Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Amsterdam Postbus 98 1000 AB Amsterdam

Mr. D.E. Witteveen Directeur

Datum
28 januari 2005

Zijne Excellentie de minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De heer mr. A.J. de Geus
Postbus 90801
2509 LV Den Haag

Uw brief: AV/PB/2004/66322
Uw contactpersoon: N.M. Kieft

Onderwerp: Dekkingsgraad

Excellentie,

Wij hebben uw brief met het verzoek om informatie betreffende de deskundigheidstoets en dekkingsgraad in goede orde ontvangen. Deze brief zal ingaan op de financiële ontwikkelingen van de pensioenfondsen. Op het eerste gedeelte van uw verzoek, de deskundigheidstoets, zal op een later tijdstip worden teruggekomen.

De financiële ontwikkeling van de pensioensector is op verschillende manieren te meten, afhankelijk van de gehanteerde waarderingsgrondslag voor de pensioenverplichtingen. In deze brief zal worden ingegaan op de waardering op basis van de traditionele rekenrente (huidige methode) en de marktrente (zoals vastgelegd in de Hoofdlijnennota).

Ontwikkeling op basis van de traditionele rekenrente
Op basis van de traditionele rekenrente van 4% is er in het boekjaar 2003 voor de gehele pensioenbranche een verbetering waar te nemen. De gemiddelde geüniformeerde dekkingsgraad (gewogen naar aantal actieve deelnemers) komt ultimo 2003 uit op 114 procent (was in 2002 108 procent). Daarmee is de negatieve trend die zich vanaf 2000 liet aanzien, in het boekjaar 2003 doorbroken. Deze verbetering is ook zichtbaar in een dalend aandeel van actieve deelnemers van pensioenfondsen die een dekkingsgraad hebben lager dan 100 procent. Dat aandeel is namelijk gedaald van 5,2% naar 0,9%. Dat betekent dat momenteel nog geen 1% van de deelnemers een pensioen opbouwt bij een fonds in onderdekking. Door de positieve beleggingsresultaten in 2004 heeft het herstel verder doorgezet. Dit blijkt uit de gegevens van de 75 grootste pensioenfondsen SI/2004/04343/pensioenen

F002

Datum 28 januari 2005
- 2 -

die op kwartaalbasis de dekkingsgraad rapporteren. Op basis van waardering tegen de traditionele rekenrente is er voor deze groep een lichte verbetering waar te nemen in de eerste drie kwartalen van 2004.

Meer specifiek kijkend naar die fondsen waarvan de financiële positie eind 2002 zo was verslechterd, dat naar het oordeel van de PVK maatregelen noodzakelijk waren, kan eveneens een significante verbetering in 2003 worden gesignaleerd. Het aantal fondsen met onderdekking is teruggelopen van 190 ultimo 2002 naar 46 ultimo 2003; dit zijn fondsen waarvan de middelen ontoereikend zijn om de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) en de reserve algemene risico's te dekken. Het aantal fondsen met een reservetekort is eind 2003 teruggelopen met circa 100 tot 287; dit zijn fondsen waarvan de middelen ontoereikend zijn om naast de VPV en de reserve algemene risico's ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico's en andere bestemde reserves af te dekken. Over 2004 is het te verwachten dat het aantal fondsen met een reservetekort verder is teruggelopen. Uiterlijk april 2005 zult u over de stand van zaken ultimo 2004 worden geïnformeerd.

De belangrijkste oorzaak voor deze verbeteringen is het herstel op de aandelenmarkten. In 2003 is EUR 26 miljard als opbrengst (direct en indirect) op aandelen te noteren, in vergelijking met 2002 (-EUR 58 miljard) is dit een stijging van EUR 84 miljard. Naast het herstel op de aandelenmarkt namen de pensioenfondsen ook zelf maatregelen. Zo vergrootten zij hun inkomsten door de pensioenpremies te verhogen. Naast de inkomstenverhoging beogen pensioenfondsen hun positie te verbeteren door hun (toekomstige) uitgaven beter te beheersen. Dit kan bereikt worden via een aanpassing van de reglementen. Zo is er per 2004 een verschuiving van eindloon naar middelloon met (voorwaardelijke) indexatie waar te nemen. Slechts één op de acht actieve deelnemers bouwt met ingang van 2004 nog pensioen op volgens een eindloonregeling, terwijl dit in 2003 één op de twee was.

Ontwikkeling op basis van de marktrente
De hierboven geschetste verbetering is terug te voeren op de positieve beleggingsrendementen maar is ook afhankelijk van de gebruikte waarderingsmethode voor de pensioenverplichtingen. Bij een vaste rekenrente wordt de waarde van de verplichtingen niet beïnvloed voor renteveranderingen. Met het uitvaardigen van de nieuwe beleidsregel door de toezichthouder in oktober 2004 (het overgangsregime naar het financieel toetsingskader) kunnen pensioenfondsen er voor kiezen om over te stappen op marktwaardering van de verplichtingen. Dit betekent onder andere dat de vaste rekenrente wordt vervangen door de actuele, op de kapitaalmarkt waargenomen, rentetermijnstructuur.

Wanneer de waardering van de pensioenverplichtingen plaatsvindt op basis van de marktrente is het beeld over 2004 minder optimistisch. De rentetermijnstructuur is aanzienlijk gedaald. De 15- jaars daalde bijvoorbeeld van 4,9% naar 4,2%. Dit resulteerde weliswaar in een winst op de vastrentende beleggingen, maar de keerzijde hiervan is dat de waarde van de verplichtingen eveneens (en relatief sterker) is toegenomen. Wanneer op deze wijze de renteontwikkeling in de SI/2004/04343/pensioenen

Datum
28 januari 2005
- 3 -

verplichtingen wordt meegewogen, is de conclusie dat de financiële positie van de pensioensector over 2004 ondanks de positieve beleggingsresultaten, enigszins is verslechterd.

Hopende uw vraag hiermee afdoende te hebben beantwoord.

Hoogachtend,

SI/2004/04343/pensioenen