De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: VISS. 2005/204
datum: 31-01-2005
onderwerp: Mosselbanken Waddenzee TRC 2005/427
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Mede naar aanleiding van het Algemeen Overleg Visserij van 20 december
jl., zend ik uw Kamer hierbij een nadere toelichting op de uitwerking
van het beleidsbesluit schelpdiervisserij voor de bevissing van
mosselbanken op droogvallende platen in de Waddenzee.
De mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee zijn van
bijzondere ecologische betekenis. Zij vormen een belangrijke
voedselbron voor vogels, bieden structuur en leefruimte voor andere
soorten en kunnen slib en ander organisch materiaal vastleggen en
daarmee de locale productie verhogen. Mosselbanken vormen eveneens
herkenbare landschappelijke eenheden in de Waddenzee omdat zij
relatief hoog kunnen worden. Allemaal redenen om te streven naar een
zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van meerjarige mosselbanken.
In vergelijking met het oude beleid is in de doelstellingen van het
nieuwe beleid voor de schelpdiervisserij niet langer sprake van
stabiele mosselbanken maar van meerjarige mosselbanken. Binnen EVA II
bleek het niet mogelijk om een eenduidige definitie te ontwikkelen
voor stabiele mosselbanken. Dit komt mede omdat er een graduele
overgang bestaat tussen minder en meer stabiele mosselbanken. Ik wil
met het nieuwe beleid helderheid creëren door vanaf nu te spreken over
meerjarige mosselbanken. Dat zijn mosselbanken die minimaal één winter
hebben overleefd.
Het nieuwe beleid biedt twee mogelijkheden voor bevissing van
mosselbanken op de droogvallende platen. Dit betreft enerzijds de,
vooralsnog experimentele, uitdunning van bestaande mosselbanken (Jan
Louw-methode) en anderzijds de bevissing van mosselzaadbanken op
droogvallende platen onder specifieke voorwaarden. Deze voorwaarden
betreffen:
a. de aanwezigheid in de Waddenzee van minimaal 2000 ha. meerjarige
mosselbanken op de droogvallende platen en
b. de aanwezigheid van mosselzaadbanken die een relatief grote kans
hebben om het winterseizoen niet te doorstaan.
Ad a.
Als minder dan 2000 ha. meerjarige mosselbanken op de droogvallende
platen aanwezig is, wil ik mosselzaadbanken een maximale kans geven
zich te ontwikkelen tot meerjarige bank. Ik ben mij er daarbij van
bewust dat daarbij een gerede kans bestaat dat sommige van die
mosselzaadbanken de winter niet zullen doorstaan en voor de
mosselcultuur verloren zullen gaan. Ik kies nu voor deze maximale
herstelmogelijkheid omdat mosselbanken cruciaal zijn voor het
ecologisch functioneren van het Waddenecosysteem en omdat thans niet
met zekerheid vast te stellen is welke mosselzaadbanken zullen
wegstormen of anderszins de winter niet zullen doorstaan. Indien in de
toekomst met meer zekerheid uitspraken gedaan kunnen worden over de
overlevingskans van mosselzaadbanken dan kan er wellicht aanleiding
zijn handhaving van een ondergrens, als genoemd, te heroverwegen.
Ad b.
Ik zal het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO) vragen
om in de jaarlijkse rapportage over de omvang van de mosselbanken ook
te rapporteren over de instabiliteit van de nieuwe mosselzaadbanken op
de droogvallende platen. De beoordeling van de instabiliteit dient te
worden uitgevoerd door een deskundigengroep waarin zowel onderzoekers
als praktijkmensen zitting hebben.
Met bovenstaand maatregelenpakket bied ik de sector een kans om aan te
tonen dat het mogelijk is het mosselzaad op de droogvallende platen te
benutten zonder wezenlijke aantasting van het Waddenecosysteem.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit