Brief: Positie regionale omroep
(27 januari 2005)
Aan: De vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
t.a.v. de griffier, mevr. E de Kler
Geachte commissie,
In reactie op uw oproep om voorafgaand aan het rondetafelgesprek van
27 januari a.s. kort onze visie op het wetsvoorstel naar voren te
brengen, berichten wij u als volgt:
Op 16 november jl. stuurden wij u, samen met de Ondernemingsraden van
de regionale omroepen een brief, waarin wij aandacht vroegen voor de
positie van de regionale omroep.
Wij gaven daarbij aan dat het nu voorliggende wetsvoorstel inzake een
nieuwe financieringsstructuur voor de regionale publieke omroep een
mogelijkheid biedt om de financieel kwetsbare positie van de regionale
omroep goed te regelen.
In het wetsvoorstel zou de onafhankelijkheid van de regionale omroepen
centraal moeten staan, waarbij de omroepen ieder voor zich in staat
moeten worden gesteld om een kwalitatief hoogwaardige programmering in
stand te kunnen houden.
Het uitgangspunt dat is gekozen in de wet om de financiering naar de
provincies over te hevelen, behelst een aantal risico's, die
voornoemde kwaliteit en onafhankelijkheid van regionale zenders in
gevaar zouden kunnen brengen.
Daarom dient in de wet duidelijk te worden omschreven hoever de
zorgplicht van provincies reikt.
Een verplichting, die de provincies door middel van een doeluitkering
oplegt om het financieringsniveau van 2004 tenminste te handhaven en
jaarlijks middels een reële indexatie aan de stijging van de
(loon)kosten in de sector aan te passen, dient duidelijker te worden
verankerd in de wet.
Ook dient duidelijk omschreven te worden dat aan de bekostiging door
de provincie geen inhoudelijke of programmatische voorwaarden gesteld
kunnen worden.
Op die wijze kan worden voorkomen dat provincies op een oneigenlijke
wijze invloed kunnen uitoefenen op de basisvoorziening, die de
regionale omroep moet kunnen leveren.
Voorts moet erin worden voorzien dat omroepen geen negatieve gevolgen
ondervinden van de overheveling van middelen naar provinciaal niveau.
Vanuit dat uitgangspunt vragen wij nogmaals aandacht voor extra
financiering van omroepen in de dunbevolkte gebieden. Dus niet door
het ene gat met het andere te dichten, maar via een extra structurele
voorziening om ervoor zorg te dragen dat ook in dunbevolkte provincies
de basisnieuwsvoorziening kwalitatief kan worden ingevuld.
Tenslotte zal een evaluatiemoment moeten worden ingebouwd, liefst
binnen twee jaar, om te bezien of de overheveling succesvol is
verlopen en de provincies aan de hen opgedragen verplichtingen hebben
voldaan.
In deze evaluatie moet ook worden vastgesteld of het geïndexeerde
financieringsniveau 2004 toereikend is om ook toekomstige
omroep-activiteiten (digitalisering, eventueel noodzakelijk
alternatief voor etherverspreiding) op een kwalitatief volwaardige
wijze door de regionale omroep te laten verrichten.
Op 27 januari a.s. hopen wij in de gelegenheid te worden gesteld om
ons commentaar op het wetsvoorstel mondeling verder toe te lichten.
Hoogachtend,
De Nederlandse Vereniging van Journalisten,
Thomas Bruning,
plv. algemeen secretaris
Marc Visch
secretaris omroepzaken.
Nederlandse Vereniging van journalisten