Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
SV/F&W/2005/5916
Onderwerp Datum
vrijstelling sollicitatieplicht WW voor 27 januari 2005
vrijwilligers en mantelzorgers
Op 16 maart 2004 heeft uw Kamer de motie Smilde/Noorman-den Uyl (Kamerstukken II
2003/04, 28 862, nr.32) aangenomen met betrekking tot de herinvoering van de sollicitatieplicht
voor ouderen. Deze motie vraagt om oudere werklozen, nadat zij langdurig hebben gesolliciteerd,
vrij te stellen van de sollicitatieplicht, gedurende de periode dat zij substantiële vrijwilligers- of
mantelzorgtaken verrichten.
Op mijn verzoek heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tot 1 oktober
2004 een pilot uitgevoerd om inzicht te bieden in de randvoorwaarden waaraan een goed
uitvoerbare en handhaafbare vrijstellingsregeling voor vrijwilligerswerk en mantelzorg moet
voldoen. Daarnaast moest de pilot inzicht bieden in de doelmatigheid en budgettaire gevolgen van
een dergelijke regeling. Daartoe heb ik aan UWV de volgende vragen gesteld:
- wat zijn de resultaten van de pilot? (hoeveel aanvragen voor vrijstelling zijn ingediend,
hoeveel van deze aanvragen zijn afgewezen en toegekend, en wat zijn de redenen voor
afwijzing)
- hoe kan het begrip vrijwilligerswerk worden afgebakend?
- hoe kan het begrip mantelzorg worden afgebakend?
- welke vormgeving leidt tot een uitvoerbare en handhaafbare regeling?
Hierbij bied ik u het evaluatierapport van UWV aan. Ik heb waardering voor de wijze waarop
UWV de pilot heeft uitgevoerd. Met deze brief informeer ik u nader over de pilot, de uitkomsten
van de evaluatie en mijn conclusies met betrekking tot de hoofdlijnen voor een structurele
vrijstellingsregeling na afstemming binnen het kabinet, zoals toegezegd op 22 juni 2004
(Kamerstukken II 2003/04, 28 862, nr. 37) en tijdens de begrotingsbehandeling van 8 en 9
december jl.
De pilot in het kort
2
Bij wijze van proef is in de Regio Noord (Groningen, Friesland en Drenthe) en de Regio Zuid-
West (Rijnmond, Zeeland en West-Brabant) in de periode van 1 april 2004 tot 1 oktober 2004
ervaring opgedaan met een vrijstelling van de sollicitatieplicht voor oudere WW-gerechtigden,
indien zij vrijwilligerswerk of mantelzorgtaken verrichten. De Regeling vrijstelling verplichtingen
WW is zodanig aangepast (Staatscourant 2004, 97) dat werklozen in deze regio's die 57,5 jaar of
ouder zijn en reeds vóór 1 januari 2004 een WW-uitkering ontvingen, vrijgesteld worden als zij
gedurende drie maanden gemiddeld ten minste 20 uur per week aantoonbaar vrijwilligerswerk of
mantelzorgtaken verrichten.
In de pilotperiode, die liep tot 1 oktober 2004, konden oudere werklozen in de betreffende regio's
een aanvraag indienen voor vrijstelling. Om een zo groot mogelijk bereik te krijgen, heeft UWV
besloten de doelgroep aan te schrijven om hen te wijzen op de pilot. Met de brief was een
aanvraagformulier en antwoordenveloppe meegestuurd.
Na beoordeling van de aanvraag, werd de vrijstelling van de sollicitatieplicht door UWV verleend.
Deze vrijstelling werd dus al verleend in de pilotperiode en loopt nu nog door, in principe
gedurende de gehele periode waarin de oudere werkloze het vrijwilligerswerk of de
mantelzorgtaken, waarvoor de vrijstelling is verleend, blijft verrichten.
Resultaten
UWV heeft de gehele doelgroep, 2057 personen, in de Regio Noord en Zuid-West aangeschre-
ven. Totaal zijn 270 aanvragen (13% van de totale doelgroep) ontvangen. In 57% van de gevallen
ging het om een aanvraag in verband met vrijwilligerswerk, in 42% om mantelzorg. Van de
aanvragen is 77% toegewezen. De belangrijkste reden van afwijzing is voor vrijwilligers dat er
minder uren dan de vereiste 20 uur aan vrijwilligerswerk wordt gedaan. Bij mantelzorgers zijn de
redenen van afwijzing meer divers.
Afbakening van het begrip vrijwilligerswerk
Onder vrijwilligerswerk wordt in de pilot verstaan: onbetaalde en onverplichte activiteiten binnen
een organisatie die een ideële doelstelling heeft of een maatschappelijk nut nastreeft, welke
activiteiten doorgaans een aanvullend karakter hebben op bestaande voorzieningen. UWV heeft
voor de nadere uitwerking van het begrip vrijwilligerswerk aangesloten bij het reeds bestaande
`Besluit niet-betaalde werkzaamheden WW-gerechtigden'. Dit besluit bevat de richtlijnen voor de
beoordeling of de onbetaalde werkzaamheden met behoud van WW-uitkering kunnen worden
verricht. In de uitvoering van de pilot is het niet eenvoudig gebleken deze richtlijnen toe te passen.
Afbakening van het begrip mantelzorg
Onder mantelzorg wordt in de pilot verstaan: de noodzakelijke zorg voor een zieke of
gehandicapte. Het begrip mantelzorg is in de WW onbekend. Voor de nadere invulling zijn
aanknopingspunten gezocht in het beleid van het ministerie van VWS, de eerst verantwoordelijke
op dit termijn. Bij mantelzorg moet het dan gaan om zorg die in duur en in intensiteit een meer
gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd verband en niet in het kader van
een hulpverlenend beroep wordt verleend. Verder is een bestaande sociale relatie vereist tussen
degene die de zorg nodig heeft en degene die de zorg verleent. Bij een sociale relatie kan primair
gedacht worden aan gezinsleden en huisgenoten, maar het is niet noodzakelijk beperkt tot deze
groepen. Het toetsen van het begrip mantelzorg is in de praktijk zeer lastig gebleken. Het gaat
3
immers om gevoelige persoonlijke informatie. Ook ontbreekt deskundigheid om een goed oordeel
te kunnen geven. In de uitvoering is daarom primair afgegaan op de verklaringen van een erkende
hulpverlener.
Belangrijkste conclusie en aanbevelingen
UWV concludeert dat een regeling waarbij groepen werknemers worden vrijgesteld van de
verplichtingen sollicitatieactiviteiten te ondernemen indien en voorzover vrijwilligerswerk of
mantelzorg wordt verricht binnen de bestaande kaders uitvoerbaar en handhaafbaar is. Daarbij
tekent UWV evenwel aan, dat de mogelijkheden voor controle en detectie van overtredingen na
het moment van aanvraag en toekenning beperkt, uitvoeringstechnisch ingewikkeld en
arbeidsintensief zijn, zodat het accent op de beoordeling bij de aanvraag zal moeten komen te
liggen.
Om de beoordeling van de aanvraag op basis van vrijwilligerswerk beter te ondersteunen, beveelt
UWV aan voor de afbakening van het begrip vrijwilligerswerk naast de vier criteria
(werkzaamheden die gebruikelijk onbetaald zijn, geen winstoogmerk hebben, niet concurren-
tievervalsend zijn en een algemeen maatschappelijk nut dienen) de indicatieve lijst te gebruiken van
instellingen en werkzaamheden die in elk geval aan de voorwaarden voldoen en die ook door
vrijwilligersorganisaties en (semi-)overheidsgeledingen wordt gebruikt. Ook de toetsing van het
begrip mantelzorg is in de praktijk zeer lastig gebleken. Voor de beoordeling van de aanvraag op
basis van mantelzorg geeft UWV aan, dat de aanvrager niet altijd een verklaring van een arts
verkrijgt, terwijl dat wel een voorwaarde is voor de beoordeling.
Ten slotte geeft UWV aan dat de mate waarin de uitvoering van de regeling een verzwaring van de
uitvoering is, afhankelijk zal zijn van de omvang van de WW-gerechtigden die een beroep op de
regeling kunnen doen.
Ik onderschrijf bovenstaande conclusie en aanbevelingen van UWV.
Vrijstellingsregeling op hoofdlijnen
Vrijwilligers en mantelzorgers zijn in de Nederlandse samenleving van groot belang. Veel oudere
werknemers besteden hun tijd aan vrijwilligerswerk of mantelzorgtaken. Aan de andere kant is de
WW bestemd voor een tijdelijke overbrugging tussen periodes van betaald werk. Activering staat
daarom voorop. In het kader hiervan is gekeken naar mogelijkheden om personen tijdelijk vrij te
stellen van verplichtingen in de WW als de omvang van de vrijwilligers- of mantelzorgtaken
belemmerend zou kunnen werken voor de activiteiten die verricht moeten worden om arbeid te
verkrijgen en te aanvaarden.
Op 3 februari 2004 heeft het kabinet een adviesaanvraag aan de Sociaal-Economische Raad
(SER) gezonden over de toekomst van de WW met het oog op betaalbaarheid en legitimiteit.
De hier voorgestelde vrijstellingsregeling zal te zijner tijd betrokken worden bij de besluitvorming
rond de toekomstbestendige vormgeving van de WW.
Gelet op voornoemde adviesaanvraag en de vragen rond afbakening van de begrippen
vrijwilligerswerk en mantelzorgtaken, die hiervoor uitgebreid zijn beschreven, kan de regeling in
deze vorm dus een tijdelijke duur hebben. Ik stel een vrijstellingsregeling voor langs de volgende
hoofdlijnen.
4
Duurcriterium van drie jaar
Binnen de pilot is het begrip "langdurig gesolliciteerd hebben" niet aan de orde geweest. In 2004
zijn er immers geen oudere werklozen die langdurig gesolliciteerd hebben en nog niet vrijgesteld
zijn van de sollicitatieplicht. Bij de herinvoering van de sollicitatieplicht voor oudere werknemers
per 1 januari 2004 zijn immers alle oudere werklozen die reeds langer dan één jaar een WW-
uitkering hadden ontvangen, al blijvend vrijgesteld van de sollicitatieplicht.
In de regeling zal ik een duurcriterium (de WW- periode voordat vrijstelling kan worden verleend)
opnemen. Zoals ik hiervoor heb aangegeven is het niet mogelijk om alleen aan de hand van de
uitkomsten van de pilot hierin een keuze te maken. Bij de keuze voor een duurcriterium staat
voorop dat de periode waarna een vrijstelling van de sollicitatieplicht wordt ingevoerd, zo wordt
gekozen dat werklozen ruimschoots de kans hebben gehad om betaald werk te kunnen vinden.
Een termijn van drie jaar lijkt daarbij alleszins redelijk.
Geen leeftijdsgrens
De pilot sloot aan op het overgangsrecht bij de herinvoering van de sollicitatieplicht voor oudere
werklozen en kende daarom ook een leeftijdsgrens van 57,5 jaar. In de nu te treffen regeling gaat
mijn voorkeur uit naar een regeling zonder leeftijdsgrens, omdat het opnemen van een leeftijdsgrens
arbitrair en discriminerend kan zijn. Overigens betekent bovenstaand duurcriterium dat WW-
gerechtigden vanaf 53 jaar maximaal 1 jaar en WW-gerechtigden vanaf 58 jaar maximaal 2 jaar
kunnen worden vrijgesteld van de sollicitatieplicht.
20 uur vrijwilligerswerk en/of mantelzorgtaken per week
In de pilot is uitgegaan van een omvang van gedurende drie maanden, gemiddeld ten minste 20 uur
vrijwilligerswerk of mantelzorgtaken. Vanuit vrijwilligersorganisaties is aangegeven dat 20 uur
vrijwilligerswerk eerder een maximum dan een minimum zou moeten zijn, omdat men bij 20 uur
vrijwilligerswerk een kritische grens nadert: de organisatie zou dan mogelijk te sterk op de
betrokken persoon gaan leunen; bovendien is bij een dergelijke omvang van het vrijwilligerswerk
de grens naar regulier betaalde werkzaamheden steeds minder goed te duiden. Ook vanuit bij
mantelzorg betrokken organisaties is aangegeven dat gezien de intensiteit van mantelzorg, 20 uur
veel is. Ondanks de betekenis van deze argumenten, roept een lager aantal uren als uitgangspunt bij
vrijstelling, spanningen op als dit bezien wordt vanuit het karakter van de WW als tijdelijke
inkomensvoorziening. Uit de systematiek die gevolgd wordt in de Regeling vrijstelling verplichtingen
WW volgt dat een werkloze geheel wel of geheel niet is vrijgesteld van de sollicitatieplicht.
Uiteraard moet er daarom sprake zijn van een substantieel aantal uren vrijwilligerswerk of
mantelzorgtaken om een vrijstelling te krijgen. De keuze voor 20 uur is gebaseerd op het feit dat
het redelijk is dat een volledige werkloze (40 uur) voor de helft (20 uur) vrijwilligerswerk of
mantelzorgtaken moet verrichten om geheel vrijgesteld te worden van de sollicitatieplicht.
Uit het evaluatierapport van UWV blijkt dat een aantal aanvragers een combinatie van
vrijwilligerswerk en mantelzorgtaken verrichten en op grond daarvan een afwijzing kregen. In de
pilot was namelijk slechts een vrijstelling mogelijk als 20 uur vrijwilligerswerk of 20 uur
mantelzorgtaken werd verricht. Dit leidde tot de situatie dat een persoon die bij twee organisaties
vrijwilligerswerk verrichtte wel werd vrijgesteld en dat een persoon die bij een organisatie
vrijwilligerswerk verrichte en daarnaast aan mantelzorg deed, geen vrijstelling kreeg. In de nu te
5
treffen regeling wil ik deze combinatie wel toestaan. De omvang zal dus worden getoetst aan het
verrichten van vrijwilligerswerk en/of mantelzorgtaken. Een persoon die gemiddeld 10 uur per
week besteed aan vrijwilligerswerk en 10 uur aan mantelzorgtaken komt dan dus ook in
aanmerking voor een vrijstelling.
6
Langs bovenstaande lijn zal ik een concept-ministeriële regeling opstellen en voorleggen aan UWV
en IWI voor een uitvoerings- en toezichtbaarheidstoets. Na ontvangst van deze toetsen zal ik u
berichten over de definitieve beoogde regeling. Mijn streven is om invoering per 1 juli 2005 te
realiseren, waarbij ik aanteken, dat de definitieve invoeringsdatum mede afhankelijk is van de
uitvoeringstoets van UWV. De motie Smilde/Noorman-den Uyl vraagt om een evaluatie na twee
jaar. Bij invoering van de regeling per 1 juli 2005, zal de maatregel medio 2007 worden
geëvalueerd.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid