Partij van de Arbeid


Den Haag, 26 januari 2005


Vragen van het lid Kalsbeek (PvdA) aan de minister van Justitie


over de gevolgen van een rechterlijke uitspraak voor de behandelmethode in Den Engh


1. Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam, meervoudige raadkamer voor strafzaken, van 26 november 2004 ?


2. Hoe verhoudt zich artikel 77s Wetboek van Strafrecht- waarin vermeld staat dat de maatregel in het belang moet zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte- tot de behandelmethode van Den Engh waarbij de ontwikkeling van de groep in grote delen van de behandeling centraal staat?


3. Wat betekent de uitspraak van de rechter -waarin de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (ten dele) werd geweigerd omdat de groepsbehandeling van Den Engh niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachten- in de praktijk?


4. Kunt u de antwoorden op deze vragen ook betrekken bij uw reactie op het rapport van de inspectie jeugdzorg die u de Kamer heeft toegezegd ?


Parketnumer 10/118028-02, rk nummer:04/806


De grenzen van Den Engh; De gevolgen van de werkwijze van Den Engh Januari 2005 Inspectie jeugdzorg


Utrecht


Brief aan de kamer met nummer 5330986/05/DJJ