Insuline na dotteren kan levens sparen
20 januari 2005 Een dotterbehandeling geldt als de beste behandeling
van een acuut hartinfarct. Toch overlijdt ongeveer 6 procent van de
gedotterde patiënten alsnog binnen enkele weken aan de gevolgen van
het infarct. Een eenvoudig infuus met glucose (suiker) en insuline kan
dat sterftecijfer verder terugbrengen. Dat blijkt uit onderzoek waarop
Iwan van der Horst op 31 januari 2005 aan de Rijksuniversiteit
Groningen promoveert.
Van der Horst baseert zich op de Glucose Insulin Potassium Study
(GIPS-1), een grootschalig onderzoek onder 940 gedotterde
hartinfarctpatiënten in de regio Zwolle. De helft van hen kreeg rondom
de dotterbehandeling een infuus met glucose, insuline en kalium (GIK),
de andere helft werd alleen gedotterd. Het is een van de grootste
onderzoeken ter wereld naar deze combinatiebehandeling.
Lager sterftecijfer
Een acuut hartinfarct wordt veroorzaakt door een afsluiting van een of
meerdere kransslagaders. Het achterliggende weefsel krijgt daardoor te
weinig voeding en zuurstof en sterft af. Cardiologen zijn erop gebrand
om deze afsluiting zo snel mogelijk op te heffen. Dat kan met
bloedverdunners (trombolyse), maar beter nog door het verstopte
bloedvat te dotteren. Sinds de invoering van de dotterprocedure is de
sterfte gedaald tot ongeveer 6 procent. Van der Horst laat zien dat
dit cijfer verder kan dalen door stofwisseling van de nog levende
hartspiercellen te verbeteren. Die daling wordt waargenomen bij
patiënten die het ziekenhuis bereiken zonder hartfalen. Bij deze groep
daalde het percentage sterfgevallen door de combinatie van dotteren en
infuus van 4,2 naar 1,2 procent. "Dat betekent dat er maar 33 infusen
nodig zijn om het leven van één patiënt te redden", aldus Van der
Horst.
Stofwisseling verbeteren
Tijdens een hartinfarct neemt het glucosegehalte van het bloed door
pijn, zuurstoftekort en stresshormonen toe. De spiercellen gaan dan
noodgedwongen andere producten verbranden, zoals vrije vetzuren.
Daarbij komen allerlei schadelijke stoffen vrij. De hartspiercellen
zouden het glucose dan ook goed kunnen gebruiken. Verbranding van
glucose levert meer energie op, waardoor deze cellen beter kunnen
overleven. Door extra glucose en insuline te geven, wordt de opname
van het glucose in de cellen bevorderd. De hartspier zou daardoor
minder schade oplopen. Dat laatste kon Van der Horst niet bevestigen.
Wel werd de hartspier beter doorbloed. Ook bleef de pompfunctie van
het hart beter behouden.
Scherp instellen
De toediening van glucose brengt echter ook risicos met zich mee,
constateert Van der Horst. Ruim 70 procenten van de patiënten die een
GIK-infuus kregen, had nadien teveel glucose in hun bloed
(hyperglykemie). Uit het onderzoek van Van der Horst blijkt dat deze
patiënten een grotere kans te hebben op overlijden dan patiënten met
een normale bloedsuikerspiegel. Het is goed mogelijk dat de gunstige
effecten van het GIK-infuus hierdoor lager uitvallen. Van der Horst
pleit daarom voor een scherpe regulering van de bloedsuikerspiegel.
Uit eerder onderzoek bij ernstig zieke patiënten op een intensive care
was al bekend dat dit de kans op sterfte en complicaties fors
vermindert.
Hartfalen extra aandacht
Niet alle patiënten profiteren van het GIK-infuus. Bij patiënten die
het ziekenhuis bereiken met tekenen van hartfalen kan het zelfs
averechts werken. Volgens Van der Horst komt dit niet door het glucose
of de insuline, maar door water waarin deze bestanddelen zijn
opgelost. Patiënten die 8 tot 12 uur aan het infuus liggen, krijgen
zo'n anderhalve liter vocht binnen. Bij hartfalen heeft het hart
blijkbaar moeite om dit extra vochtvolume te verwerken. Een GIK-infuus
toedienen is mogelijk, mits de patiënten nauwkeurig gemonitord worden
en plasmedicatie krijgen.
Alleen insuline
Volgens Van der Horst is er meer onderzoek nodig voor deze nieuwe
behandeling ingevoerd kan worden. Twee vervolgstudies (GIPS-2 en
GIPS-3) moeten uitwijzen welke patiënten baat hebben bij de
behandeling, en welke samenstelling van het infuus het meest effectief
is. Zo is het bijvoorbeeld de vraag of een extra glucosegift wel nodig
is. Mogelijk is alleen insuline al afdoende.
Curriculum vitae
Johannes Cornelis Clemens van der Horst (Wageningen 1971) studeerde
Geneeskunde aan de Rijks Universiteit Leiden. Hij verrichtte zijn
onderzoek grotendeels bij de afdeling Cardiologie van de Isala
klinieken, locatie De Weezenlanden in Zwolle, voor een klein deel bij
de afdelingen Cardiologie en Interne Geneeskunde van het Universitair
Medisch Centrum Groningen. Zijn promotores zijn prof. dr. F. Zijlstra
en prof. dr. R.O.B. Gans. De titel van zijn proefschrift luidt
'Metabolic interventions in acute myocardial infarction'. Het
onderzoek is financieel mogelijk gemaakt door de Nederlandse
Hartstichting. Van der Horst vervolgt per 1 februari zijn opleiding
tot cardioloog bij het Universitair Medisch Centrum Groningen.
Contactpersoon: Eddy Brand, wetenschapsvoorlichter Universitair
Medisch Centrum Groningen, telefoon (050) 361 22 00.
Academisch Ziekenhuis Groningen