gezamenlijke internationale evaluatie jongerenbeleid UNFPA/IPPF
Kamerbrief inzake gezamenlijke internationale evaluatie jongerenbeleid
UNFPA/IPPF
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling
Afdeling Vrouwen en Ontwikkeling
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
1 februari 2005
november 2004
Auteur
Margret Verwijk
Kenmerk
DSI/VR-304/04
Telefoon
070 348 6600
Blad
1/5
Fax
070 348 4883
Bijlage(n)
Synthesis Report "Addressing the Reproductive Health Needs and Rights
of Young People since ICPD - The contribution of UNFPA and IPPF", 2004
margret.verwijk@minbuza.nl
www.minbuza.nl
Betreft
Gezamenlijke internationale evaluatie jongerenbeleid UNFPA/IPPF
Het doet mij genoegen u hierbij het synthesis rapport "Addressing the
Reproductive Health Needs and Rights of Young People since ICPD - The
contribution of UNFPA and IPPF", voorzien van mijn reactie aan te
bieden. Het betreft een multidonor-evaluatie waaraan de Inspectie
Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) heeft deelgenomen
met als doel om meer inzicht te verkrijgen in deze specifieke
thematiek, in de wijze waarop uitvoerende organisaties ermee omgaan en
om strategische lessen voor de toekomst te trekken.
Het evaluatierapport brengt de bijdrage van UNFPA en IPPF in kaart aan
de uitvoering van het Cairo actieprogramma voor jongeren in zes landen
(Bangladesh, Burkina Faso, Egypte, Nicaragua, Tanzania en Vietnam). De
studie en diepgaand veldonderzoek vonden plaats in 2003. Het rapport
biedt enkele goede ervaringen en aangrijpingspunten op het gebied van
dienstverlening voor jongeren, advocacy ter verbetering van beleid,
capaciteitsopbouw en de ontwikkeling van effectieve vormen van
partnerschap. De voortgang in de implementatie van het Cairo
actieprogramma op dit thema valt echter tegen en er is bijvoorbeeld
nog veel te leren over monitoring en over wat wel of niet werkt in
bepaalde landen en culturen.
Hieronder geef ik een overzicht van uit deze evaluatie voortvloeiende
aanbevelingen die voor zowel UNFPA als IPPF richtinggevend zijn:
1. Verschillende jongeren hebben verschillende behoeften. Meer
inspanningen zijn nodig om de bijzondere kwetsbaarheid van bepaalde
groepen jongens en meisjes in de samenleving aan te pakken. Specifieke
strategieën en programma's ter verbetering van de seksuele en
reproductieve gezondheid van arme en kwetsbare jongeren zijn nodig.
Bijvoorbeeld jongeren die op straat leven, jongeren die niet meer naar
school gaan, of tot een etnische minderheid behoren.
2. Vooral de documenten van de ICPD en de Wereld
Vrouwenconferenties spreken zich, voortbouwend op
mensenrechtenverdragen, duidelijk uit voor de concepten van seksuele
en reproductieve rechten, waaronder het recht op seksuele en
reproductieve gezondheid. Het is van belang dat de implicaties van
verplichtingen die uit internationale afspraken voortvloeien begrepen
worden, net als de hieruit voortkomende rechten. Het maatschappelijk
middenveld en bijvoorbeeld NGO's kunnen een belangrijke rol spelen ter
ondersteuning van inspanningen om wetgeving en beleid op het gebied
van seksuele en reproductieve rechten in overeenstemming te brengen.
3. Extra inspanningen zijn nodig om ervoor te zorgen dat
partners binnen landen gender discriminatie, in de context van
reproductieve gezondheid en -rechten van jongens en meisjes, beter
begrijpen. Een beter begrip leidt tot betere programma's.
4. Manieren dienen ontwikkeld te worden om zowel participatie
als mondigheid van jongeren in de planning en formulering van
programma's, die voor hen bedoeld zijn, te stimuleren. IPPF is gebaat
bij het institutionaliseren en operationaliseren van de volle
participatie van jongeren. UNFPA is bij uitstek een organisatie die de
toegevoegde waarde van meer betrokkenheid van jongeren bij
beslissingen op het gebied van reproductieve gezondheid aan landen
duidelijk kan maken.
5. Er is nog een lange weg te gaan voor wat betreft monitoring
en evaluatie. UNFPA en IPPF kunnen beide hun voordeel doen met de
uitwisseling van ervaringen en bevindingen. Daarbij verdienen zowel de
systemen als de cultuur binnen beide organisaties aandacht zodat er
goed gebruik gemaakt wordt van wat men leert.
6. Expertise op het gebied van reproductieve gezondheid en
-rechten voor jongeren is schaars. Benodigde expertise dient in kaart
gebracht te worden en waar nodig moet deze geworven en ingezet worden.
7. Wil UNFPA invloed uitoefenen (zowel op de overheid, als op
discussies van donoren over een PRSP, SWAps, en bijvoorbeeld de sector
gezondheid) in de verschillende landen op het gebied van reproductieve
gezondheid en -rechten, dan dient UNFPA zich sterker te profileren en
strategischer op te stellen.
8. UNFPA leiderschap is wenselijk op het gebied van de
productie en distributie van advocacy materiaal dat zich richt op het
verbeteren van reproductieve en seksuele gezondheid en gedrag van
jongeren. Dat kan tekorten aan materiaal en eventuele tegenstrijdige
boodschappen vermijden. Daarnaast zal evident leiderschap resulteren
in een betere benutting van beperkte middelen en menskracht.
UNFPA en IPPF zijn actief betrokken geweest bij de evaluatie en hebben
meteen gebruik gemaakt van de bevindingen bij de vaststelling van
nieuwe beleidsprioriteiten en toekomstige acties. Een deel van de
aanbevelingen is al verwerkt in zowel de strategieën als de
activiteiten van beide organisaties. Dat blijkt bijvoorbeeld uit
UNFPA's Multi Year Funding Framework (2004 - 2007), waarin jongeren
een prominente plaats innemen in de drie hoofdthema's: reproductieve
gezondheid, bevolking en gender. Tevens heeft UNFPA een jongeren
Adviesraad ingesteld, die adviseert over beleid en uitvoering.
Adolescenten en jongeren krijgen eveneens prioriteit binnen de nieuwe
IPPF strategie (2005-2015), die zich richt op vijf A's:
adolescenten/jongeren, hiv/aids, (veilige) abortus, access, dus
toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg, informatie en
middelen, advocacy. Dit stelt hen onder meer in staat ongewenste
zwangerschap en besmetting met geslachtsziekten en HIV te voorkomen.
De helft van alle nieuwe HIV-infecties treedt op in de leeftijdsgroep
van 15 tot 24 jaar; meisjes zijn daarbij in de meerderheid.
UNFPA en IPPF beseffen dat er veel meer gedaan moet worden om
reproductieve gezondheid en -rechten te realiseren voor iedereen, en
voor jongeren in het bijzonder. Deze maken nu bijna de helft van de
wereldbevolking uit. Er moeten meer inspanningen gedaan worden om alle
jongeren te bereiken die behoefte hebben aan informatie en zorg,
inclusief de jongeren die getrouwd zijn en de niet-schoolgaande
jongeren. Zowel de ICPD doelstellingen als de Millennium
Ontwikkelingsdoelen blijven buiten bereik als er geen specifieke
aandacht wordt besteed aan jongeren. Alleen met "Cairo" kan
armoedevermindering bereikt worden en kunnen de Millenniumdoelen
behaald worden. Nederland is bereid leiderschap op dit belangrijke
thema binnen ontwikkelingssamenwerking te continueren en reproductieve
gezondheid en rechten hoog op de internationale agenda te houden.
Ik vind dat het een belangrijke verantwoordelijkheid is van UNFPA en
IPPF, als twee van de belangrijkste organisaties op het gebied van
reproductieve gezondheid en -rechten voor jongeren, om elkaar aan te
vullen en te helpen. Intensievere samenwerking zowel nationaal,
regionaal als internationaal moet tot betere resultaten kunnen leiden.
UNFPA, IPPF, NGO's, het bedrijfsleven, ontwikkelingslanden en
gelijkgezinde donoren zijn bereid om hieraan op een constructieve en
lerende manier te werken. Extra inspanningen voor seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten zijn dringend nodig. Nederland is
een van de belangrijkste donoren van het VN-Bevolkingsfonds UNFPA en
het werk van IPPF wordt ondersteund in het kader van het programma
thematische mede-financiering (TMF). Nederland geeft het goede
voorbeeld.
In het kader van het EU Voorzitterschap heb ik het initiatief genomen
om extra aandacht te vragen voor de enorme tekorten aan producten op
het gebied van reproductieve gezondheid. Dat zijn onder andere
voorbehoedsmiddelen, waaronder condooms, medicijnen om
geslachtsziekten te behandelen, en kraampakketten om infectiekans bij
bevallingen te verminderen. Daarmee wordt bijgedragen aan het
voorkomen van ongewenste zwangerschappen, HIV besmetting en
vermindering van moedersterfte en kindersterfte. Een inventarisatie
van UNFPA in 49 landen bracht een tekort van $ 75 miljoen voor
anticonceptiva in 2004 aan het licht. Ik heb vervolgens Europa
opgeroepen dit gat te dichten en het is gelukt om als EU, Europese
Commissie en lidstaten, deze $75 miljoen bijeen te brengen als extra
bijdrage voor een verscheidenheid aan middelen. Maar naast deze
specifieke financiële injectie voor dit jaar moeten we ten eerste meer
bijdragen in de komende jaren en ten tweede samen met UNFPA en andere
partners werken aan een structurele oplossing van tekorten voor
anticonceptiva in ontwikkelingslanden. Tijdens het EU Voorzitterschap
hebben we brede Europese steun verkregen voor de uitvoering van de
ICPD agenda in ontwikkelingslanden. Hierbij stond het bestendigen van
politiek en financieel commitment van de EU voor seksuele en
reproductieve gezondheid en rechten zoals afgesproken in Cairo
centraal.
Reproductieve gezondheid en rechten staan, samen met HIV/AIDS, ook
centraal in de bilaterale samenwerking en dus in de sectorale
gezondheidsprogramma's in partnerlanden. NGO's die zich specifiek
richten op het verbeteren van de reproductieve gezondheid van jongeren
ontvangen eveneens steun. Het vergroten van de bewustwording en
betrokkenheid van met name jongeren vormt ook een essentieel onderdeel
van onze aanpak.
Snellere en betere uitvoering van de Cairo agenda is wat we willen.
Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten van jongeren hebben
daarin zoals gezegd een centrale plaats. Nederland zit alles behalve
stil.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
The German Federal Ministry for Economic Co-operation and
Development, the Norwegian Ministry of Foreign Affairs, the Danish
Ministry of Foreign Affairs, the UK Department for International
Development and the Netherlands Ministry of Foreign Affairs
De aanbevelingen strekken niet verder dan de zes landen waarop de
evaluatie zich heeft toegespitst.
Ministerie van Buitenlandse Zaken