Partij van de Arbeid


Den Haag, 3 februari 2005


Bijdrage Jan Boelhouwer (PvdA) aan het Algemeen Overleg over de Rechtspositie politieke ambtsdragers


Dit AO is de eerste bespreking van het rapport van de cie. Dijkstal. Het gaat om te beginnen over de beloning van de politieke top (minister-president, kabinet) en de gevolgen die de salariëring van de politieke top moet hebben op de ambtelijke top. Hieronder volgen de belangrijkste beslispunten (genummerd) met ons standpunt (dat dezelfde nummering volgt). In feite gaat het vooral om twee salaris bijstellingen die per 2007 in zouden moeten gaan.


1) In tegenstelling tot dit kabinet wil ik voorstellen geen inhaalslag - eenmalige loonsverhoging van 30% - te maken voor de politieke top.


2) Wel wil ik meegaan met de voorgestelde compensatie voor de 36 naar 40 uur werkweek (10% loonsverhoging). Maar daarbij gelden wel een aantal voorwaarden dat hieronder aan de orde komt


Achtergrond


Commissie Dijkstal doet onderzoek naar de hoogte, samenstelling en ontwikkeling van de lonen van de hoogst leidinggevenden in de (semi-)publieke sector (over het jaar 2002).


Ooit was het ministersalaris het hoogste normsalaris in de (semi-)publieke sector. Nu is dat niet meer zo. Ongeveer 600 topbestuurders, die onderzocht zijn en die in de publieke sector werken, ontvangen een jaarsalaris dat (vaak aanmerkelijk) hoger is dan het salaris van een minister (¤122.000). (13% van de onderzochte 4.589 topfunctionarissen.) Van dit aantal (600) is het merendeel te vinden bij ziekenhuizen en universiteiten / onderzoekinstellingen.


Beslispunten kabinet cie. Dijkstal


Het kabinet wil 'zoveel mogelijk' de aanbevelingen van de Commissie Dijkstal volgen (wetsvoorstel volgt). Uitgangspunt daarbij: een gematigde en transparante inkomensontwikkeling. Ook leidend is de gedachte: werken in het publieke domein is bijzonder en hoewel het salaris geen doorslaggevende rol speelt moet deze wel passend zijn bij de bijbehorende verantwoordelijkheden en de eisen van de arbeidsmarkt.


Deze aanbevelingen overnemen, komt o.a. op de volgende kabinetsbesluitpunten neer:


1. De minister dient aan het hoofd van het 'salarisgebouw' te staan en moet dus het hoogste salaris krijgen. Concreet stelt het kabinet in navolging van Dijkstal c.s. voor om de ministersalarissen met 30% te verhogen in om achterstanden in te halen t.o.v. topambtenaren. Het kabinet wil deze 30% verhoging pas laten ingaan bij het volgende kabinet. Dit omdat het kabinet het belang van loonmatiging wil onderstrepen en niet over haar eigen salaris wil beslissen. Als onderdeel van deze 30% verhoging wil het kabinet een compensatie zien voor de 40-urige werkweek. Indertijd is bezuinigd op het overheidspersoneel. De salarissen zijn gekort, en ter (gedeeltelijke) compensatie is de arbeidstijd van de overheid van 40 naar 36 uur teruggebracht. Voor veel (top-)ambtenaren is inmiddels de 40-urige werkweek weer mogelijk. Dat leidde dus tot een salarisstijging van 11%,. Eerst gingen politici en ambtenaren gezamenlijk de trap af, nu zijn de ambtenaren de trap weer opgegaan (van 36 naar 40 uur). Dit verklaart deels waarom (top-)ambtenaren meer verdienen dan ministers. Ook dit gaat in bij de volgende kabinetsperiode of tot er sprake is van economisch herstel. De door de Cie. Dijkstal voorgestelde aparte inhaalslag (dus bovenop de eerder genoemde 30%) t.o.v. de marktsector van 20% (evt. in fasen) neemt het kabinet niet over.


2. Er komt een extra toeslag van 10% voor de Minister-president in de volgende kabinetsperiode. Het voorstel voor het inkomen van de staatssecretaris (90% van het ministerssalaris) wordt nader bezien.


3. Een besluit over de aanpassing van de salarissen van de overige politieke ambtdragers (commissarissen van de Koningin (CvdK), wethouders, enz.), wordt pas genomen als er een besluit komt over het salaris van de ministers.


4. Rechtspositieregelingen van verschillende categorieën politieke ambtsdragers worden uniform geregeld. Bijvoorbeeld: burgermeesters en CvdK moeten gaan vallen onder werking Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa), of een Kamerlid dat minister wordt neemt ook zijn/haar pensioen- en wachtgeldafspraken mee. Eerste Kamerleden en raadsleden zullen niet onder de werking van Appa vallen.


5. Nevenfuncties en -inkomsten (incl.onkostenvergoeding) van politieke ambtsdragers moeten openbaar worden gemaakt.


6. Appa-wachtgelduitkering wordt versoberd. Ambtsdragers jonger dan 50 jaar hebben recht op een uitkering van max. 4 jaar, voor die boven de 50 jaar wordt de uitkeringsduur max. 6 jaar. Outplacement en een sollicitatieplicht worden geïntroduceerd voor diegenen onder 57,5 jaar, ook voor diegenen met een diensttijd van 10 jaar of meer. Ingang van dit alles: bij de volgende kabinetsperiode of verkiezingen (burgermeesters).


7. Er komt meer (loon)afstand tussen politieke ambtsdragers en de topmanagementgroep (i.e., dg's, sg's, enz. niveau 19) die onder het gezag van de minister valt. Dit zal gelden vanaf 1 januari 2005 voor de nieuwe leden van de topmanagementgroep. Een verlaging van de salarissen van 'zittende leden' is niet aan de orde vanuit 'arbeidsmarktperspectief en rechtszekerheid'. En er komt een salarisband voor de topmanagementgroep (niveau 19, sector Rijk) in de plaats van het huidige vaste bedrag. Salaris van deze groep blijft onder het salarisniveau van de minister. Verder komt er een variabel, resultaatafhankelijk deel in het salarisniveau van directeur-generaal's (dg's) en secretaris-generaal's (sg's). Extra beloning mag, mits nog onder het salarisniveau van de minister. Zittende leden van de topmanagementgroep kunnen nog een nieuwe benoeming krijgen en het salaris houden tot boven 130% van het huidige ministerssalaris. Maar voor dezelfde leden zal een overgangsregeling later ingaan.


8. De salarissen van ZBO bestuurders is onderwerp van onderzoek (IBO). Wel worden een aantal standpunten ingenomen:


a. De minister stelt bezoldiging/schadeloosstelling vast;


b. Het salaris van ZBO bestuurders mag niet hoger zijn dan dat van een minister, maar hiervan afwijken, mag ook wel in bijzondere gevallen (via AMvB);


c. De vakminister stelt het salaris vast van een ZBO bestuurder onder het niveau van het ministerssalaris en een onafhankelijke commissie moet zich buigen over bezoldiging als dit boven het ministerssalaris uitkomt (daarna goedkeuring door het kabinet).


9. Er komt een (permanent) adviescommissie (plus subcommissie) om de salarisontwikkelingen te onderzoeken. Het eerste vervolgonderzoek spits zich toe op de salarissen van overige politieke ambtsdragers en de modernisering van het pensioenstelsel in de Appa.


PvdA standpunten


1. Wij kunnen eens zijn met de gedachte, dat de minister het hoogste salaris dient te krijgen, maar een loonsverhoging van 30% past daar volgens de PvdA niet bij. De voorbeeldfunctie van een politieke ambtsdrager weegt voor ons zwaarder. Concreet betekent dit dan wel dat de ambtelijke top in de toekomst zich nog meer moet meten aan het salaris van de minister (zie punt 7). Op het punt van compensatie 40/36 kunnen we het op zich wel eens zijn met het kabinet. Echter, er dreigt met het bespreken van dit voorstel een situatie waarbij het totaal aan maatregelen dat volgt uit het idee om de minister(-president) opnieuw bovenaan de salarispiramide te plaatsen vooralsnog ten onrechte buiten beeld blijft. Je kunt niet nu beginnen met de ministersalarissen zonder de overigen in het openbaar bestuur daarbij te betrekken: CdK's, burgmeesters, gedeputeerden, wethouders, etc. Ook (top-)ambtenaren moeten in beeld zijn. Zo moet er duidelijkheid komen over de wijze waarop en de snelheid waarmee ambtelijke topsalarissen gelijk of lager in de salarispiramide terecht komen. Met nadruk verlangt de PvdA dat de salarissen bij ZBO's ook worden aangepakt en qua honorering volgens hetzelfde principe -minister aan de top van de piramide- worden gehonoreerd.


2. Het is verdedigbaar dat politieke bestuurders weer mee de trap opgaan als het over `gewerkte uren' gaat..


3. De extra toeslag voor de Minister-president kunnen we in principe steunen, maar is ook pas aan de orde in het totaal van maatregelen.


4. Het besluit over de aanpassing van de salarissen van de overige politieke ambtdragers dient te komen samen met alle andere relevante beslispunten Wel wil de PvdA weten hoe de overgang van 36 naar 40 uur door gaat werken naar andere politieke functionarissen.


5. We kunnen eens zijn met dit standpunt. Dat betekent concreet dat rechten kunnen worden overgedragen als een Kamerlid bijvoorbeeld minister wordt of als een wethouder Kamerlid wordt. Dit is ook relevant voor de Appa-wachtgeldregeling (punt 6). Dat Eerste Kamerleden, raads- en statenleden niet onder de werking van Appa vallen, is terecht gegeven het feit dat deze nevenposities zijn (part-time). Wel wil de PvdA geregeld zien worden dat alle extra regelingen voor lokale politici (raadsleden/PS) van de baan zijn. Er moet een landelijke, uniforme regeling komt die voor alle raads- en statenleden geldt waarbij lokaal te bepalen extra toeslagen niet (meer) aan de orde zijn. Akkoord m.b.t. openbaarheid nevenfuncties. Hier hebben we reeds gedurende langere tijd voor gepleit. Ook vindt de PvdA dat alle neveninkomsten openbaar moeten zijn. Daarmee kan nog beter inzicht worden verkregen in het belang dat met de nevenfunctie is gemoeid. Als terecht wordt uitgegaan van het principe dat het ministersalaris de top van de salarispiramide vormt, dan kan het niet zo zijn dat een (beperkte) groep daar via neveninkomsten nog bovenuit komt. Alles wat boven het ministersalaris uitkomt, zal naar de opvatting van de PvdA naar de gemeente- of provinciekas moeten vloeien. Dit geldt overigens ook voor waterschapsbestuurders.


6. Hier kan de PvdA mee instemmen als onderdeel van het totaalpakket..


7. Akkoord. Hoewel de PvdA hierbij wil opmerken dat het onderdeel variabele beloning in principe onder het P&O beleid valt van de Rijksoverheid (en niet de politiek).


8. Akkoord. De PvdA wil echter wel de noodklok luiden over de hoogte van het salaris van ZBO bestuurders. Deze rijzen de pan uit en zijn (meer dan nodig) erg 'marktconform', zeker als het gaat om ziekenhuisdirecteuren. Bovendien wil dat de commissie die zich buigt over eventueel een hoger salaris geen fiat krijgt om continu meer te geven. M.a.w.: geen 'pardon' commissie.


9. Akkoord. Net als bij punt 8 geldt: geen 'pardon' commissie!