CDA

27-01-05
CDA tegen raadplegend referendum Europese Grondwet

Namens de CDA-fractie in de Eerste Kamer heeft senator Alfons Dölle het woord gevoerd tijdens de plenaire behandeling van het initiatiefwetsvoorstel inzake het raadplegend referendum over de Europese Grondwet. De behandeling daarvan vond plaats op 18 januari jl. Een week later stemde een meerderheid van de Kamer voor het wetsvoorstel. De CDA-fractie stemde, er samen met SGP en ChristenUnie, tegen.

In zijn bijdrage aan de behandeling van het initiatiefswetsvoorstel lichtte senator Dölle de bezwaren van de CDA-fractie tegen een raadgevend referendum toe.

Op de eerste plaats is voor ons van belang de principiële opstelling tegenover de directe democratie en haar voornaamste manifestatie in onze tijd: het referendum. De christen-democratische stroming staat evenals haar erflaters pal voor de vertegenwoordigende democratie en zeer kritisch tegenover de directe democratie. Niet omdat wij hier aan één oog blind zouden zijn en wij voorbij zouden zien aan sommige disfuncties en onhebbelijkheden van die representatieve democratie. Ons verzet tegen referenda, zoals nog onlangs verwoord bij gelegenheid van de behandeling van de wetsvoorstellen voor constitutionalisering van beslissende referenda, zoals die uit de Nacht van Wiegel toch weer te voorschijn kwamen, en bij de TRW, is fundamenteel. Het verplaatsen van besluitvorming door de overheid naar anonieme referendumelectoraten, die de belangenafweging gaan overnemen of overdoen past slecht bij onze historische visie op de overheid en haar roeping. De vraag of in alle situaties altijd een referendum van welk type ook dient te worden uitgesloten, is daarmee overigens niet beantwoord. Zo is wel beweerd dat de Europese Grondwet zo een unieke gelegenheid is waarbij de Nederlandse samenleving op een kruispunt is aangekomen waar zij als pouvoir constituante zelf de wissel moet omzetten. Zelfs als men zulks zou vinden, is het maar zeer de vraag of het Constitutioneel Verdrag die gelegenheid is.

Het Verdrag is immers geen grondwet in de traditionele zin van het woord, aldus Dölle. Het herordent de lappendeken van instellingen, bevoegdheden en procedures het zogeheten Europese labyrint in een overzichtelijker geheel waarin Maastricht, Amsterdam en Nice opgaan. Het document wijkt niet eens af van onze nationale grondwet, zoals ook de verdedigers van het voorstel eigenlijk wel toegeven. Het Constitutioneel Verdrag formuleert verder grondrechten die overigens toch al voor het overgrote deel golden voor de relatie van de EU-burgers tot Europese instellingen. Het verschaft rechtspersoonlijkheid aan Europa en heft de pijlerstructuur op. Natuurlijk het gaat ook over de omvang van de commissie, de President en de minister van Buitenlandse Zaken van Europa en zo nog wat nieuwe zaken. Maar niet spectaculair zoals bij wijze van bewijs uit het ongerijmde ook kan worden afgeleid uit de laconieke en zeker niet afwerende houding van traditioneel wat Eurosceptischer landen als het Verenigd Koninkrijk en Denemarken .Dat in beide landen waarschijnlijk wel een referendum wordt gehouden heeft overigens dan ook een wat andere achtergrond.

Alfons Dölle vroeg zich ook af wat er gebeurt als de uitslag van het raadgevend referendum negatief is, als het referendum-electoraat adviseert tot niet-rectificatie van het Constitutioneel Verdrag. Wat moet de wetgever aan met deze raad. Moet de regering al dan niet daartoe aangespoord door de Staten-Generaal veranderingen gaan nastreven in het akkoord? Okee, maar welke dan? Vond het electoraat dat de negatie van de christelijke traditie van Europa in de preambule moet worden opgeheven? Of meende het electoraat dat het Verdrag te slap was en te weinig ver ging? Of vond men juist dat Nederland te veel soevereiniteit kwijtraakt? Het valt bijvoorbeeld op dat de voorzitter van de Vereniging Democratisch Europa, de heer Kapteyn, een club die overtuigd is van een sterk statelijk Europa, de grondwet lijkt te beschouwen als een bescheiden hindernis voor dat streven en ervoor pleit niet te veel waarde te hechten aan het document (zie de Volkskrant van 4 januari). Of zoals hiervoor al gezegd, Mevrouw de Voorzitter, was het electoraat deels anders geïnspireerd? Bijvoorbeeld omdat men het leven sinds de Euro te duur vindt of tegen toetreding van Turkije is (op dit punt zet naar ik begreep de groep Wilders in), of omdat men het kabinetsbeleid ten aanzien van de sociale zekerheid, of om andere redenen, verwerpt. Er zijn vele, vele redenen te bedenken. De verdedigers van het wetsvoorstel adviseren in dit verband onder andere de opiniepaginas van de kranten (welke?) te analyseren. Maar of dat afdoende is?

Verder merkte senator Dölle op, dat in een moderne democratie de wetgever het oordeel van een nationaal electoraal niet of zeer moeilijk kan negeren, nadat zij eerst datzelf electoraat expliciet om raad heeft gevraagd. Er zijn campagnes gevoerd, de natie is via oproepkaarten naar stemlokaal en stemcomputer genood, er zijn peilingen geweest en de nationale media zullen de race voor of tegen de Europese Grondwet ongetwijfeld verslaan als ware het referendum doorslaggevend. Er is de analogie met andere Europese referenda in het buitenland. Het is naïef om te menen dat de vox populi na zo een enorme wellicht emotionele tour de force nog genegeerd zou kunnen worden. Dat is mede een van de hoofdredenen waarom het CDA geneigd is tegen te stemmen.

Een ander hoofdbezwaar is het feit dat nu zonder grondwettelijke basis een instrument - het raadgevend referendum - wordt ingevoerd. Dat hoofdbezwaar werd versterkt door de uitleg van de indieners van het initiatiefwetsvoorstel en eigenlijk ook later de regering, dat dit zogenaamde raadplegend referendum (pseudo-bindend in werkelijkheid) anders dan bijvoorbeeld het raadgevend referendum uit de inmiddels buiten werking zijnde Tijdelijke Referendum Wet geen enkele drempel kent (noch voor opkomst, noch voor het aantal versite stemmen voor de geldige uitslag) noch enige beperking in onderwerp. Het is met name dit karakter van dit precendent dat het voor de CDA-fractie staatsrechtelijk zo omstreden maakt, aldus Alfons Dölle.