Wethouder Aboutaleb houdt Galjaardlezing
27 januari 2005 - Djoe Lan Tan
"Vóór 2 november 2004 waren er in Nederland niet al te veel mensen die
van mij hadden gehoord. U waarschijnlijk ook niet. Vóór 2 november had
u mij dan ook zeker niet uitgenodigd voor deze Galjaardlezing. Dat is
geen verwijt aan u, begrijp me goed, maar een volgens mij alleszins
terechte constatering.", wethouder Aboutaleb houdt de jaarlijkse
Galjaardlezing.
Galjaardlezing, uitgesproken door wethouder Aboutaleb, 27 januari 2005
In Nederland krijgt moord nooit het laatste woord
Dames en heren,
Ik hoef u niet te vertellen dat Nederland de afgelopen maanden in
grote verwarring en spanning heeft geleefd. En dat ik het u toch
vertel terwijl ik het u niet hoef te vertellen, is een aloude truc der
retorica om u direct bij de directe aanleiding van mijn aanwezigheid
hier en nu te brengen.
Ik ervaar het als een voorrecht dat ik hier vandaag de Galjaardlezing
2005 mag uitspreken.
Ik hoop ook dat u - na mijn lezing en de discussie die hopelijk volgt
- gesterkt bent in de overtuiging dat het de moeite waard was om mij
uit te nodigen. We zullen zien...
Goedemiddag. Aangenaam. Mijn naam is Ahmed Aboutaleb.
Vóór 2 november 2004 waren er in Nederland niet al te veel mensen die
van mij hadden gehoord. U waarschijnlijk ook niet. Vóór 2 november had
u mij dan ook zeker niet uitgenodigd voor deze Galjaardlezing. Dat is
geen verwijt aan u, begrijp me goed, maar een volgens mij alleszins
terechte constatering.
Op 1 november was ik zo'n 9 maanden wethouder in Amsterdam en genoot
een kleine bekendheid, met name in eigen PvdA-kring en als dé opvolger
van...
'Slechts' de opvolger van Rob Oudkerk
Want Ahmed Aboutaleb was in eerste instantie `slechts' de opvolger van
Rob Oudkerk, de wethouder die in januari 2004 gedwongen werd te
vertrekken.
Na aanvankelijke aarzeling nam ik met beide handen de
verantwoordelijkheid aan die mijn partij mij gaf als nieuwe wethouder
van Amsterdam. Van de ene dag op de andere kreeg ik het politieke
primaat op belangrijke beleidsterreinen. Onderwijs, sociale zaken,
jeugd & diversiteit. En de verantwoordelijkheid voor het vele geld dat
daarmee gemoeid is.
Zeker. Er was kritiek op de keuze voor mij als opvolger van Oudkerk.
Ik was zijn ambtelijk rechterhand en rechterhanden moeten vooral hun
verdreven bazen niet opvolgen, zo klonk het links en rechts.
Het contrapunt daarvan is natuurlijk dat de rechterhand heel goed is
ingevoerd, weet wat de linkerhand doet, en kan zorgen voor stabiliteit
en continuïteit, en dat was na de affaire-Oudkerk en de mediahype hard
nodig.
Rust op het stadhuis, continuïteit op belangrijke, vaak gevoelige
dossiers.
Los daarvan maakte mijn benoeming ook heftige andere gevoelens en
discussies los.
Een wethouder die in Marokko is geboren
Voor de één was ik het levende bewijs dat stad en land naar de bliksem
gingen. Een wethouder die in Marokko is geboren, een islamiet
bovendien die ook nog onderwijs - óns onderwijs - in zijn portefeuille
heeft.
Waar moet dat heen met Amsterdam? Hoe diep zijn we gezonken?
Voor de ander was mijn benoeming juist een enorme stap voorwaarts, a
giant leap for mankind. Voor hen was mijn benoeming mogelijk een teken
dat we - ondanks alles - veel progressie hadden geboekt in Nederland.
Hoe dan ook, na alle commotie werd het gelukkig oorverdovend stil in
de stad en rond mijn persoon. Iedereen ging aan het werk, tot de
ochtend van de 2e november 2004.
Iedereen weet inmiddels wie het is
Dinsdag 2 november, rond 9 uur 's ochtends. De Linnaeusstraat in
Amsterdam-Oost. Een fietsende Theo van Gogh wordt ingehaald,
neergeschoten en in koelen bloede geëxecuteerd door de - en ik moet
het juridisch correct zeggen - vermoedelijke dader Mohammed B. U kent
hem niet, maar iedereen weet inmiddels wie het is.
Theo van Gogh is op gruwelijke wijze vermoord. Theo van Gogh. Een
grote, kettingrokende knuffelbeer met heel uitgesproken opvattingen,
een provocateur, een schimper, maar ook een lieve man, een vader, een
getalenteerd cineast, een humorvolle en ook kwetsbare brombeer.
Díe Theo van Gogh moest dood. Waarom? Alleen Mohammed B. weet het. En
mogelijk zijn mogelijke handlangers. Maar eigenlijk wisten wij het
allemaal direct. Theo van Gogh moest dood voor de film Submission, Van
Gogh moest dood omdat hij islamieten "geitenneukers" noemde.
"Hij heeft het ernaar gemaakt", zei Mohammed B. volgens een getuige.
"En dan weten jullie ook wat jullie te wachten staat" zou hij eraan
toegevoegd hebben.
Moslimextremisme
Met de moord op Theo Van Gogh kwam in één doffe dreun moslimextremisme
de stad ingefietst. Door de moord op Van Gogh keek iedereen plots als
door bliksem getroffen naar de Marokkaanse gemeenschap in Nederland.
Die Mohammed B., dat is een Marokkaan, een islamiet, een extremist,
een moordenaar.
De Marokkaanse gemeenschap kwam onder vuur. Iedereen struikelde en
viel over elkaar heen, iedereen was als in shock, eerst vol ongeloof,
daarna vol woede, verdriet en verslagenheid.
Iedereen leek antwoorden te hebben
Iedereen leek antwoorden te hebben. Het ene terreurnetwerk zou nog
groter en gevaarlijker zijn dan het andere. Overal werden vijfde
colonnes vermoed, maar vooral werd er verwijtend en nog veel ernstiger
gekeken naar de Marokkaanse gemeenschap en naar de islam.
De dood van de één en de moord door de ander, trokken een enorme wig
en demarcatielijn door Amsterdam en door ons land. Amsterdam was uit
het lood geslagen.
Theo Van Gogh was niet vermoord door een enkeling, Van Gogh was het
slachtoffer van de `fundamentalistische islam', zo leek het direct
voor velen. Het was een samenzwering, een complot, een grote dreiging
en bedreiging. En plots was het heel uitgesproken en heel fel wij en
zij.
Factor tijd is de vijand
Als oud-journalist en communicator heb ik van oude rotten in het vak,
mensen zoals Han Mulder, geleerd dat je in tijdens van crises snel en
scherp moet nadenken, snel moet schakelen en snel moet beslissen. En,
je moet vooral keuzes durven maken. Niet kiezen is geen optie. En de
factor tijd is de vijand.
Maar de druk en de stress waaronder beslissingen genomen moeten worden
zijn vaak enorm, en alle klokken tikken luid en onverbiddelijk door.
Maar al mijn communicatie-ervaring in overheidsland - inmiddels ook
wel de nodige jaren oud - voelde in eerste instantie ontoereikend voor
en niet berekend op de tornado die over Nederland trok en die in
kracht maar niet wilde afnemen.
Theo van Gogh zag zichzelf als de begaafde dorpsgek, en die krijgt
misschien wel `ns een tik op z'n bek, maar zal nooit sterven voor zijn
grappen, om zijn harde woorden, of om zijn al dan niet omstreden
films, dacht ik.
De gek heeft zijn plek, net als de hofnar. De hofnar krijgt slaag,
maar overleeft altijd de koning. Zo hadden we dat sinds Shakespeare
met elkaar afgesproken, dacht ik.
Multiculturele problematiek
Maar hoe anders ging het die 2e november. Met een aantal schoten werd
in één klap de hele multiculturele problematiek op de stoep van het
Amsterdamse stadhuis geplempt.
Kunt u hier iets mee? Mooi. Veel succes!
Ik ga u geen mooi Marokkaans sprookje vertellen over een wethouder te
Amsterdam die als in een visioen en in no time precies wist wat hij
moest zeggen, waarover dan wel, en waar en voor wie hij moest staan.
Om heel eerlijk te zijn: ik was verdoofd die ochtend van de 2e
november, verdoofd en woedend, woedend omdat één persoon, een
moordenaar als een bulldozer door het onaffe huis rijdt wat we tot nu
toe samen hadden gebouwd in Amsterdam en in Nederland. Dat huis
moesten we weliswaar nog inrichten, maar de grote lijnen werden
geleidelijk zichtbaar.
Ik had even het idee dat we alles kwijt waren, dat alles in puin lag,
en ik was razend.
In de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen zag ik een
aantal malen een archieffoto van George Bush Jr voorbij komen. Een
foto gemaakt op de ochtend van die dramatische 11e september 2001.
We zien een op het eerste gezicht volledig kalme en onaangedane Bush,
vlak nadat hem is ingefluisterd dat zojuist een tweede vliegtuig de
tweede toren van New York's World Trade Center is binnengevlogen. Een
dramatische foto, zonder dat het drama zichtbaar is. De foto is
dramatisch met onze kennis achteraf.
Bush leest die ochtend voor op een lagere school ergens in Florida, en
hij mag vooral niet uit zijn rol vallen, er mag geen paniek op zijn
gezicht zijn, hij mag niet hard wegrennen, of desnoods dekking zoeken.
Bush denkt dat zijn Amerika in oorlog is, maar hij kan geen kant op.
Hij moet blijven zitten. Bush is de gevangene van de camera's.
De horror
Maar al had Bush op dat moment al iets willen doen, de grootheid, de
waanzin en de horror van wat hij net had gehoord, moeten op hem een
verpletterende indruk hebben gemaakt.
Als dat verdoving was, dan was ik op 2 november óók verdoofd,
verbijsterd, een ongelovige gelovige.
Ik had - zoals velen - angst voor de fall out, voor de angst die
anderen hadden, en wat die angst kan doen en veroorzaken.
"Wat té velen bezielt, is angst", schreef oud-hoofdredacteur Jaap de
Berg van Trouw in een groot reflectief artikel op 31 december.
En die angst is voor een politiek bestuurder een bijzonder slechte
raadgever. Maar je móet dus eerst door die angst, door je eigen
angsten en je afkeer heen. Want die angst is er. En die afkeer. Heel
direct, en heel reëel.
Ik ben heel snel heel dicht bij mijzelf gebleven. Letterlijk én
figuurlijk.
Ik moest naar het oog van de tornado. Daar heerst rust.
Vanuit mijn hart geschreven
Op de avond van de 2e november toen de Dam weer leeg was gestroomd,
ben ik op mijn wethouderskamer in het Amsterdamse stadhuis achter mijn
PC gaan zitten en heb daar vanuit mijn hart geschreven. Stopte
regelmatig, keek naar de toren van de Zuiderkerk en tikte later
verder.
Het kwam misschien op als een soort stream of conciousnesss, maar wat
ik wilde - nee, wat ik moest zeggen, kwam niet uit de lucht vallen.
Nu spande het erom, nu was het plots menens, nu zouden mijn
opvattingen, mijn woorden getoetst worden.
Uit een onderzoek van Motivaction bleek dat een derde van de
autochtonen de hele moslimgemeenschap verantwoordelijk hield voor de
moord op Theo van Gogh. Zouden mijn woorden dan überhaupt wel hout
snijden, zouden ze wel houdbaar zijn, en voor wie dan wel, en voor wie
dan niet?
In mijn werkkamer, op die avond van de 2e november vond ik wat ik vond
en voelde, en tikte misschien wel veel te kort door de bocht, te slap,
of onvoldoende, en misschien onderbewust bang de plank en alle planken
volledig mis te slaan en weggehoond te gaan worden door vriend en
vijand, wie dat dan ook maar zouden blijken te zijn.
Maar toch en hoe dan ook: ik moest het schrijven, dat wist ik zeker.
Ik móest het kwijt, ik moest het zeggen, en vooral: ík moest het gaan
vertellen. Ik, de in Marokko geboren wethouder van Amsterdam, ik moest
het gaan vertellen aan iedereen die het horen wilde.
Maar ik moest het vooral gaan vertellen aan iedereen die het NIET
wilde horen. Die laatste groep leek mij op dat moment verre in de
meerderheid.
En hoe breng je een boodschap over aan een gehoor dat eigenlijk niet
wil horen, niet wil luisteren, niet open is voor wat je wilt
vertellen?
Het leek dus alsof ik heel veel te verliezen had, en maar bitter
weinig te winnen.
Nu, bijna drie maanden later, lijkt alles heel logisch, prima
verklaarbaar, alsof het zo had moeten zijn en natuurlijk zo moest
gaan.
Nu lijkt iedereen mij te kennen en heeft kunnen lezen waar ik ben
geboren en hoe ik ben opgegroeid, hoe het zat met mijn familie, en
wanneer ik naar Nederland ben gekomen, en waarom, en hoe het verder
met mij is gegaan. Ik mag nu zelfs mijn verhaal aan Libelle vertellen.
Uitgerekend ík moest de confrontatie aan, moest duiding geven, keuzes
voorhouden, deuren openen, en andere deuren sluiten.
Ik wist dat wat ik ging vertellen bij veel Marokkanen niet goed zou
vallen. Zeker ook door wie ik was en ben. In de ogen van vele
autochtonen ben ik het prototype van de knuffel Marokkaan, mister
allochtoon. In de ogen van sommigen binnen de groep waar ik uit
voortkom ben ik een verrader, een hielenlikker, voor een enkeling
zelfs een NSB'er, rijp voor verbanning naar Afghanistan.
De dag na de moord op Theo van Gogh was ik te gast in de Alkabir
Moskee in Amsterdam. Voor velen op dat moment een of misschien wel Hét
hol van de leeuw.
Ik ga naar de moskee, slechts gewapend met mijn voorlichter, mijn
overtuiging en de vertaling daarvan op zo'n anderhalve A4 van de avond
daarvoor in mijn binnenzak.
Mijn hersenen maken overuren, overal om mij heen voel ik spanning, de
druk. Mijn toespraak is kort, bijna afgemeten, geen woord te veel.
Mijn opvattingen zijn niet mis te verstaan, maar de effecten kan ik
dan nog niet inschatten, laat staan overzien. Tijdens het voordragen
krijg ik plots een brok in mijn keel. De emoties dreigen de overhand
te krijgen. En daar is de redding. Een minutenlang applaus.
Ik moest dagen later denken aan Abraham Lincoln en zijn later beroemd
geworden speech in Gettysburg. De president van de Verenigde Staten
van Amerika sprak daar bij een herdenkingsbijeenkomst voor de gevallen
in één van de meest bloedige veldslagen in de Amerikaanse
burgeroorlog.
Geen misverstand: ik heb geen enkele behoefte en geen enkel krediet om
mij aan Abraham Lincoln te spiegelen, maar vanuit fenomenologie is het
aardig om zijn Gettysburg Address hier te memoreren.
Lincoln was ziek geweest, was licht depressief, had geen zin in de
trip per rammelende koets naar Gettysburg, had geen zin in zijn speech
daar en dacht ook dat zijn zelfgeschreven tekst alle kanten opvloog,
behalve de goede.
De speech van Lincoln in Gettysburg op 19 november 1863 was ultrakort
- 272 woorden, om precies te zijn - en was verdwenen in de gure
herfstwind voordat iemand eigenlijk doorhad dat hij was begonnen.
Het gewicht van zijn woorden werd pas later gevoeld, en bij nadere
bestudering bleek zijn rede veel meer substantie en bevlogens te
hebben dan Lincoln zelf ooit had gedacht en bedacht.
Veel Amerikanen kennen het eind van Lincoln's speech waarschijnlijk
bijna woordelijk... "that this nation, under God, shall have a new
birth of freedom - and that government of the people, by the people,
for the people, shall not perish from the earth."
Mooie zinnen, grote woorden, op een groots moment in de Amerikaanse
geschiedenis, in een nog onbesliste fase van de Amerikaanse
burgeroorlog die nog bijna 2 jaar zou duren.
Ik heb die 2e november 's avonds nooit de idee gehad een historische
toespraak te schrijven of van iemand de indruk te hebben gekregen dat
dit van mij werd verlangd.
Ik had geen historische taak of missie te vervullen, ik moest mijn
werk doen, en mijn verantwoordelijkheid nemen en tonen, en zeggen wat
gezegd moest worden.
Mijn toespraak in de Alkabir Moskee bleek echter zo veel snaren te
raken en zo aan te slaan, dat het daarmee in overdrive aan zichzelf
ontsteeg.
Misschien heeft u ter voorbereiding kennis genomen van de speech, of
heeft u er in ieder geval in media het nodige over vernomen.
Vanzelfsprekend ga ik hier die speech niet overdoen, maar het lijkt
mij goed om er enkele passages uit te lichten, de passages die overal
zoveel positieve en negatieve stof hebben doen opwaaien.
Nu u die passages hoort, en ze van mij hoort, weet u ook hoe ze tot
stand zijn gekomen, waar ze zijn uitgesproken, en door wie, en wat er
daarna allemaal kwam en is gebeurd.
Ik zei in de Alkabir Moskee onder meer:
"Ik ben groot voorstander van een krachtige diverse stad waar voor
iedereen een plaats is. Maar een diverse stad kan alleen gedijen als
we ook overeenstemming hebben over wezenlijke kernwaarden die voor ons
allen gelden.
Voor mensen die deze gezamenlijke kernwaarden niet delen, is er geen
plaats in een open samenleving als de Nederlandse. De vrijheid van
religie, de vrijheid van meningsuiting en het
anti-discriminatiebeginsel zijn de belangrijkste onderdelen daarvan.
Een ieder die deze waarden niet deelt, doet er verstandig aan zijn
conclusies te trekken en te vertrekken...
Het kan niet zo zijn dat iemand van ons eist dat we zijn opvattingen
respecteren en tegelijkertijd niet bereid is de opvattingen van
anderen te respecteren. Tolerantie eisen is alleen aan de orde als
mensen zich tolerant opstellen. Het is wederzijds."
Voor mij was en is het heel duidelijk: het is schikken, of vertrekken.
Het is samen, en anders ga je maar, alleen.
Daar hoorde en hoort wat mij betreft overigens nog een derde weg bij.
Het is niet alleen zwart of wit.
Want wat je niet zint, wat je niet wilt, wat je anders zou willen
zijn, dat kun je allemaal pogen te veranderen. Maar uitsluitend langs
democratische weg, via de macht van het getal, de kracht van velen, en
binnen de kaders van de wet.
Maar: that's it! Want de meerderheid beslist, met oog en respect voor
de minderheid. Zo doen we dat, en zo willen we dat in Nederland, en zo
zullen we dat blijven willen en doen.
Andersom betekent namelijk niets meer maar vooral niets minder dan de
dictatuur van weinigen en is daarmee voor mij onbespreekbaar en per
definitie verwerpelijk.
Mijn toespraak, mijn boodschap sloeg in als de figuurlijke bom. In de
moskee, en tot ver daarbuiten.
Ik had een openliggende zenuw in de Nederlandse samenleving geraakt,
of beter: meerdere zenuwen. Het ging over loyaliteit. Het ging over
binding. Het ging over identiteit, het ging over kiezen.
Blijkbaar was ik de juiste persoon op de juiste positie en op het
juiste moment om te zeggen wat ik heb gezegd en vond dat ik moest
zeggen.
Dat ik het zei gaf het authenticiteit en autoriteit, en dat ik het zei
werd door velen als heel erg nodig gezien.
Wie dit land niks vindt, moet vertrekken. Dat vond en dat vind ik.
Maar wie niet weggaat, wie blijft, die hoort erbij, die is Nederlander
onder de Nederlanders en één van ons en u en mij. En hij of zij mag en
moet op mij kunnen rekenen.
Als je geboren wordt, doe je als in een reflex enkele stapjes, maar
vervolgens duurt het minimaal een jaar maar bij velen een stukje
langer voordat je ook echt kunt stappen en lopen. En dat leren lopen
gaat letterlijk met vallen en opstaan, en je hebt hulp en aanmoediging
nodig, en stoelen en muren die houvast bieden.
De Marokkaanse gemeenschap blijft net staande, maar is grotendeels te
ingesloten; ingesloten in zichzelf, en daarmee afwerend tegenover
anderen. Het lopen gaat daar nog met heel veel vallen en opstaan, en
ook nog niet altijd van harte.
Het lijkt alsof Amsterdam nú het Amsterdam is van de laat 17e eeuw,
het Mokum waar de Joodse gemeenschap ook voor een groot deel met de
rug naar de rest van de stad stond en alle niet-joodse en dus
niet-eigen en vreemde invloeden wilde weren, het onderwijs zelf wel
regelde en buitenstaanders vooral buiten wilde laten.
Nu, goed drie eeuwen later, zijn we trots op de Joodse gemeenschap in
de stad, op de gemeenschap, de mensen, de iconen, de zichtbare
monumenten van langdurige aanwezigheid.
Dat moeten onze Marokkanen ook nastreven. Moskeeën moeten niet worden
aangestoken, maar bezocht worden, en opgeknapt en onderhouden, het
moeten iconen worden en blijven van een geloof dat hier thuis is en
thuis wil zijn. Net als synagogen dat zijn, en net als kerken dat van
oudsher zijn.
Geen zieligheid dus meer als wapen, geen slachtofferschap als excuus,
maar werken aan een sterk ontwikkeld zelfbewustzijn, aan openheid,
opkomen voor jezelf, emanciperen, meedoen, jezelf als onmisbaar
presenteren. Werken aan verheffing.
Er is geen andere weg.
Emanciperen moet je willen, emanciperen moet je doen, je moet jezelf
onmisbaar willen maken, hoe dan ook, waar dan ook. Verlichting wordt
je niet opgelegd door derden, verlichting ben je zelf. Tolerant zijn
is het principe van een meter claimen en een halve meter gunnen.
Je moet een actor willen zijn, kapitaal voor de stad en de
samenleving, en dus niet de rol op je nemen van bespuwde outcast, de
loser.
We moeten kalm zijn en blijven, met beide benen op de grond staan,
maar wel ferm en helder zijn. Spreken én aanspreken. Meedoen, leren,
aan het werk, verder komen. Werken aan stabiliteit en welvaart. Zo
zijn we groot en welvarend geworden, het zijn prima uitgangspunten om
blijvend te kopiëren.
Wij moeten de goedwillenden - en dat is de overgrote meerderheid-
aanspreken, mobiliseren, steunen en weghouden uit de kwade reuk.
Mee willen doen, hard werken, verder komen, Zo heb ik het gevoeld, zo
heb ik het gewild, zo heb ik het gedaan, ik spreek uit eigen ervaring
en uit eigen overtuiging.
Het probleem dat na 2 november helder werd, is dat we te vaak niet
ferm en helder waren en durfden te zijn, dat fermheid en helderheid
kennelijk afgedwongen moeten worden en pas naar boven komen in tijden
van crisis en onrust.
Want, had ik mijn speech op 1 november gehouden in plaats van op de
3e, dan zou de uitkomst en het gewicht van mijn woorden heel anders
zijn geweest, en zou ik niet bejubeld en bewierookt maar bespuwd zijn,
en was ik een splijtzwam in plaats van een bruggenbouwer.
Timing is everything. Elke Amerikaans regisseur zal het je vertellen,
net als elke spin doctor.
En wat ook helder is: het maakt ook heel veel uit wíé wat zegt.
Er is namelijk geen absolute waarheid. Nooit, en nergens. Wat de één
zegt en stelt, mag de ander bij wijze van spreken niet eens denken.
Het is goed om daar bij stil te staan. Timing, het juiste moment, de
juiste plaats en de juiste mens maken een boodschap waar, waar in de
zin van geloofwaardig, authentiek, nastreefbaar, navolgbaar.
Daar zit iets heel dubbels. Ik mag de Marokkaanse gemeenschap
aanspreken, hoe geliefd of niet ik daar ook ben. Maar ik weet ook dat
er veel mensen zijn die het erg fijn vinden dat een in Marokko geboren
wethouder zijn eigen - in hun optiek, althans - gemeenschap `de wacht
aanzegt' en verbaal geselt.
Iedereen kan dus ook lekker gaan shoppen met je boodschap, iedereen
poogt er zijn of haar voordeel mee te doen, iedereen haalt er een
eigen boodschap uit.
Essentieel is dat je weet wat er speelt, weet wat er op het spel
staat, dat je helder bent, keuzes maakt, niet marchandeert en vanuit
het hart spreekt.
Oprechte communicatie, communicatie vanuit het hart zal altijd worden
opgepikt als de `echte' boodschap, hoe eens of oneens men het ook is
met de inhoud ervan. Mensen hebben dat snel door. Praatjes voor de
vaak worden als velen in een dozijn terzijde geschoven.
Oprechtheid, spreken vanuit en met je hart, dat scheidt de front
runners van de volgers, de copy cats, dat scheidt echt van namaak.
Spreek met je hart, heb een verhaal dat mensen raakt en dat hout
snijdt.
Authenticiteit, timing en een helder en ook consequent verhaal zijn
essentieel, en trucjes zijn daarmee dan ook niet meer dan ze zijn:
trucjes. Dun, doorzichtig en doods. Mensen ruiken als het ware of een
verhaal echt is, authentiek, geloofwaardig, vanuit het hart. Je moet
niet duiken, maar durven, en doen.
En zonder dogmatisch te worden: hou je lijn vast, en zorg dat je
boodschap helder is en consequent blijft. Een voorlichter is daarom
ook geen spreekbuis, maar het andere deel van je twee-eenheid.
Misschien vraagt u zich af: hoe staat het intussen eigenlijk met de
integratie in Nederland?
Nou, die is natuurlijk niet helemaal mislukt. Wie dat wel stelt, die
verkoopt absolute onzin en die schept bewust afstand.
Het is simpelweg een te simpele boodschap waarvan de geloofwaardigheid
te gering is, hoe vaak zij ook wordt herhaald en hoeveel er ook wordt
bijgesleept.
Integratie is volop bezig, integratie is een continu proces,
integratie is niet gisteren of morgen klaar, maar integratie is
natuurlijk wel iets dat aandacht vraagt en verdient en dat met grote
voortvarendheid gestuurd en verder gebracht moet worden. Sociale
integratie is geen mathematisch integreren waar het gaat om het bij
elkaar optellen van gelijksoortige variabelen. Sociale integratie is
lastiger dan wiskunde.
Weinig tot niets gaat vanzelf goed. Integratie dus ook niet. En daar
zijn dan ook vele steken op de grond gevallen. Wie dat zou ontkennen,
doet de waarheid andersom geweld aan.
Nederland was in verwarring, in shock, ons land stond in brand. Veel
stormen zijn gaan liggen, het ongenoegen is er nog, en wijd verspreid.
Aan de politiek, aan mij, maar ook aan u, en aan alle Nederlanders de
schone maar vaak weerbarstige taak er samen meer van te maken dan de
optelsom van individuen.
Onze samenleving mag, nee moet meer zijn dan de weerslag van
toevalligheden, de optelsom van feiten en cijfers.
Als een tsunami (en wie kende eigenlijk dat woord?) toeslaat in Azië
en in West-Afrika, dan kan Nederland één zijn. Eén in solidariteit,
één in gulheid, en één in spontane actiebereidheid.
En dat is nu precies wat we ook nodig hebben om onze eigen samenleving
weer de goede kant op te sturen. Blijven koersen op het bevorderen van
een gemeenschap van weldenkende mensen, waar geen plaats is voor
radicalisten. Niet naïef, maar alert en waakzaam. We moeten de
situatie bereiken dat we met z'n allen iets te verliezen hebben als de
rechtsstaat in het geding is.
Onze inzet voor alle slachtoffers in Azië en Afrika laat zien dat dit
geen soft links integratiegezwam is, maar dat het duidelijk maakt
welke kracht er zit in onze samenleving. Laten we die kracht ook in
eigen huis gebruiken. Hoeveel mooier kun je een nieuw jaar beginnen?
`In Nederland krijgt moord nooit het laatste woord', had ik als titel
aan mijn lezing gegeven. En dat klopt ook, en ook hier en nu.
Het laatste woord is niet aan moord, althans niet hier.
Mohammed B. mag zich verantwoorden voor onze rechters, zoals het
hoort, zoals het moet. En recht zal geschieden, zoals het hoort.
Het laatste woord is vandaag aan u, aan u allen.
Want na mijn woord van dank voor uw aandacht, ga ik graag met u in
gesprek over mijn lezing en ook graag nader in op mijn opvattingen.
Ik hoop van harte dat u niet afzijdig blijft.
Dank u wel.
© Gemeente Amsterdam
Gemeente Amsterdam