stukken - Antwoorden op kamervragen over de benoeming van de
Commissaris van de Koningin
Antwoorden op kamervragen over de benoeming van de Commissaris van de
Koningin
28 januari 2005
Vragen van de leden Externe link Van der Ham en Externe link Bakker
(beiden D66) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties en voor Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijkrelaties over de mogelijkheid van het houden van een
raadplegend referendum in Limburg over de benoeming van de Commissaris
van de Koningin.
---
1. Vraag
Hebt u kennisgenomen van de wens die bij provinciale staten van
Limburg leeft om in de procedure rond de opvolging van Commissaris van
de Koningin in Limburg, de heer mr. B.J.M. baron van Voorst tot
Voorst, een niet-bindend raaplegend referendum te organiseren?
1. Antwoord
De voorzitter van het Presidium heeft mij in zijn brief van 5 november
2004 gevraagd of er ruimte bestaat - buiten hetgeen wettelijk is
geregeld - om een raadplegend referendum onder de kiesgerechtigden in
Limburg te houden omtrent de aanbeveling van Provinciale Staten. In
hoeverre de meerderheid van de staten de wens had een referendum te
organiseren is mij niet bekend.
2. Vraag
Deelt u de mening dat het de staten van Limburg vrij staat zo'n
raadplegend referendum onder de kiesgerechtigden in Limburg omtrent de
aanbeveling van provinciale staten te organiseren? Zo neen, wat verzet
zich hiertegen? Heeft u meer argumenten dan uw stelling in uw brief
aan provinciale staten dat het 'u voor komt' dat er geen ruimte is om
een dergelijk referendum te houden? Deelt u de mening dat een
dergelijke wens van provinciale staten serieus moet worden genomen?
2. Antwoord
De nieuwe benoemingsprocedures voor burgemeesters en commissarissen
van de Koningin is indertijd gelijktijdig door de Tweede
Kamer behandeld. Voor burgemeesters is wel voorzien in de zorgvuldig
geregelde mogelijkheid tot het houden van een raadplegend referendum.
Voor de commissarissen van de Koningin is daar niet voor gekozen. De
wetgever heeft bewust afgezien
van opname van deze mogelijkheid in de wet omdat over het algemeen de
commissaris toch wat verder van de burger af staat dan de
burgemeester. De cdK is bovendien deels Rijksorgaan 1). De wettelijke
regeling voor het burgemeestersreferendum voorziet
procedureel in de inpassing van het referendum in de
benoemingsprocedure. Ook voorziet het in een afwijkend regime ten
aanzien van de openbaarmaking van de namen voorafgaand aan het
vaststellen van de aanbeveling.Tenslotte worden eisen gesteld aan het
referendum zelf (bv opkomstvereiste en leeftijdseis
referendumgerechtigden). Artikel 61 van de Provinciewet
voorziet niet in de mogelijkheid om ten behoeve van de benoeming van
een commissaris van de Koningin een raadplegend referendum te houden.
Het op autonome basis uitschrijven van een raadplegend referendum acht
ik ook niet mogelijk.Het effect
zou zijn dat de namen van kandidaten bekend worden voordat Provinciale
Staten hun aanbeveling hebben vastgesteld.
In het algemeen geldt dat eerdere openbaarmaking van de namen van
kandidaten - of dit nu via een referendum of anderszins is - in strijd
met de wet is.Uit artikel 61c, derde lid, van de Provinciewet vloeit
voort dat alleen de naam van de als eerste
aanbevolen persoon openbaar wordt na het vaststellen van de
aanbeveling.
3. Vraag
Bent u bereid samen met de provincie Limburg te bezien op welke wijze
een dergelijk referendum kan worden georganiseerd?
3. Antwoord
Nu een raadplegend referendum niet tot de mogelijkheden behoort, ben
ik bereid om samen met de provincie Limburg te bekijken welke
alternatieven er zijn om de bevolking van Limburg te betrekken bij de
benoemingsprocedure van de nieuwe commissaris.Ik heb de provincie in
mijn brief van 10 november aangegeven dat de bevolking bijvoorbeeld
bij het opstellen van de
profielschets kan worden betrokken.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties