Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep in de Vuurwerkramp Enschedé zaken

Feiten

De Hoge Raad heeft op 1 februari 2005 uitspraak gedaan in de strafzaken tegen de twee directeuren, B. en P., van SE Fireworks, het bedrijf in Enschedé, waar op 13 mei 2000 de branden en ontploffingen plaatsvonden. De verdachten zijn op 12 mei 2003 door het hof Arnhem veroordeeld tot onder meer één jaar gevangenisstraf wegens feitelijk leiding geven aan het door SE Fireworks (al dan niet opzettelijk) overtreden van diverse milieuvoorschriften en wegens het feit dat aan de schuld van dat bedrijf te wijten is dat de ontstane brand zich kon ontwikkelen en uitbreiden tot de branden en ontploffingen die tot gevolg hadden dat 20 mensen zijn overleden.

De verdachten hebben cassatieberoep ingesteld.
De verdachten klagen over een groot aantal overwegingen en beslissingen van het hof. Zij bestrijden in het bijzonder dat hun bedrijf schuld heeft aan de uitbreiding en ontwikkeling van de brand tot de ramp, omdat zij niet hebben kunnen voorzien dat er te zwaar en massa-explosief vuurwerk was opgeslagen en dat daaraan de gevaren waren verbonden zoals deze zich op 13 mei 2000 hebben gemanifesteerd.

In cassatie treedt voor de verdachte P. op mr. G. Meijers, advocaat te Amsterdam, en voor de verdachte B. mr. J. Kuijper en mr. J.P. Plasman, beiden advocaat te Amsterdam.

Op 22 juni 2004 (in beide zaken) en aanvullend op 5 oktober 2004 (in de zaak tegen B.) heeft de advocaat-generaal Jörg in zijn advies aan de Hoge Raad geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep van de verdachten.

Samenvatting van de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden (buiten verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)

De Hoge Raad heeft alle bezwaren van de verdachten verworpen. Dat betekent dat de veroordeling en de straf die het hof heeft uitgesproken definitief is geworden.

Ook de beslissing van het hof dat SE Fireworks schuld heeft aan de ontwikkeling van de brand tot de ramp blijft dus overeind. Dat oordeel komt erop neer dat de directeuren als professionele ondernemers van het in een woonwijk gelegen vuurwerkbedrijf verplicht waren al die maatregelen te nemen die voor de veiligheid van mensen en goederen van hen kon worden gevergd. Daartoe behoorde de plicht om de bij uitstek met het oog op de brandpreventie en brandveiligheid gegeven voorschriften van de milieuvergunningen nauwgezet na te leven. In de vervulling van die plicht zijn zij ernstig tekortgeschoten. Zo hadden zij ook uiterst zorgvuldig moeten controleren of niet te zwaar en massa-explosief vuurwerk was opgeslagen. Dat hebben zij nagelaten. Daarvoor kunnen zij niet als verontschuldiging aanvoeren dat zij in verband met de etikettering op de verpakking van het vuurwerk niet konden voorzien dat het vuurwerk massa-explosief was. De verdachten hadden kunnen weten dat de etikettering geen aanduiding gaf van de werkelijke zwaarteklasse van het vuurwerk. Alleen door hun eigen nalatigheid hebben zij niet geweten dat er op het terrein massa-explosief vuurwerk lag opgeslagen. De verdachten hebben zich dus aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen. Daarom heeft SE Fireworks schuld aan de verdere ontwikkeling van de brand tot de ramp.

LJ Nummers

AP8469
AP4584


Bron: Hoge Raad der Nederlanden

Datum actualiteit: 1 februari 2005 Naar boven