motiveren. Waarom is er niet voor gekozen de zittende burgemeesters, die aan de verkiezingen in 2006 meedoen, vrij te stellen van dit vereiste?

De vrijstelling geldt ook niet voor waarnemers die aan de verkiezingen mee willen doen. Dit zou in artikel 4.4 lid 9 tot uitdrukking komen door de woorden "de kandidaat die het ambt van burgemeester in de gemeente bekleedt". Geeft dit begrip wel voldoende duidelijk weer dat waarnemers geen vrijstelling van het overleggen van ondersteuningsverklaringen hebben? Zou niet beter zijn: "de in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet voor de kandidaat die bij de vorige verkiezingen verkozen is tot burgemeester"? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

Artikel 4.8

Voor een kandidaatstelling moet een kandidaat een waarborgsom van 225 euro aan de gemeente betalen. Het vereiste geldt niet voor zittende burgemeester. Echter deze vrijstelling geldt niet voor de burgemeesters die bij de eerste burgemeestersverkiezingen in 2006 meedoen (zie artikel 12.8). De leden van de VVD-fractie vragen de regering dit nader te motiveren. Waarom is er niet voor gekozen om de zittende burgemeesters in 2006 vrij te stellen van dit vereiste? Ook hier geldt, net als bij de ondersteuningsverklaringen, de vrijstelling niet voor waarnemers. Mutatis mutandis hebben zij hier dus dezelfde vraag als het gaat om het woord "bekleden", maar dan in het voorgestelde artikel 4.8.

Artikel 7.4

In het wetsvoorstel inzake de introductie van de gekozen burgemeester hebben de leden van de VVD-fractie opmerkingen gemaakt over de rol van de commissaris van de Koningin bij het onderzoek van de geloofsbrieven. Mocht de uitkomst van het debat met de regering zijn dat deze taak niet bij de commissaris blijft berusten, dan heeft dat gevolgen voor het voorgestelde artikel 7.4. Hetzelfde geldt in ieder geval ook voor de voorgestelde artikelen 7.16, 8.1, 8.3, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.8 en 8.9, zo merken deze leden op.

Artikel 8.2

Als een burgemeester in de tweede ronde wordt gekozen, dan is er tussen de verkiezing van de burgemeester en zijn ambtsaanvaarding slechts een periode van acht dagen. Er wordt vanuit gegaan dat de tot burgemeester gekozene direct na vaststelling van de uitslag van de verkiezing en de uitreiking van de kennisgeving van de verkiezing zijn verkiezing aanneemt. Toch krijgt de gekozene tien dagen de tijd om zijn verkiezing te aanvaarden. De leden van de VVD-fractie beseffen dat deze regeling ook geldt voor gekozen gemeenteraadsleden, maar dat neemt niet weg, dat zij voor deze bepaling aandacht vragen. Zou de termijn van het voorgestelde artikel 8.2 lid 1 niet gelijk kunnen zijn aan de termijn die ligt tussen de verkiezing en de dag waarop de ambtsperiode begint? Dit komt hen wat logischer voor. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

Artikel 10.4

Uit de toelichting bij artikel 10.4 valt af te leiden, dat ook politieke partijen mogen bijdragen aan de campagne van kandidaten, mits deze bijdragen niet een bepaald maximum te boven gaan. In artikel 12.6 wordt echter bepaald dat politieke partijen de via de Wet subsidiëring politieke partijen verkregen overheidssubsidies niet mogen aanwenden voor de financiering van campagnes voor de verkiezing van de burgemeester. Hoe verhouden beide artikelen zich tot elkaar? Wat mag een politieke partij nu wel en niet? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een verduidelijking op dit punt.

Artikel 10.5

In artikel 10.5 wordt voorgesteld dat gemeenten een verordening vaststellen inzake de ondersteuning van kandidaten. Ondersteuning kan geschieden door middel van bijdragen in natura en in de vorm van subsidies. Gemeenten zijn evenwel niet verplicht ondersteuning te verlenen. Waarom kiest de regering er voor om het mogelijk te maken dat burgemeesterskandidaten door gemeenten financieel worden ondersteund? Vindt de regering dit een taak van de overheid, in dit geval de gemeenten? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daar een reactie van de regering op.
In dit kader vragen de leden van de VVD-fractie ook aandacht voor het volgende. Als gemeenten financiële middelen voor de campagnes van kandidaten ter beschikking stellen, krijgen zij dan daarvoor van het Rijk via het Gemeentefonds een tegemoetkoming?

Overigens merken de leden van de VVD-fractie op, dat een verordening per gemeente voor het regelen van de ondersteuning van kandidaten ertoe leidt dat er grote verschillen tussen gemeenten kunnen ontstaan. Hoe beziet de regering dat? En als er al een regeling moet worden opgesteld, is de vraag of deze regeling niet algemeen zou moeten zijn, dus voor alle gemeenten in principe gelijk? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.


---- --
3 februari 2005

BIJDRAGE VAN DE VVD-FRACTIE VOOR VERSLAG INZAKE WETSVOORSTEL WET INTRODUCTIE GEKOZEN BURGEMEESTER (29 864) (Woordvoerder: Willibrord van Beek)

ALGEMEEN DEEL

HOOFDSTUK 1 INLEIDING


1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet introductie van de gekozen burgemeester. Dit neemt niet weg, dat zij de regering eerst graag diverse vragen willen stellen en diverse opmerkingen en gedachten willen voorleggen, alvorens een standpunt te bepalen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat zij beseffen dat het voor introductie van de gekozen burgemeester noodzakelijk is, dat het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 131 van de Grondwet binnenkort in tweede lezing in de Eerste Kamer der Staten-Generaal wordt aanvaard.

Het onderhavige wetsvoorstel vormt samen met het wetsvoorstel Wet verkiezing burgemeester een zeer grote ommezwaai in het gemeentelijk bestel. De leden van de VVD-fractie zien in dat de nieuwe aanstellingswijze van de burgemeester een ingrijpende operatie is voor alle actoren, niet alleen voor de (zittende) burgemeester, maar ook voor de raadsleden, wethouders, griffiers, gemeentesecretarissen en ambtenaren. Er komt een geheel nieuwe opzet van het lokale bestuur, waardoor de verhoudingen in het bestuur van deze bestuurslaag ingrijpend zullen veranderen en grote veranderingen in de onderlinge verhoudingen tussen de diverse actoren zullen ontstaan. De direct betrokkenen krijgen te maken met een andere cultuur. Zij zullen met recht een cultuuromslag moeten maken. Hoe wil de regering bereiken dat deze cultuuromslag daadwerkelijk wordt bereikt, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

In de inleiding van de Memorie van Toelichting wordt aandacht besteed aan de invoeringsdatum van het nieuwe stelsel van de gekozen burgemeester. De leden van de VVD-fractie verwijzen voor hun opmerkingen daarover naar de door hen gemaakte opmerkingen bij hoofdstuk 7.


1.2 Motieven en overwegingen voor de introductie van een gekozen burgemeester

De leden van de VVD-fractie merken op, dat de Raad van State ernstige twijfel over de noodzaak en de motivering van het wetsvoorstel heeft. De Raad van State is van mening dat de door de regering genoemde bestuurlijke argumenten onvoldoende aanleiding vormen voor de gekozen burgemeester, en dat de eigenlijke aanleiding moet worden gezocht in een opvatting over wat democratisch wenselijk is.

De Raad van State concludeert dat noch de wens tot versterking van de positie van de burgemeester noch de "eindfase" van de kroonbenoeming tot de conclusie kunnen leiden dat een ingrijpende stelselwijziging, bestaande uit de invoering van de figuur van de gekozen burgemeester, dringend nodig is. Naar het oordeel van de Raad is het ook uiterst twijfelachtig of de eventuele wenselijkheid van het voorstel langs de in de memorie van toelichting beproefde lijnen zou kunnen worden beredeneerd. Het ziet er veeleer naar uit dat deze wijze van argumenteren per saldo slechts afbreuk doet aan de overtuigingskracht van de motivering. Aldus de Raad van State. "In feite gaat het om een bepaalde visie op hoe een democratisch bestuursstelsel er moet uitzien; niet de in de toelichting genoemde "motieven en overwegingen" maar het "Hoofdlijnenakkooord" op basis waarvan het zittende kabinet is totstandgekomen, vormen de eigenlijke aanleiding voor de indiening van het wetsvoorstel." Aldus de Raad van State. De leden van de VVD-fractie vragen de regering in te gaan op de door de Raad van State gemaakte opmerkingen. En vragen de regering nader te beargumenteren waarom zij een door de bevolking gekozen burgemeester nodig achten. Wat is de analyse van het probleem? Waarom wordt de nieuwe burgemeester een politicus in plaats van een boven de partijen opererende gezagsdrager. Juist politici worden steeds meer gewantrouwd. Waarom denkt de regering dat een politieke burgemeester, een burgemeester met macht in plaats van gezag, past in het huidige tijdsgewricht? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of is overwogen om het huidige systeem van de kroonbenoeming te veranderen. Er valt op dat systeem nog wel wat af te dingen, zo merken zij op. Er zijn vele actoren bij die benoeming betrokken: de vertrouwenscommsisie, de raad, de commissaris van de Koningin, via een mogelijk referendum de burgers en uiteindelijk de minister (de Kroon). Het systeem bevat een onduidelijke mengeling van invloed van de gemeenteraad, een beetje invloed van de bevolking, en een diffuse rol van de Kroon bij de benoeming. Daar komt bij dat er bij het referendum eigenlijk voor de burgers niets te kiezen valt. En de minister heeft in feite geen echte mogelijkheid om van de aanbeveling af te wijken. Dit systeem lijkt op van "alles een beetje". Op zich kunnen de leden van de VVD-fractie zich indenken dat de regering zou hebben gekozen voor het consistenter invullen van de kroonbenoeming. Bijvoorbeeld als volgt: naast de selectietaak van de commissaris van de Koningin, een recht van vertrouwelijke aanbeveling voor de vertrouwenscommissie van twee geschikte kandidaten, met afschaffing van het burgemeestersreferendum en een minister die ook daadwerkelijk zelf een keuze kan maken. De minister zou dan niet, zoals nu, een stempelmachine zijn? Heeft de regering dat overwogen? Is dat denkbaar en aanvaardbaar voor de regering? Zo neen, waarom niet? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

Externe legitimatie nodig voor versterking burgemeesterspositie

De leden van de VVD-fractie stemmen in met de afwijzing door de regering van de door de gemeenteraad gekozen burgemeester. Deze leden wijzen dat om principiële redenen af. Een burgemeester die door de raad is gekozen, is namelijk gebonden aan de meerderheid in die gemeenteraad. Van een onafhankelijke positie van de burgemeester is dan geen sprake meer. De burgemeester wordt een paladijn van de raad en dat zou het einde van de onafhankelijke burgemeester betekenen. Daarbij komt dat een door de raad gekozen burgemeester in strijd met het dualisme is. Een door de raad gekozen burgemeester is een monistisch element in ons dualistisch gemeentelijk bestel, zo merken de leden van de VVD-fractie op. En dat kan toch niet de bedoeling zijn.


1.4 Reacties op dit wetsvoorstel

In de Memorie van Toelichting wordt gesteld dat naar aanleiding van de uitgebrachte adviezen de regering van mening is dat de komst van de gekozen burgemeester voor vele organisaties een gegeven is. De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarop dat is gebaseerd. Als het rondetafelgesprek dat op maandag 17 januari 2005 door de Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is gehouden, in ogenschouw wordt genomen, dan hebben de leden van de VVD-fractie een heel ander beeld gekregen. Zij betrekken daarbij ook de door die organisaties geleverde inbrengen op de wetsvoorstellen. Zou een vergroting van het draagvlak niet kunnen ontstaan door een zorgvuldige invoering? Waarom wordt er geen draagvlak gezocht door te luisteren naar en te communiceren met de hier bedoelde organisatie? De leden van de VVD-fractie vragen de regering op deze punten in te gaan.

HOOFDSTUK 2 DE POSITIE VAN DE NIEUWE BURGEMEESTER


2.1 Algemeen

Voor vertegenwoordigende organen is naast het actief kiesrecht ook het passief kiesrecht in de Grondwet opgenomen. Als het onderhavige wetsvoorstel en het wetsvoorstel Verkiezing burgemeester worden aanvaard, is de burgemeester een gekozen functionaris. Het passieve kiesrecht van de burgemeester is evenwel niet in de Grondwet vastgelegd. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of in de Grondwet niet een bepaling inzake de verkiesbaarheid voor het ambt van burgemeester, het zogenaamde passieve kiesrecht, moet worden vastgelegd. Vloeit dit logischer wijs niet voort uit het feit dat de burgemeester straks een gekozen functionaris is? Heeft de regering dat in haar beschouwingen betrokken? Hoe beziet de regering een en ander? Als de regering de mening van deze leden deelt, dan zou nog deze kabinetsperiode een wijziging van de Grondwet in gang moeten worden gezet, opdat de eerste lezing tijdig plaatsvindt. Is de regering bereid een dergelijk wetsvoorstel in deze kabinetsperiode in procedure te brengen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie hierop een reactie van de regering.

Het voorliggende wetsvoorstel gaat niet uit van een "running mate" voor de burgemeester. De leden van de VVD-fractie vragen daar hier aandacht voor. In hun ogen zou het systeem met een "running mate" er als volgt uit kunnen zien. Bij de burgemeestersverkiezingen brengen de kiezers niet alleen een stem op een burgemeesterskandidaat uit, maar ook op zijn "running mate". De "running mate" vervangt de burgemeester als deze ziek is of langdurig is verhinderd. Hij is dan de eerste loco-burgemeester bij verhindering en waarneming. Ook volgt de "running mate" de burgemeester op, als deze laatste overlijdt. De zittingsperiode loopt dan tot aan de volgende reguliere verkiezingen. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een "running mate" voor de burgemeester, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de VVD-fractie zijn met de regering van mening, dat een gekozen burgemeester zijn kiezersmandaat moet kunnen vertalen in zichtbare invloed op belangrijke processen in de gemeentelijke bestuursvoering. De taken en bevoegdheden moeten passen bij het mandaat van de burgemeester. De formele positie van de gekozen burgemeester moet in overeenstemming zijn met de rol die van hem wordt verwacht. Het directe mandaat moet dan ook waar gemaakt kunnen worden. Wat krijgt de burgemeester nu met dit wetsvoorstel in feite te zeggen, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de VVD-fractie hebben de indruk dat in het onderhavige wetsvoorstel monistische en dualistische elementen zijn te vinden, een vermenging van twee systemen dus. Het wetsvoorstel lijkt dan ook niet consistent in de gemaakte keuzes. Kijk bijvoorbeeld naar de wethouders, die ingevolge het wetsvoorstel door de raad worden benoemd, op voordracht van de burgemeester. Kijk bijvoorbeeld ook naar de gemeentescretaris die door het college wordt benoemd. De VVD staat geen ongewenste vermenging van een monistisch en dualistisch systeem voor. Een gekozen burgemeester moet dan ook echt wat voorstellen. De kiezers moet geen rad voor ogen worden gedraaid, dat wil zeggen dat niet de indruk moet worden gevestigd, dat zij een krachtig nieuw bestuursorgaan (de burgemeester) met een programma mogen kiezen, maar dat in de praktijk het burgemeestersambt een orgaan wordt dat niet veel voorstelt, dat bijvoorbeeld politiek onwelgevallige wethouders krijgt opgedrongen door de gemeenteraad. Dat is juist monisme in plaats van dualisme. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

Als er voor een direct gekozen burgemeester wordt gekozen, dan kiezen de leden van de VVD-fractie voor een zo helder mogelijke dualistische positie en een zo zuiver mogelijk staatsrechtelijk model, en een eigen specifieke bestuursverantwoordelijkheid van de gekozen burgemeester met zijn college. Het systeem van deze "sterke" burgemeester zou dan de volgende elementen kennen. De burgemeester wordt gekozen op een eigen verkiezingsprogramma. Het college van burgemeester en wethouders is het bestuursorgaan dat verantwoording schuldig is aan de raad. De verantwoordelijkheden van de wethouders en het college zijn evenwel van de gekozen burgemeester afgeleid. De burgemeester benoemt en ontslaat zijn of haar wethouders. De burgemeester verneemt daarbij wel de gevoelens van de gemeenteraad. De burgemeester is niet langer voorzitter van de gemeenteraad. De rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester behoudt het gezag over de politie en de openbare orde. De burgemeester benoemt in dit systeem de gemeentesecretaris en de overige ambtenaren, met uitzondering van de griffier en het griffiepersoneel. Met betrekking tot de gemeentesecretaris verneemt de burgemeester wel eerst de gevoelens van het college. Het is aan de gemeenteraad zelf om een sterke positie tegenover de burgemeester in te nemen. De raad heeft voldoende wettelijke mogelijkheden om als een krachtige volksvertegenwoordiging op te treden. In dit systeem heeft de burgemeester verschillende bevoegdheden, maar dat laat onverlet dat zo'n burgemeester meerderheden in de raad moet zien te verwerven, want de raad is en blijft het orgaan dat controleert, wetgevende bevoegdheid heeft en het budgetrecht heeft. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op deze passage.

Naar de mening van de leden van de VVD-fractie is een systeem waarin de burgemeester de wethouders benoemt en ontslaat grondwettelijk mogelijk. Een benoeming door de burgemeester betekent niet het einde van het collegiaal bestuur. In artikel 125 lid 2 Grondwet is immers naar hun mening slechts bepaald dat het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester deel uitmaken van het bestuur van de gemeente. De bepaling gaat niet over "collegialiteit van bestuur". Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie op het bovenstaande een reactie van de regering.

De regering duidt de burgemeester aan als de "lokale regeringsleider". In dat verband vragen de leden van de VVD-fractie de regering te reageren op opmerking van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB). In het rondetafelgesprek dat op maandag 17 januari 2005 in de Tweede Kamer plaatsvond, ter voorbereiding van de behandeling, is door de vertegenwoordiger van de Raad voor het Binnenlands Bestuur opgemerkt, dat de burgemeester als "lokaal regeringsleider" in strijd met het hoofdschap van de raad is, zoals dat in de Grondwet is neergelegd. De leden van de VVD-fractie vragen de regering op het oordeel van de Raad voor het Binnenlands Bestuur te reageren.

De regering kiest ervoor de burgemeestersvekiezingen tegelijkertijd (synchroon) met de gemeenteraadsverkiezingen te laten plaatsvinden. Voor het niet-synschroon laten lopen van de verkiezingen zijn evenwel ook argumenten te geven, onder meer de volgende. De herkenbaarheid van de verschillende verkiezingen wordt groter. Het vergroot de eigenstandige positie van de burgemeester, maar ook van de raad. In geval van een meningsverschil tussen de burgemeester en de raad doet zich niet de vraag voor: welk mandaat gaat voor: dat van de burgemeester of dat van de raad? Deze leden erkennen dat er ook argumenten tegen het niet-synchroon laten lopen zijn. De kiezers zullen immers vaker naar de stembus moeten. Heeft de regering overwogen de verkiezingen niet synchroon te laten lopen? Past het niet-synchroon laten lopen van de verkiezingen niet beter in het systeem van de gekozen burgemeester? Kan de regering nader uiteenzetten waarom zij daar niet voor heeft gekozen? Waarop is de stelling van de regering gebaseerd dat een versterking van de positie van de burgemeester en zijn rechtstreekse verkiezing juist vragen om synchroniciteit? Is het werkelijk bezwaarlijk als een raadsperiode door tussentijdse collegevorming wordt onderbroken? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie op het hier gestelde een reactie van de regering. De leden van de VVD-fractie willen daarbij graag de duur van de ambtsperiode van de burgemeester betrekken. Kan de regering nader uiteenzetten waarom is gekozen voor een periode van vier jaar in plaats van zes jaar zoals nu het geval is? Waarom wordt, wat de ambtstermijn van de burgemeester betreft, afgeweken van de huidige situatie?

Tot slot van deze paragraaf vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor het burgerjaarverslag dat de burgemeester jaarlijks moet uitbrengen. Wat zal in het stelsel van de gekozen burgemeester de functie van dat burgerjaarverslag zijn? Verandert die functie?
2.2 De bevoegdheden van de gekozen burgemeester

Collegevorming

De verkiezing van de burgemeester vindt plaats in twee ronden. De tweede ronde van de verkiezing vindt plaats twee weken na de gemeenteraadsverkiezingen. Ingevolge het wetsvoorstel is het de burgemeester die leiding zal geven aan het overleg tussen de in de raad vertegenwoordigde groeperingen ten behoeve van de vorming van het college. Hoewel het niet aan de raad is om een college te vormen, is het echter niet ondenkbeeldig, dat na de gemeenteraadsverkiezingen de formatiebesprekingen en de gesprekken tussen de fracties al beginnen, terwijl er nog geen burgemeester is, Wordt de burgemeester die alsnog wordt gekozen later niet voor een voldongen feit geplaatst? Heeft deze niet het nakijken? Het lijkt er sterk op dat de gekozen burgemeester alleen maar "ja" kan zeggen tegen de uitkomst van de besprekingen. Denkt de regering daadwerkelijk dat pas met de formatie wordt begonnen als de ambtstermijn van de burgemeester begint? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie op het bovenstaande een reactie van de regering. Wil de regering nog eens kijken naar het moment van de tweede ronde van de burgemeestersverkiezingen? Leidt een en ander tot een ander inzicht, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zij beseffen dat het houden van de eerste ronde twee weken vóór de gemeenteraadsverkiezingen ook nadelen kent.

Benoeming en ontslag wethouders

In het wetsvoorstel is bepaald dat de gemeenteraad de wethouders benoemt, op voordracht van de burgemeester. Waarom is niet gekozen voor een benoeming van de wethouders door de burgemeester, nadat de burgemeester de gevoelens daaromtrent van de gemeenteraad heeft vernomen? Mutatis mutandis geldt dezelfde vraag voor het ontslag van de wethouders. Past het benoemen en het ontslaan van de wethouders door de burgemeester niet veel beter in het systeem van de direct gekozen burgemeester? Is dit niet een veel zuiverder systeem? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een gemotiveerde reactie van de regering. Ervan uitgaande dat de burgemeester de wethouders benoemt, is de vraag of nog over een formatieproces kan worden gesproken. Hoe ziet de regering dat, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Ook is het nog maar de vraag of in geval van een benoeming van de wethouders door de burgemeester sprake is van strijd met artikel 125 lid 1 Grondwet. Als dat al zo zou zijn, dan kunnen er ook vraagtekens bij de dualiseringsoperatie worden gesteld, want toen zijn veel bevoegdheden van de gemeenteraad naar het college van B en W overgeheveld. Ook die operatie had een verandering van de positie van de raad tot gevolg. Noch de Staatscommissie Elzinga, noch de wetgever heeft daarin aanleiding gezien om artikel 125 lid 1 Grondwet te wijzigen. Niet valt in te zien waarom nu wel zo'n aanpassing aangewezen zou zijn, terwijl het door de leden van de VVD-fractie hierboven geschetste model van de gekozen burgemeester met een benoeming van de wethouders door de burgemeester niet ten koste gaat van de bevoegdheden van de raad. Een benoeming door de burgemeester doet geen afbreuk aan de positie van de gemeenteraad. Het leidt slechts tot een herschikking van bevoegdheden tussen de burgemeester en het college. Overigens is de bevoegdheid om wethouders te benoemen en te ontslaan aan de raad toegekend door de wetgever en niet de grondwetgever. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie op hetgeen hier naar voren is gebracht een reactie van de regering.

Eenheid van het collegebeleid

De burgemeester krijgt een volwaardige agenderingsbevoegdheid. Hoe zal straks in de praktijk worden omgegaan met wethouders die onderwerpen uit hun portefeuille voor de agenda van het college willen aandragen? Moeten de wethouders de burgemeester daarom verzoeken? Zal de burgemeester in principe aangedragen onderwerpen agenderen? Kortom, hoe zal straks een en ander in zijn werk gaan? Het kan ook voorkomen, dat een wethouder graag wil dat het college in vergadering bijeenkomt, maar het is de burgemeester die bepaalt wanneer een collegevergadering plaatsvindt. Hoe zal daar in de praktijk mee worden omgegaan? Wat zijn de mogelijkheden van de wethouder terzake? Moet een en ander in de wet worden opgenomen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

Positie gemeentesecretaris

In de memorie van toelichting valt te lezen, dat de gemeentesecretaris de manager van het ambtelijk apparaat is. Dit wordt evenwel niet in de wet vastgelegd. Wat zijn de voor- en nadelen van het wettelijk vastleggen? Hoe kijkt de regering aan tegen het wettelijk verankeren van de positie van de gemeentesecretaris, in die zin dat hij de manager van het ambtelijk apparaat is? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

In het wetsvoorstel wordt gekozen voor het behoud van de bevoegdheid van het college om de gemeentesecretaris te benoemen en te ontslaan. De burgemeester doet daartoe echter wel aan het college een voordracht. Waarom is niet gekozen voor benoeming en ontslag door de burgemeester, te meer daar de gemeentesecretaris in voorkomende gevallen het verlengstuk van de burgemeester met betrekking tot de integrerende en afstemmende rol van de burgemeester is? Eventueel zou de burgemeester de gevoelens daaromtrent van het college kunnen vernemen. Wordt met een benoeming door de burgemeester niet meer recht gedaan aan de nieuwe positie van de burgemeester? Waarom wordt de burgemeester in dezen niet dezelfde bevoegdheid gegeven als bij de overige ambtenaren met uitzondering van de griffier en het griffiepersoneel? Waarom wordt er een verschil gemaakt tussen de gemeentesecretaris en de overige ambtenaren? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering. Zou het geen aanbeveling verdienen om de gemeentesecretaris voor vier jaar, dus tijdelijk, te benoemen, overeenkomstig de voorgestelde termijn voor de burgemeester? Dit laat onverlet dat de gemeentesecretaris bij de vorming van een nieuw college kan worden herbenoemd. Hoe kijkt de regering daar tegen aan? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

Voorts hebben de leden van de VVD-fractie in dit kader nog de volgende vragen. Wat gebeurt er als het college en/of de Ondernemingsraad tegen de benoeming van de door de burgemeester voorgedragen gemeentesecretaris blijft? Wat gebeurt er als het college de gemeentesecretaris niet ontslaat of schorst, ondanks de voordracht van de burgemeester? Het ontslag van de gemeentesecretaris kost wachtgeldverplichtingen. Door wie wordt dat betaald? Brengt de nieuwe aanstellingswijze van de burgemeester veranderingen met zich mee als het gaat om de Wet op de Ondernemingsraden? Wie zal de bestuurder in de zin van deze wet zijn: de burgemeester of de secretaris? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie op deze vragen een antwoord van de regering.

Taken en bevoegdheden op het gebied van de openbare orde en veiligheid en handhaving van wet- en regelgeving

De leden van de VVD-fractie stemmen in met het voorstel om de burgemeester te blijven belasten met de handhaving van de openbare orde, bij hem het opperbevel bij brand en ongevallen te laten en ook hem te blijven belasten met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden. Ook kan hij woningen blijven sluiten, noodbevelen blijven geven of noodverordeningen blijven uitvaardigen. In het verlengde van de bevoegdheden van de burgemeester op het terrein van de openbare orde en veiligheid wordt in artikel 171a voorgesteld op te nemen, dat de burgemeester "toeziet" op integraal gemeentelijk beleid inzake de handhaving van wettelijke voorschriften en inzake de openbare veiligheid. Waarom is gekozen voor de term "toezien"? Heeft het begrip "toezien" niet iets vrijblijvends in zich? Geeft het begrip "verantwoordelijkheid" niet beter weer wat wordt beoogd? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

HOOFDSTUK 3 DE VERHOUDING VAN DE GEKOZEN BURGEMEESTER TOT ANDERE ORGANEN


3.1 Het college

De nieuwe aanstellingswijze van de burgemeester brengt in het gemeentelijk bestel een grote verandering teweeg, niet in de laatste plaats voor de positie van de wethouders, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Zij vragen de regering nog eens toe te lichten hoe het collegiaal bestuur moet worden bezien in het licht van de gekozen burgemeester. Hoe is de collegialiteit van bestuur gegarandeerd? Kan nader worden ingegaan op de rol en de positie van de wethouder in het nieuwe bestel? De Wethoudersvereniging acht het ongewenst als de wethouder de status krijgt van "een verpolitiekte ambtenaar" of een "verambtelijkte politicus". Deze vereniging ziet de wethouder graag als een politicus. Behoudt de wethouder een volwaardige en politieke positie ten opzichte van de gemeenteraad? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering. Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of het zinvol is om in de wet de rol, de plaats en de taak van de wethouder op te nemen?

Wat het mandaat van de wethouder betreft, zijn de leden van de VVD-fractie van mening, dat zijn mandaat van de burgemeester is afgeleid en niet van de raad? Deelt de regering deze opvatting? Hoe ziet de regering dat?

De leden van de VVD-fractie vragen hier aandacht voor de door de Raad van State gemaakte opmerking inzake het overhevelen van de bestuursbevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders naar de burgemeester. De burgemeester wordt dan het uitvoerende orgaan in plaats van het college. Zou dat niet veel consistenter in het geheel van het wetsvoorstel zijn? Als de regering dit afwijst om redenen die te maken hebben met het collegialiteitsbeginsel, doet de vraag zich voor waar dat in de Grondwet is te vinden. In ieder geval toch niet in artikel 124 lid 2 Grondwet, want in die bepaling ligt de bevoegdheid van het rijk besloten om de medewerking van de gemeenten te vorderen, het zogenaamde medebewind? De leden van de VVD-fractie krijgen daar een reactie van de regering op.

Tot slot van deze paragraaf vragen de leden van de VVD-fractie hier nog aandacht voor de rechtspositie van de wethouders in het nieuwe bestel. Naar de mening van deze leden is een nieuwe rechtspositieregeling voor wethouders "nieuwe stijl" wenselijk. Hoe kijkt de regering daar tegen aan? Kortom, wat is de regering voornemens te doen als het gaat om de rechtspositie van de wethouders in het nieuwe bestel, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

3.2 De raad

Ook al wordt de burgemeester straks gekozen de gemeenteraad wordt, naar de mening van de leden van de VVD-fractie, niet minder belangrijk. De raad moet optreden als een échte volksvertegenwoordiging en gebruik maken van de bevoegdheden die hij heeft. Alle actoren moeten zich bewust zijn van de taakverdeling die er is tussen het college en de gemeenteraad. Een sterke burgemeester vraagt om een sterke en alerte raad, zo menen deze leden. Het is aan de raad zelf om een sterke positie tegenover de burgemeester in te nemen. De raad hoeft zich bepaalt niet te laten ondersneeuwen. De raad moet volop van zijn bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld het budgetrecht, gebruik maken.

In de Grondwet blijft verankerd dat de gemeenteraad het hoogste orgaan is. Gelet op de taken en de positie van de raad valt daar veel voor te zeggen. Daar straks ook de burgemeester, net als de gemeenteraad, een directe kiezerslegitimatie heeft, doet de vraag zich voor of ook de positie van de burgemeester in de Grondwet moet worden verankerd. Als ook de functie van de burgemeester in de Grondwet wordt genoemd, is er sprake van een evenwichtige situatie. Beide gekozen organen worden dan immers in de Grondwet genoemd. Er hoeft dan geen verwarring meer omtrent de positie van beide organen te zijn. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie hier een reactie van de regering op.

3.3 Raadsvoorzitterschap

Thans is de burgemeester voorzitter van de gemeenteraad. Algemeen is het gevoelen dat dat in de nieuwe verhoudingen niet meer passend is. In de Memorie van Toelichting valt te lezen dat een grondwetswijziging die moet strekken tot het ontkoppelen van het burgemeestersambt en het voorzitterschap van de raad te zijner tijd moet plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie stemmen van harte in met deze ontkoppeling. Zij achten het noodzakelijk de eerste lezing van de wijziging van de Grondwet nog deze kabinetsperiode te laten plaatsvinden.

HOOFDSTUK 4 DE VERHOUDING VAN DE GEKOZEN BURGEMEESTER TOT ANDERE BESTUURSLAGEN


4.1 Inleiding

De regering concludeert terecht dat een gekozen burgemeester in sterkere mate dan de benoemde burgemeester een functionaris van de gemeente zelf wordt, waardoor zijn lokale gerichtheid zal toenemen. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook aandacht voor de gevolgen van de nieuwe aanstellingswijze voor het openbaar bestuur in het algemeen. Daarnaast vragen zij zich af wat de gevolgen zijn voor de intergemeentelijke samenwerking. De burgemeester zal immers meer gericht zijn op lokale belangen en wellicht minder aandacht hebben voor bovenlokale belangen. Gaarne krijgen zij daarop een reactie van de regering. Zij vragen de regering daarbij het vraagstuk van het toezicht op gemeenten te betrekken. Hoe zal in de toekomst met taakverwaarlozing door een gemeente worden omgegaan? Hoe zal dat in het nieuwe stelsel eruit zien? Kan en zal de commissaris van de Koningin ook in de toekomst in kunnen grijpen, zo dat nodig mocht zijn? Verwacht de regering veranderingen in dat proces? Zo ja, waaraan wordt gedacht? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

De burgemeester behoudt zijn taken op het gebied van openbare orde en veiligheid. Vereist dat een scherper toezicht van de commissaris van de Koningin op de uitoefening van deze taken? In het voorgestelde artikel 171a is bepaald dat de burgemeester toeziet op integraal gemeentelijk beleid inzake de handhaving van wettelijke voorschriften en inzake de openbare veiligheid. Dit artikel kent geen pendant als het gaat om bestuurlijk toezicht? Hoe beziet de regering dat, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

4.2 Kroon

De bevoegdheid van de burgemeester om besluiten die naar zijn oordeel voor schorsing dan wel vernietiging in aanmerking komen te melden aan de minister die het aangaat zal gehandhaafd blijven. De leden van de VVD-fractie vragen de regering dit nader te motiveren. Waarom is daar voor gekozen? Is de burgemeester in dezen, nu hij straks is verkozen, niet zelf een belanghebbende? De burgemeester is straks toch niet meer zo onafhankelijk als hij was in de oude situatie. Waarom wordt deze bevoegdheid niet mede bij de gemeenteraad en de commissaris van de Koningin gelegd? De gemeenteraad is immers het controlerende orgaan. En door de commissaris die taak te geven, is er ook een onafhankelijke instantie die deze bevoegdheid heeft. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

4.4 Commissaris van de Koning

De regering stelt dat door de nieuwe positionering van de burgemeester een grotere behoefte ontstaat aan een rol voor een onafhankelijke bestuurlijke partij, met name in geval van conflicten met de raad. De leden van de VVD-fractie vragen de regering dit nader te motiveren. In het kader van de Wet verkiezing burgemeester krijgt de commissaris van de Koningin de taak de geloofsbrieven van de gekozene te onderzoeken en na te gaan of de betrokkene geen met de functie onverenigbare betrekkingen vervult. Daar de regering dit in het onderhavige wetsvoorstel noemt, willen de leden van de VVD-fractie hier alvast opmerken dat zij zich afvragen waarom er in dezen voor de commissaris is gekozen. Zou de gemeenteraad beide onderzoeken niet evengoed kunnen doen? Heeft de regering dat overwogen? De leden van de VVD-fractie merken op, dat het onderzoek van de geloofsbrieven voor de leden van de Tweede Kamer toch ook op het eigen niveau plaatsvindt. Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.

De commissaris van de Koningin kan in een aantal omschreven situaties de burgemeester ontslaan. De leden van de VVD-fractie vragen de regering dit nader te motiveren, temeer daar de commissaris in een drietal situaties (artikel 62 lid 1) geen beleidsvrijheid heeft. Is een rol van de commissaris van de Koningin bij een door de bevolking gekozen burgemeester wel passend? Ook krijgt de commissaris de bevoegdheid om in de waarneming van de burgemeester te voorzien. Mutatis mutandis gelden daarvoor dezelfde vragen van de VVD-fractie voor. Waarom zou de raad niet zelf in de waarneming van de burgemeester kunnen voorzien?

Ook in geval van ontslag door de gemeenteraad speelt de commissaris van de Koningin een rol. Ook hier doet de vraag zich voor of dat past binnen het stelsel van de gekozen burgemeester? Is er in dezen wel een rol voor deze functionaris weggelegd? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

De beëdiging van de burgemeester blijft ook een taak van de commissaris van de Koningin. Waarom heeft de regering daar voor gekozen? Waarom is niet gekozen voor een eedaflegging in handen van de voorzitter dan wel de plaatsvervangend voorzitter van de gemeenteraad? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering?

HOOFDSTUK 5 DE GEKOZEN BURGEMEESTER ALS FUNCTIONARIS


5.1 Vereisten voor het burgemeesterschap

Voor het burgemeestersambt worden drie eisen gesteld: de kandidaat-burgemeester moet Nederlander zijn, hij mag niet uitgesloten zijn van het kiesrecht en hij dient de leeftijd van 18 jaren bereikt te hebben. De leden van de VVD-fractie vinden dit begrijpelijke eisen. In de onderhavige memorie van toelichting wordt opgemerkt dat in het voorstel voor een Wet verkiezing burgemeester gekozen is voor het mogelijk maken van een dubbele kandidaatstelling, dat wil zeggen dat iemand zowel kandidaat voor het burgemeesterschap als kandidaat voor de gemeenteraad kan zijn. De leden van de VVD-fractie zullen dit punt verder aan de orde stellen bij de Wet verkiezing burgemeester, maar merken hier alvast op dat zij dat een niet zo wenselijke situatie achten.

5.2 Integriteit

De leden van de VVD-fractie onderschrijven van harte de stelling dat politieke ambtsdragers van onbesproken gedrag dienen te zijn. Een en ander neemt niet weg dat het begrip "integriteit" een enigszins rekkelijk begrip is. Wat valt er wel onder en wat valt er niet onder? Kan de regering nader aangeven wanneer er sprake is van schending van de integriteit? Het risico bestaat dat de kandidaat wordt "gekocht", niet zozeer door hem geld toe te zeggen voor de financiering van de campagne, maar door afspraken te maken. Hoe denkt de regering dit te kunnen voorkomen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De burgemeester is een bestuurder die met veel vertrouwelijke gegevens omgaat. De leden van de VVD-fractie vragen de regering in dit verband dan ook of is overwogen om van de burgemeestersfunctie een vertrouwensfunctie te maken. Zo neen, waarom niet? Zij beseffen dat dit betekent dat na de verkiezingen onderzoek naar de integriteit van de gekozen burgemeesters moet worden gedaan. Een onderzoek vóóraf is wellicht, gelet op het mogelijk grote aantal kandidaten, ondoenlijk. Of ziet de regering dat anders? Kan de regering aangeven wat de voor- en nadelen van zo'n toetsing zijn, zowel bij de kandidaatstelling als na de verkiezingen? Wat zijn de gevolgen voor het verkiezingsproces? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

5.4 Rechtspositie

De leden van de VVD-fractie zien met de regering in dat er een nieuwe rechtspositieregeling voor de burgemeesters moet komen. Het is een goede zaak dat ook burgemeesters in de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers worden opgenomen. Zij vinden het vanzelfsprekend dat ruim op tijd de nieuwe arbeidsvoorwaarden voor de burgemeesters in het nieuwe stelsel bekend zijn, Hun overige opmerkingen met betrekking tot de rechtspositie van de burgemeesters plaatsen zij bij hoofdstuk 7 (overgang naar het nieuwe stelsel).

HOOFDSTUK 6 AANTREDEN EN ONTSLAG VAN DE GEKOZEN BURGEMEESTER


6.4 Onvrijwillig ontslag

Conflictenregeling: ontslag wegens een onwerkbare verhouding

De regering heeft ervoor gekozen een wettelijke voorziening te treffen voor het geval er sprake is van een onwerkbare situatie tussen de raad en de burgemeester. De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader te definiëren wanneer er sprake is van een "onwerkbare situatie". De wettelijke voorziening gaat er verder vanuit dat de raad de burgemeester met een gekwalificeerde meerderheid kan ontslaan. De ontslagprocedure is een zware procedure. Op zich is dat terecht want de burgemeester heeft een directe legitimatie. In de nieuwe constellatie zijn zowel de gemeenteraad als de burgemeester gekozen. Is het dan wel logisch dat de raad de burgemeester naar huis kan sturen, maar de burgemeester niet de raad kan ontbinden? Is dat niet onevenwichtig in het kader van de checks and balances? Het ene gekozen orgaan stuurt het andere gekozen orgaan naar huis, terwijl beide een directe kiezerslegitimatie hebben. Het ene gekozen orgaan kan toch niet boven het andere gekozen orgaan worden gesteld? Waarom is er dan niet voor gekozen om de burgemeester de mogelijkheid te geven de raad te ontbinden? Anderzijds beseffen de leden van de VVD-fractie dat als de burgemeester de bevoegdheid krijgt om de raad te ontbinden het gevaar bestaat dat de deur op een kier wordt gezet en er veel tussentijdse raadsverkiezingen zullen plaatsvinden. Zij vragen de regering hier nog eens op in te gaan.

Kan de regering nader motiveren waarom is gekozen voor een gekwalificeerde meerderheid? Wat zijn daarvan de voor- en nadelen in vergelijking met een gewone meerderheid? Als de regering stelt dat de voorgestelde conflictenregeling in overeenstemming is met het hoofdschap van de raad, ligt het niet dan niet veel meer voor de hand dat wordt gekozen voor een gewone meerderheid? En zou het niet zo moeten zijn, dat als een burgemeester niet meer het vertrouwen van de gemeenteraad heeft, hij in feite plaats moet maken voor een andere burgemeester? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

Als de raad voornemens is de burgemeester te ontslaan, dan moet hij de commissaris van de Koningin inschakelen. Ingevolge het voorgestelde artikel 63 lid 3 brengt de commissaris "zo spoedig mogelijk" verslag uit aan de raad, de burgemeester en de minister. Waarom is de commissaris niet aan een termijn gebonden? Bestaat niet het risico, dat, als er geen termijn wordt genoemd, de burgemeester te lang in onzekerheid verkeert? Is een termijn van vier weken redelijk? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering. De leden van de VVD-fractie zien in dat het zeer wel mogelijk is dat er een conflict tussen de burgemeester en de gemeenteraad kan ontstaan. Daarom merken zij op dat een verkiezing "om en om", dat wil zeggen in bijvoorbeeld 2006 gemeenteraadsverkiezingen en twee later verkiezingen voor de burgemeester, een conflictenregeling kan voorkomen. Als verkiezingen om de twee jaar plaatsvinden krijgt de kiezer in geval van een conflict tussen de raad en de burgemeester doorgaans snel de mogelijkheid om zich daarover uit te spreken en aan te geven welke van beide partijen steun verdient. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een gemotiveerde reactie op datgene wat hier naar voren is gebracht.

Ingevolge het voorgestelde artikel 63a wordt de oproeping tot de vergadering, waarin over het voornemen tot ontslag van de burgemeester wordt beraadslaagd, bij de leden van de raad bezorgd. Waarom wordt niet ook formeel de burgemeester in kennis van deze vergadering gesteld, zo vragen de leden van de VVD-fractie? De oproeping wordt ten minste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerder als de raad heeft bepaald, bij de leden bezorgd. Is een termijn van achtenveertig uur niet aan de korte kant, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Gaarne krijgen zij een reactie van de regering.

Handelen of nalaten overenigbaar met integere vervulling van het ambt

In geval van een ontslag om redenen van integriteit bestaat, anders dan bij een ontslag wegens een onwerkbare verhouding, niet de mogelijkheid voor een burgemeester zich opnieuw kandidaat te stellen. Begrijpen de leden van de VVD-fractie het wetsvoorstel (artikel 61a) zo goed, dat het verbod tot kandidaatstelling alleen voor de eerstvolgende burgemeestersverkiezingen geldt? Kortom, dat de uitsluiting eenmalig is?

Ontslag wegens ziekte

De commissaris van de Koningin kan de burgemeester, die drie maanden wegens ziekte niet in staat is om zijn functie uit te oefenen en van wie blijkens een artsenverklaring niet aannemelijk is dat hij binnen zes maanden het werk kan hervatten, ontslaan. Wat nu als de betreffende burgemeester niet bereid is om mee te werken aan een verklaring van een arts? Wat gebeurt er dan, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Schorsing

De voorgestelde artikelen 63b en 63d voorzien in de mogelijkheid dat de commissaris van de Koningin en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de burgemeester schorsen. Kan de regering nader uiteenzetten waarom voor deze functionarissen is gekozen? Ligt een schorsing door de raad in geval van een dreigende ontwrichting, omgeven met waarborgen, niet meer voor de hand? Het is in het voorstel van de regering toch uiteindelijk ook de raad die de burgemeester ontslaat. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

HOOFDSTUK 7 DE OVERGANG NAAR HET NIEUWE STELSEL


7.1 Ontslagregeling zittende burgemeesters

In verband met de invoering van de direct gekozen burgemeester wordt aan alle zittende burgemeesters per 30 maart 2006 bij koninklijk besluit eervol ontslag verleend. Als de burgemeesters niet met pensioen gaan, geen gebruik maken of kunnen maken van de regeling Flexibel pensioen bij uittreden (FPU), zich niet verkiesbaar stellen of niet als zodanig worden gekozen, dan wel niet anderszins een passende functie hebben gevonden, maken, zo blijkt uit de memorie van toelichting, oud-burgemeesters aanspraak op een WW- en bovenwettelijke uitkering. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of zij het passend acht dat personen, die een kroonbenoeming voor zes jaar hebben, op deze manier worden behandeld. Deze leden zijn van mening dat de overgang naar het nieuwe systeem op een zeer zorgvuldige manier moet gebeuren. Het betreft immers personen die vaak al heel lang een vaste aanstelling hebben. Met de zittende burgemeesters moet dan ook zeer zorgvuldig worden omgegaan. Zij zijn van mening dat er snel een fatsoenlijk sociaal akkoord moet komen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering spoedig helderheid te scheppen over de rechtspositie van de zittende burgemeesters, inclusief de waarnemers. Wat gebeurt er met burgemeesters die er de voorkeur aan geven om niet aan de verkiezing mee te doen dan wel anderszins niet terugkeren op hun post? Naar de mening van de leden van de VVD-fractie moet daar tijdig en niet pas achteraf helderheid over zijn. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op deze punten.

7.3 Invoering

Het wetsvoorstel gaat uit van invoering van de gekozen burgmeester per maart 2006. Hoe kijkt de regering aan tegen de opmerkingen en de kritiekpunten van veel organisaties, die erop neerkomen dat invoering in 2006 onmogelijk is? Voor deze organisaties is de komst van de gekozen burgemeester allerminst een gegeven. Het gaat om een majeure operatie, zeker daar is gebleken dat de dualiseringsoperatie nog niet is uitgekristalliseerd. Is 2006 daadwerkelijk haalbaar voor de nieuwe aanstellingswijze van de burgemeester? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

In de discussie over de gekozen burgemeester wordt ook wel gesproken over een gefaseerde invoering. De leden van de VVD-fractie merken in dat verband op, dat er veel te zeggen valt voor invoering in één keer, dat wil zeggen, invoering van het nieuwe systeem in alle gemeenten tegelijk. Daar gaat hun voorkeur naar uit, want twee typen burgemeesters (gekozen en benoemde) en twee systemen naast elkaar leiden alleen maar tot misverstanden bij de burgers. Een gekozen burgemeester is nu eenmaal anders dan een benoemde burgemeester, De gekozen burgemeester is de eerste politicus van de stad. Een benoemde burgemeester daarentegen staat boven de partijen en is onafhankelijk.

Invoering in één keer betekent wel dat alle actoren daar klaar voor moeten zijn, dat allen de cultuuromslag moeten hebben gemaakt. Niet alleen de wetgeving met alle uitvoeringsregelingen moet gereed en ingevoerd zijn. Maar er moet door alle actoren dus ook tijdig een cultuuromslag zijn gemaakt. Niet alleen de structuur moet dus gereed zijn, het nieuwe bestel moet ook door de actoren in het gemeentelijk bestel worden gedragen. Kortom, de invoering moet zeer zorgvuldig gebeuren. Hoe denkt de regering dat te organiseren, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Hoeveel tijd zal er nodig zijn voor de implementatie?

Als invoering in één keer niet mogelijk is en er wordt gekozen voor gefaseerde invoering, welke criteria zullen dan door de regering worden aangelegd? Welke criteria zullen bij de selectie van de gemeenten een rol spelen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een reactie van de regering.

Hoe kijkt de regering aan tegen invoering van de direct gekozen burgemeester per 2010? Uitstel tot 2010 maakt een zorgvuldige invoering mogelijk, met betrokkenen die goed zijn voorbereid. Ook deze vraag zien de leden van de VVD-fractie graag beantwoord.

De invoering van de gekozen burgemeester zal, zo merken de leden van de VVD-fractie op, gepaard moeten gaan met een goede informatieverstrekking naar betrokken kandidaten, gemeenten, burgers en bestuurdersverenigingen van politieke partijen. Het betreft immers een geheel nieuwe verkiezing, waar vele vragen over zullen zijn. Wanneer zal de helpdesk operationeel zijn en wat zal precies de taak van de helpdesk zijn, zo vragen deze leden?

HOOFDSTUK 8 FINANCIËLE GEVOLGEN VAN DIT WETSVOORSTEL

Het staat vast dat er middelen moeten worden vrijgemaakt voor de invoering van de gekozen burgemeester, net zoals dat het geval was bij de invoering van de dualiseringsoperatie. De leden van de VVD-fractie willen graag nader worden geïnformeerd over de financiële gevolgen van de invoering van de gekozen burgemeester, zowel wat betreft de structurele als de incidentele financiële gevolgen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

D

Artikel 42

Eerste lid

De leden van de VVD-fractie verstaan het hier voorgestelde zo, dat de demissionaire periode van zittende wethouders zes weken is. Als de periode van zes weken is verstreken en er is nog geen nieuw college, dan treedt de burgemeester op in plaats van het college. De burgemeester neemt dan tijdelijk het gezag over. De leden van de VVD-fractie gaan ervan uit dat het in principe mogelijk moet zijn om in zes weken een college te vormen. Dit houdt ook de druk op de ketel. Waarom is er niet voor gekozen om het hele college, inclusief de wethouders, demissionair aan te laten blijven totdat er een nieuw college is, dus gedurende de gehele collegevorming, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Tweede lid

Hier hebben de leden van de VVD-fractie mutatis mutandis dezelfde vraag als bij het eerste lid van artikel 42.

Onderdeel DD

Artikel 169a

In de toelichting bij artikel 169a wordt gesteld, dat de burgemeester leiding zal geven aan het overleg tussen in de raad vertegenwoordigde groeperingen en dat hij de raad informeert over de uitkomsten van dat overleg. Er wordt afgezien van het gebruik van het begrip "collegeprogramma". Betekent dat dat er geen sprake meer is van een collegeprogramma? Monden de afspraken niet meer uit in een collegeprogramma? Hoe moeten die afspraken dan worden bezien? Zullen de gemaakte afspraken in de praktijk toch niet "collegeprogramma" worden genoemd? Wat is daar op tegen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie daarop een verduidelijking van de regering.

ONDERDEEL GG

Artikel 308b

Dit artikel regelt dat de ambtenaren, die, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet introductie gekozen burgemeester, door het college zijn benoemd, geacht worden door de burgemeester te zijn benoemd. De leden van de VVD-fractie gaan ervan uit dat voor de griffier en de griffiemedewerkers is geregeld dat zij door de raad benoemd zijn en blijven. Er wordt namelijk in lid 2 niet alleen melding gemaakt van het college maar ook van de raad. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een verduidelijking op dit punt.


---- --
3 februari 2005

SAMENVATTING VAN DE INBRENG VAN DE VVD-TWEEDE-KAMERFRACTIE INZAKE DE WETSVOORSTELLEN DIRECT GEKOZEN BURGEMEESTER

(Woordvoerder: Willibrord van Beek, telefoon 070 - 3 18 28 99).


1. Inleiding

In de Tweede Kamer zijn momenteel twee wetsvoorstellen aan de orde die betrekking hebben op de door de bevolking gekozen burgemeester. Het betreft wetsvoorstel Wet introductie gekozen burgemeester (Kamerstuknummer 29 864) en wetsvoorstel Wet verkiezing burgemeester (Kamerstuknummer 29 865). Op 3 februari 2005 bracht de Tweede Kamer een schriftelijke reactie op die wetsvoorstellen uit. In deze notitie wordt de inbreng van de VVD-fractie bij de wetsvoorstellen kort samengevat. Voor de volledige tekst wordt naar de inbrengen zelf verwezen. Ook wordt ingegaan op de redenen voor een gekozen burgemeester.


2. Hoofdlijnenakkoord kabinet-Balkenende II

Van oudsher kent Nederland een door de kroon benoemde burgemeester. In het Hoofdlijnenakkoord van het tweede kabinet-Balkenende zijn afspraken over een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester gemaakt. Daartoe dienen de hiervoor genoemde wetsvoorstellen. Voor daadwerkelijke invoering van de gekozen burgemeester moet de Eerste Kamer eerst nog het wetsvoorstel inzake de deconstitutionalisering aannemen. Dat wil zeggen dat het aan de gewone wetgever wordt overgelaten hoe de aanstellingswijze van de burgemeester wordt geregeld.


3. Inbreng VVD-Tweede-Kamerfractie bij wetsvoorstellen inzake gekozen burgemeester

a. Kroonbenoeming

Voor de VVD-fractie staat vast dat er iets moet veranderen aan de aanstellingswijze van de burgemeester. Op de huidige kroonbenoeming, met het recht van openbare aanbeveling van twee kandidaten door de gemeenteraad, met de mogelijkheid van een burgemeestersreferendum en met een minister die beperkt is in zijn mogelijkheden om van de aanbeveling af te wijken, valt nogal wat af te dingen. Van een echte kroonbenoeming is dan ook nauwelijks sprake. Het huidige systeem bevat een onduidelijke mengeling van invloed van de gemeenteraad, een beetje invloed van de bevolking en een diffuse rol van de kroon bij de benoeming. Daar komt bij met het referendum voor de burgers eigenlijk niets valt te kiezen. Het systeem lijkt op van "alles een beetje".

De VVD-fractie kan op zichzelf indenken, dat de regering zou hebben gekozen voor het consistenter invullen van de kroonbenoeming. Bijvoorbeeld als volgt: naast de selectietaak van de commissaris van de Koningin, een recht van vertrouwelijke aanbeveling voor de vertrouwenscommissie van twee geschikte kandidaten, afschaffing van het burgemeestersreferendum en een minister die ook daadwerkelijk zelf een keuze kan maken.

b. Een direct gekozen burgemeester

De VVD-fractie ziet evenwel in dat er in het huidige tijdsgewricht ook iets te zeggen valt voor een door de bevolking gekozen burgemeester. Zie voor de redenen hieronder.
- De huidige kroonbenoeming heeft veel weg van een door de raad gekozen burgemeester, omdat die in feite de keuze maakt. Er kan in de praktijk nauwelijks van een kroonbenoeming worden gesproken. Het huidige model voldoet niet. (Zie verder paragraaf 3a.)
- Door de dualisering van het gemeentebestuur (sinds maart 2002) is de positie van de burgemeester veranderd. De bestuurlijke omgeving van de burgemeester is gewijzigd: het college bestuurt en de raad maakt verordeningen, controleert en oefent het budgetrecht uit. De burgemeester heeft er door de dualisering een aantal bevoegdheden bijgekregen. En als voorzitter van de raad moet de burgemeester het belang van de raad prevaleren boven dat van het college. De rol en de positie van de burgemeester zijn dus gewijzigd.
- De gekozen burgemeester is het sluitstuk van de dualisering.
- Het Congres van lokale en regionale bestuurders bij de Raad van Europa in mei 1998 heeft uitgesproken dat het Nederlandse systeem van de benoemde burgemeester eigenlijk niet door de beugel kan.
- Op 18 juni 2002 bracht de minister van Binnenlandse Zaken het rapport "Buitenlandse burgemeesters bekeken" van het Centre for Local Democracy" van de Erasmus Universiteit uit. Daaruit blijkt dat er sprake is van een tendens tot het versterken van de lokale inbreng in de benoeming en het versterken van de democratische inbreng. Het aantal landen met direct gekozen burgemeesters groeit.
- De alom levende wens in de maatschappij tot meer invloed van de burgers op de keuze van de burgemeester. Meer democratie dus! Burgers willen meebeslissen over wie er burgemeester wordt.
- Het is niet zo dat de burgemeester het in de gemeente voor het zeggen heeft, terwijl veel burgers dat wel denken.
- Als de kroonbenoeming geen of onvoldoende blijvend toekomstperspectief meer heeft, dan gaat de voorkeur uit naar een rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester. Het is dan beter om een stap vooruit te doen. c. VVD-fractie tegen een door de raad gekozen burgemeester

De VVD-fractie wijst om principiële redenen een door de gemeenteraad gekozen burgemeester af. Een burgemeester die door de raad is gekozen, is namelijk gebonden aan de meerderheid in die gemeenteraad. Van een onafhankelijke positie van de burgemeester is dan geen sprake meer. De burgemeester wordt een paladijn van de raad en dat betekent het einde van de onafhankelijke burgemeester. Daarbij komt dat een door de raad gekozen burgemeester in strijd met het dualisme is. Een door de raad gekozen burgemeester is een monistisch element in ons dualistisch gemeentelijk bestel.

d. Een "sterke" direct gekozen burgemeester

Als er wordt geopteerd voor een door de bevolking gekozen burgemeester, dan kiest de VVD-fractie voor een "sterke" burgemeester. Een gekozen burgemeester moet zijn kiezersmandaat kunnen vertalen in zichtbare invloed op belangrijke processen in de gemeentelijke bestuursvoering. De taken en bevoegdheden moeten passen bij het mandaat van de burgemeester. Kortom, de formele positie van de gekozen burgemeester moet in overeenstemming zijn met de rol die van hem wordt verwacht. Het directe mandaat moet worden waargemaakt. In de positie van de gekozen burgemeester moet geen vermenging van monistische en dualistische elementen te vinden zijn. Er moet worden gekozen voor een zo helder mogelijk dualistische positie. In de ogen van de VVD-fractie ziet het systeem van de gekozen burgemeester er als volgt uit:
- De burgemeester wordt gekozen op een eigen verkiezingsprogramma.
- Het college van burgemeester en wethouders is het bestuursorgaan dat verantwoording schuldig is aan de raad.
- De verantwoordelijkheden van de wethouders en het college zijn van de gekozen burgemeester afgeleid.
- De burgemeester benoemt en ontslaat zijn wethouders. De burgemeester verneemt wel de gevoelens van de raad.
- De burgemeester is niet langer voorzitter van de gemeenteraad.
- De gekozen burgemeester behoudt het gezag over de politie en de openbare orde.
- De burgemeester benoemt en ontslaat de gemeentesecretaris en de overige ambtenaren, met uitzondering van de griffier en het griffiepersoneel. Met betrekking tot de gemeentesecretaris verneemt de burgemeester eerst de gevoelens van het college.
- Naast de burgemeester wordt een running mate gekozen.
- De burgemeester draagt niet meer alleen besluiten voor vernietiging dan wel schorsing voor aan de kroon. Deze bevoegdheid moet mede bij de gemeenteraad en de commissaris van de Koningin worden gelegd.

e. Positie gemeenteraad

Wat de positie van de gemeenteraad betreft, is het aan de raad zelf om een sterke positie tegenover de burgemeester in te nemen. De raad heeft voldoende wettelijke mogelijkheden om als een krachtige volksvertegenwoordiger op te treden. De raad behoudt immers zijn controlerende en wetgevende bevoegdheden en behoudt ook het budgetrecht. De raad moet daar dan wel gebruik van maken.

f. (Rechts-) positie wethouders

De introductie van de gekozen burgemeester betekent een zeer grote ommezwaai in het gemeentelijk bestel. De nieuwe aanstellingswijze is een ingrijpende operatie voor alle betrokkenen, niet in de laatste plaats voor de wethouders. De wethouders moeten een volwaardige en politieke positie ten opzichte van de gemeenteraad behouden. Nadrukkelijk vraagt de VVD-fractie aandacht voor de rechtspositie van de wethouders.

g. Rechtspositie zittende burgemeesters

Als het gaat om de rechtspositie van de zittende burgemeesters is de VVD-fractie van mening dat de overgang naar het nieuwe systeem op een zeer zorgvuldige manier moet plaatsvinden. Er moet snel een fatsoenlijk akkoord komen. Het kan niet zo zijn dat personen, die een kroonbenoeming voor zes jaar hebben, een beroep moeten doen op een WW- en bovenwettelijke uitkering.


4. Tot slot

De VVD-fractie stelt in beide schriftelijke inbrengen vele vragen over onder andere de collegevorming en de momenten waarop de burgemeestersverkiezingen plaatsvinden; de benoeming en het ontslag van wethouders; de eenheid van het collegebeleid; de positie van de gemeentesecretaris; het college van burgemeester en wethouders; de positie van de wethouders; de positie van de gemeenteraad; de rol en de positie van de commissaris van de Koningin; de conflictenregeling (ontslag burgemeester); verkiezingen voor het burgemeesterschap en de gemeenteraad "om en om" (niet gelijktijdig); integriteitsaspecten; de rechtspositie van de burgemeesters en de wethouders; het moment van invoering van de gekozen burgemeester; de gang van zaken rond de kandidaatstelling; de verkiezingscampagne en de regels voor de campagnefinanciering.

Na beantwoording van de vragen en de plenaire behandeling in de Tweede Kamer bepaalt de VVD-fractie haar definitieve standpunt.


---- --