Ministerie van Buitenlandse Zaken

beantwoording vragen van de vaste commissie voor BuZA over de regeringsreactie op het AIV-briefadvies " De ontwerp-declaratie inzake de rechten van inheemse volken. Van impasse naar

Kamerbrief inzake beantwoording vragen van de vaste commissie voor BuZA over de regeringsreactie op het AIV-briefadvies " De ontwerp-declaratie inzake de rechten van inheemse volken. Van impasse naar doorbraak?"

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag

Directie Mensenrechten en Vredesopbouw
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum

26 januari 2005

Behandeld

Joris Geeven

Kenmerk

DMV/MR-05/006

Telefoon

+31 70 348 53 13

Blad


1/11

Fax

+31 70 348 50 49

Bijlage(n)


1

joris.geeven@minbuza.nl

Betreft

Beantwoording vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de regeringsreactie op het AIV-briefadvies "De ontwerp-declaratie inzake de rechten van inheemse volken. Van impasse naar doorbraak?"

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de regeringsreactie op het AIV-briefadvies "De ontwerp-declaratie inzake de rechten van inheemse volken. Van impasse naar doorbraak?". Deze vragen werden ingezonden op 22 december 2004 met kenmerk 04-buza-86.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de regeringsreactie op het AIV-briefadvies "De ontwerp-declaratie inzake de rechten van inheemse volken. Van impasse naar doorbraak?"

Vraag 1
Welke definitie van `inheemse volken' hanteert de regering?

Antwoord
Door ratificatie van de ILO Conventie nr. 169 heeft Nederland de in het verdrag genoemde definitie van inheemse volken geaccepteerd. Deze definitie luidt als volgt:

"Inheemse volken zijn volken in onafhankelijke landen, die als inheems worden beschouwd wegens hun afstamming van de volken die het land of een geografisch gebied waartoe het land behoort, bewoonden op het tijdstip waarop het werd veroverd of gekoloniseerd of waarop de huidige grenzen van de staat werden vastgesteld en die, ongeacht hun wettelijke status, sommige of al hun eigen sociale, economische, culturele en politieke instellingen, hebben behouden."

Sinds 1993 hanteert de Nederlandse regering bij de definitie van het begrip `inheemse volken' de omschrijving die de toenmalige Speciale Rapporteur inzake discriminatie van inheemse volken Martinez Cobo heeft ontwikkeld. Deze omschrijving luidt als volgt:

"Indigenous communities, peoples and nations are those which, having a historical continuity with pre-invasion and pre-colonial societies that developed on their territories, consider themselves distinct from other sectors of the societies now prevailing in those territories, or parts of them. They form at present non-dominant sectors of society and are determined to preserve, develop, and transmit to future generations their ancestral territories and their ethnic identity, as the basis of their continued existence as peoples, in accordance with their own cultural patterns, social institutions and legal systems."

Deze definitie is opgenomen in de beleidsnotitie "Inheemse volken in het buitenlands beleid en ontwikkelingssamenwerking" die per brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking in maart 1993 aan de Tweede Kamer is aangeboden. De behandeling van de notitie in de Kamer heeft in februari 1994 plaatsgevonden. Deze definitie botst niet met de eerder genoemde definitie uit de ILO Conventie nr. 169. In de praktijk worden beide definities naast elkaar gebruikt.

Vraag 2
Waarin verschilt de definitie van `nationale minderheden', `etnische minderheden' en `culturele minderheden' met die van `inheemse volken'?

Antwoord
Er zijn geen internationaal vastgestelde definities van de begrippen `nationale minderheden', `etnische minderheden' en `culturele minderheden'. Een antwoord op de vraag is dan ook niet te geven. Het is heel goed mogelijk dat inheemse volken tot één of meer van deze categorieën behoren.

Vraag 4
Welke gevolgen zou ratificering van de Ontwerp-Declaratie inzake de Rechten van Inheemse Volken voor Nederland hebben?

Antwoord
De Ontwerp-Declaratie inzake de Rechten van Inheemse volken is geen verdrag en wordt derhalve niet geratificeerd. Bijgevolg is er ook geen sprake van `partijen' bij de declaratie, voor welke de declaratie volkenrechtelijk bindend zou zijn. Een declaratie moet gezien worden als een politieke verklaring, waarin de lidstaten de wil uitspreken inheemse volken conform de bepalingen van de declaratie te behandelen.

Vraag 5
Is de regering het eens met de opvatting dat vrijheidsrechten ook door rechtspersonen - taalorganisaties, culturele organisaties - genoten kunnen worden? Hoe ziet de regering dit in verband met de discussie over collectieve rechten voor inheemse volken?

Antwoord
Ja. Uit de jurisprudentie van bijvoorbeeld het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt onmiskenbaar dat ook rechtspersonen subject van mensenrechten kunnen zijn. Het gaat dan echter nadrukkelijk om de uitoefening van individuele rechten door een rechtspersoon. Hieruit kunnen naar de mening van de Regering geen conclusies worden getrokken voor de uitoefening van collectieve rechten door groepen van personen.

Vraag 6
Bent u het eens met de conclusie in het rapport "Wij zijn het volk; De nationale kwestie in Midden- en Oost-Europa", een uitgave van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA (Den Haag 1992), dat het zelfbeschikkingsrecht op drie manieren uitgeoefend kan worden, namelijk in de vorm van erkenning van eigen organisaties in de sfeer van de civil society, in de vorm van regionale autonomie, en, tenslotte, in de vorm van de vorming van een eigen staat? Zo ja, hoe werkt de regering deze conclusies uit voor de opstelling ten aanzien van de rechten van inheemse volken?

Antwoord
Er zijn tal van manieren waarop het recht op zelfbeschikking kan worden uitgeoefend. Van belang acht de regering in dit verband het onderscheid tussen interne zelfbeschikking, dat wil zeggen de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht binnen de bestaande internationale grenzen van een staat, en externe zelfbeschikking, dat wil zeggen de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht die een wijziging van internationale grenzen met zich brengt. De erkenning van eigen organisaties in de sfeer van de civil society en regionale autonomie zijn twee voorbeelden van interne zelfbeschikking, terwijl de vorming van een eigen staat één voorbeeld is van externe zelfbeschikking. De regering is van mening dat het zelfbeschikkingsrecht in beginsel i nternmoetwordenverwezenlijkt. Dit vloeit voort uit het streven van de internationale gemeenschap naar het vinden van een balans tussen de verwezenlijking van de legitieme aspiraties van volkeren, enerzijds, en de stabiliteit van internationale grenzen, anderzijds.

Vraag 7
Waarom heeft u in uw reactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) niet gereageerd op de door AIV gedane voorstellen over de werkwijze van de VN-Werkgroep inzake de Ontwerp-Declaratie over de Rechten van Inheemse Volken? Wat is de opvatting van de Nederlandse regering met betrekking tot de suggesties die worden gedaan in het gezamenlijk ingediende voorstel van de Grand Council of the Crees, dat 74 inheemse volken, naties, organisaties en NGO's hebben bekrachtigd, getiteld: "Assessing the international decade - urgent need to renew mandate and improve the U.N. standard-setting process on Indigenous Peoples' human rights" (pp. 101-103)?

Vraag 8
Wat is het resultaat van de bijeenkomst van de Werkgroep inzake de Ontwerp-Declaratie over de Rechten van Inheemse Volken van afgelopen november?

Vraag 11
Waarom rechtvaardigt de vooruitgang met betrekking tot de Ontwerp-Declaratie, die tijdens de 10e zitting expliciet genoemd is in verklaringen van zowel inheemse volken als staten, geen verlenging van het mandaat van de VN-Werkgroep, terwijl de AIV wel pleit voor verlenging van het mandaat van de werkgroep?

Vraag 19
Volgens de regering is het waarschijnlijk onmogelijk om overeenstemming te bereiken over de gehele Ontwerp-Declaratie. Zou het echter mogelijk zijn om over het gedeelte waarop wel overeenstemming kan worden bereikt, een verdrag te sluiten?

Vraag 20
Kunt u verklaren waarom de Nederlandse vertegenwoordiger in Genève tijdens de laatste cruciale zitting van de VN-Werkgroep (29 november t/m 3 december 2004) een dialoog met het Nederlands Centrum voor Inheemse Volken (NCIV) en de inheemse vertegenwoordigers heeft vermeden? Hoe is deze houding te rijmen met het Nederlandse beleid dat de dialoog met het maatschappelijk middenveld juist als uitgangspunt heeft? Kan de Nederlandse regering verzekeren, dat ze de dialoog met het NCIV en de inheemse vertegenwoordigers in het verdere verloop van het proces rond de Ontwerp-Declaratie weer actief zal voeren, en dat ze het NCIV en de inheemse vertegenwoordigers op open en transparante wijze zal informeren over acties die de Nederlandse regering onderneemt en posities die zij al dan niet steunt?

Vraag 21
Is de Nederlandse regering van mening dat elke overbruggingstekst voor het bereiken van consensus over de Ontwerp-Declaratie inzake de Rechten van Inheemse Volken in overeenstemming moet zijn met het internationale recht en de progressieve ontwikkeling hiervan? Zo ja, voldeed de voorgestelde "chapeau tekst" van Nederland aan deze voorwaarde? Zo nee, waarom niet?

Vraag 22
Kunt u verklaren waarom de Nederlandse regering de afgelopen jaren niet vertegenwoordigd was bij de meeste zittingen van de VN-Werkgroep inzake de Ontwerp-Declaratie over de Rechten van Inheemse Volken, terwijl zij stelt er alles aan gedaan te hebben dat redelijkerwijs verwacht kan worden om consensus te bereiken over de Ontwerp-Declaratie inzake de Rechten van Inheemse Volken? Waarom is de Nederlandse regering, als ze wel heeft deelgenomen aan de zittingen van de VN-Werkgroep over de Ontwerp-Declaratie inzake de Rechten van Inheemse Volken, `stil' geweest, ondanks dat de regering sinds 1993 een eigen beleid heeft met betrekking tot inheemse volken? (Notitie "Inheemse Volken in het Buitenlands Beleid en in de Ontwikkelingssamenwerking", 29 maart 1993). Kunt u aantonen, dat er door uw rol als EU-Voorzitter vooruitgang is geboekt in het standpunt van andere EU-landen ten aanzien van de Rechten van Inheemse Volken?

Antwoord vraag 7, 8, 11, 19, 20, 21, 22
De regering is vanaf het begin van het mandaat van de Werkgroep inzake de Ontwerp-Declaratie nauw betrokken geweest bij het onderhandelingsproces. Vooral in de beginfase heeft Nederland een actieve bijdrage geleverd aan de onderhandelingen en, op het moment dat zich mogelijkheden tot voortgang aandienden, bijvoorbeeld tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap, heeft Nederland dit aangegrepen om als bruggenbouwer alle betrokken partijen dichter bij elkaar te brengen. Sinds 1 juli heeft Nederland zich conform de aanbeveling in het AIV-briefadvies als EU-voorzitter ingespannen om een positieve invloed uit te oefenen op het proces. Door intensief overleg met de EU-partners te voeren is Nederland er in tegenstelling tot voorheen in geslaagd de EU inderdaad te bewegen tot een aktievere opstelling tijdens de onderhandelingen in de werkgroep.

Tijdens de consultaties met de EU-lidstaten bleek dat de EU een groot deel van de 45 artikelen van de Ontwerp-Declaratie zou kunnen accepteren als in de ontwerpverklaring een expliciete scheiding zou worden aangebracht tussen de collectieve rechten van inheemse volken en de individuele mensenrechten. Het Nederlands voorzitterschap, maar ook andere EU-lidstaten, hebben hiertoe in EU-verband voorstellen gedaan. De groeiende consensus binnen de EU over het aanbrengen van een scheiding tussen de collectieve rechten van inheemse volken en individuele mensenrechten heeft als resultaat dat gemeenschappelijk acceptatie door de EU van collectieve mensenrechten uitgesloten moet worden geacht. De overbruggingsteksten die in dit kader vanuit verschillende kanten zijn aangedragen (de zogenoemde "chapeau teksten") voldoen uiteraard aan de voorwaarde van overeenstemming met het internationale recht.

De actievere EU-opstelling heeft geleid tot een nieuwe dynamiek in het onderhandelingsproces, maar helaas niet tot veel concrete vooruitgang. Na afloop van het mandaat van de werkgroep heeft de regering moeten constateren dat er tijdens de tien jaar durende onderhandelingen slechts overeenstemming is bereikt over een zeer beperkt deel van de Ontwerp-Declaratie. Er is onvoldoende toenadering geweest inzake fundamentele onderdelen van de declaratie en over een groot aantal artikelen van de Ontwerp-Declaratie bestaan nog steeds significante meningsverschillen. Noch Nederland, noch de EU kan daar op dit moment verandering in brengen.

De kwestie van het al of niet verlengen van het mandaat van de werkgroep komt aan de orde tijdens de 61e bijeenkomst van de Mensenrechtencommissie in het voorjaar van 2005. Zoals reeds werd verwoord in de regeringsreactie op het AIV-briefadvies, is het voor Nederland van belang dat er concrete vooruitgang wordt geboekt die uiteindelijk tot een resultaat zal leiden. Mede gezien de posities van andere EU-lidstaten en de nieuwe dynamiek in de werkgroep zal Nederland zich niet verzetten tegen een verlenging van het mandaat van de werkgroep, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de regering er weinig vertrouwen in heeft dat verlenging van het mandaat ook daadwerkelijk zal leiden tot overeenstemming in de werkgroep, tenzij alle betrokken partijen, inclusief de vertegenwoordigers van de inheemse volken, zich hier meer dan voorheen voor zullen inspannen.

Mocht de Mensenrechtencommissie in het voorjaar besluiten het mandaat van de werkgroep te verlengen, dan komt ook de werkwijze van de werkgroep opnieuw aan de orde. De suggesties die worden gedaan in het gezamenlijk ingediende voorstel van de Grand Council of the Crees zullen in dat kader aan de orde komen. Mocht er in de toekomst in de werkgroep alsnog overeenstemming worden bereikt over de Ontwerp-Declaratie, dan wordt de tekst voorgelegd aan de Mensenrechtencommissie en uiteindelijk ter bekrachtiging voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de VN. Het sluiten van een verdrag over (een deel van) de Ontwerp-Declaratie is mede gezien het mandaat en de uitgangspunten van de werkgroep niet aan de orde.

Tot slot wil de Nederlandse regering benadrukken dat de dialoog met het maatschappelijk middenveld een belangrijk uitgangspunt is voor de beleidsvorming. Deze dialoog wordt door de regering financieel ondersteund. De Nederlandse vertegenwoordiging in Genève heeft zich consistent ingespannen om goede contacten met het NCIV en de inheemse vertegenwoordigers te onderhouden. Tijdens verschillende bijeenkomsten in juli en september 2004, bijvoorbeeld, is veel tijd uitgetrokken om met deze vertegenwoordigers van gedachten te wisselen. Dezelfde openheid is ook tijdens de laatste bijeenkomst van de werkgroep in november betracht. De Nederlandse vertegenwoordiging is in de conferentiezaal steeds benaderbaar geweest, zij het dat de chaotische wijze waarop de laatste bijeenkomst verliep, de verantwoordelijkheden die het EU-Voorzitterschap met zich meebracht, alsmede de enorme tijdsdruk waaronder moest worden gewerkt, weinig gelegenheid boden voor informele bijeenkomsten en marge van de vergadering. De regering is gaarne bereid om in de toekomst via het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag en de vertegenwoordigingen in het buitenland de dialoog met maatschappelijke organisaties voort te zetten.

Vraag 3
Waarom zijn de collectieve rechten van inheemse volken zoals beschreven in de ILO Conventie nr. 169 inzake de Rechten van Inheemse en in Stamverband Levende Volken, waar Nederland partij bij is, wel acceptabel voor de regering maar die van de Ontwerp-Declaratie niet?

Vraag 9
Is de Nederlandse regering samen met die van het Verenigd Koninkrijk, Portugal en andere staten op dit moment bezig met een beleid dat erop gericht is het mensenrechtenkarakter van de collectieve basisrechten van inheemse volken te ontkennen? Zo ja, waarom? Schendt de Nederlandse regering door het innemen van deze positie de door ratificatie van de ILO Conventie 169 aangegane verplichtingen?

Vraag 10
Heeft de Nederlandse regering de uitvoering van haar beleid inzake inheemse volken gedurende het afgelopen decennium geëvalueerd en gecontroleerd? Zo ja, op welke wijze? Welke specifieke doelstellingen heeft Nederland geformuleerd in verband met een eigen beleid voor inheemse volken? In welke mate zijn deze doelstellingen gerealiseerd? Kunt u aangeven of en zo ja, welke indicatoren gebruikt zijn c.q. worden c.q. zullen worden om de resultaten van beleidsinspanningen met betrekking tot inheemse volken te meten? Welke concrete activiteiten voor inheemse volken (zowel multilateraal als bilateraal) steunt en heeft Nederland gesteund, waarbij mensenrechtenbeleid, rechtsbescherming en de positie van inheemse volken centraal staan c.q. stonden? Hoe wil de Nederlandse regering haar beleid voor inheemse volken in een te verwachten tweede Decennium voor Inheemse Volken vorm geven en uitvoeren om de in het Rapport van de Secretaris Generaal van de VN genoemde uitdagingen het hoofd te bieden? Hoe worden de resultaten gecontroleerd?

Vraag 12
Waarom staan bij de Nederlandse opstelling individuele rechten voorop? Zijn bepaalde rechten voor inheemse volken - zoals het gebruik van land, het bewaren van cultuur en het beschermen van taal - niet bij uitstek rechten die in gemeenschap met anderen genoten worden? Waarom zijn de Noordse landen voorstander van collectieve rechten voor inheemse volken en Nederland niet?

Vraag 13
Kunt u de positie van de Nederlandse regering ten aanzien van collectieve rechten van inheemse volken toelichten met argumenten, gebaseerd op de progressieve ontwikkeling van het internationale recht?

Vraag 14
Waarom neemt de Nederlandse regering nu bij de VN een positie in die tegengesteld is aan de tijdens de plenaire zitting op 9 februari 1994 in Straatsburg door het Europees Parlement aangenomen Resolution on Action Required Internationally to Provide Effective Protection for Indigenous Peoples?

Vraag 15
Waarom is de Nederlandse regering, ondanks dat zij zich in de Overeenkomst van Cotonou juridisch gecommitteerd heeft om de in artikel 9(2) genoemde zeer basale principes te respecteren, toch betrokken bij beleid dat wereldwijd het volledige respect voor de collectieve mensenrechten van inheemse volken ontkent? Hoe kan de Nederlandse regering, indien zij zelf faalt in het respecteren van mensenrechten, er dan bij andere partijen bij deze Overeenkomst op aandringen om de mensenrechten van inheemse volken te respecteren?

Vraag 16
Hoe kan de Nederlandse regering voldoen aan de in het VN-Handvest geformuleerde fundamentele verplichtingen ten aanzien van het bevorderen en ondersteunen van het naleven van mensenrechten en het nalaten van acties die dat ondermijnen, gebaseerd op respect voor het principe van gelijke rechten en zelfbeschikking van volken, als het zelf niet wil erkennen dat de collectieve rechten van inheemse volken mensenrechten zijn? Heeft de Nederlandse regering de potentiële gevolgen van haar activiteiten op het internationale mensenrechtensysteem als geheel in overweging genomen?

Vraag 17
Waarom voelt de Nederlandse regering zich niet verantwoordelijk voor c.q. ontkent zij de mensenrechten van inheemse volken, terwijl zij zich in de Helsinki Final Act van 1975 samen met andere Europese staten verplicht om de mensenrechten en fundamentele vrijheden te respecteren voor eenieder zonder onderscheid naar ras, en met betrekking tot mensenrechten als deelnemende staat belooft zich te gedragen in overeenstemming met de doelstellingen en principes van het VN-Handvest en met de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens? Is de diepere achtergrond hiervoor het feit dat de culturen en traditionele juridische systemen van inheemse volken altijd een collectieve rechtenbenadering hebben omvat? Waarom ontkent de Nederlandse regering dat mensenrechten ook de rechten van inheemse volken op land en natuurlijke hulpbronnen omvatten, terwijl het recht op eigendom expliciet onderdeel uitmaakt van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (zie artikel 17) en de rechten van inheemse volken op land en natuurlijke hulpbronnen in de door Nederland geratificeerde ILO Conventie 169 erkend worden als collectieve mensenrechten? (Zie: pp. 78-81 van "A Failure of Accountability, Indigenous Peoples, Human Rights and Development Agency Standards", rapport van het Forest Peoples Programme, Trouw 11 juni 2003).

Vraag 18
Deelt de Nederlandse regering de opvatting van de Britse regering, die collectieve rechten van inheemse volken niet erkent als mensenrechten met als argument dat collectieve rechten niet in overeenstemming zijn met het principe van de universaliteit van de mensenrechten (zie: Verklaring van Wenen, paragraaf 5)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom? Is dit een houdbare positie, aangezien deze niet in overeenstemming is met andere internationale mensenrechteninstrumenten waarbij Nederland partij is? Mag hieruit de conclusie getrokken worden dat de Nederlandse regering faalt wanneer het gaat om de implementatie van internationale mensenrechteninstrumenten, in het bijzonder ten aanzien van inheemse volken, waarbij Nederland partij is? (vergelijk in dit verband uw uitspraken op 17 maart 2004 tijdens een toespraak voor de Mensenrechtencommissie van de VN te Genève: "The test of a human rights policy is how it is implemented.").

Antwoord vraag 3, 9, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 De Nederlandse regering acht bevordering van rechten van inheemse volken op nationaal niveau van groot belang. Zij vindt echter dat collectieve rechten een bijzondere positie innemen in het internationale recht en niet kunnen worden vereenzelvigd met individuele mensenrechten - met uitzondering van het recht op zelfbeschikking. Vereenzelviging kan ten koste kan gaan van individuele mensenrechten. Er is een risico dat collectieve rechten inbreuk plegen op de rechten van individuen uit een collectief, als ook op de rechten van individuen uit andere bevolkingsgroepen. Een goede illustratie hiervoor is het eigendomsrecht, omdat een collectief eigendomsrecht zal botsen met het eigendomsrecht van individuen die op een grondgebied wonen waar beroep wordt gedaan op een collectief eigendomsrecht. Individuele rechten kunnen wel in collectief verband, dus in gemeenschap met anderen, worden behartigd en genoten. De verduidelijking van de mogelijkheden van collectieve actie ter inroeping of versterking van individuele juridische aanspraken past wel in het beleid van de regering, zoals reeds werd aangegeven in de notitie "Inheemse Volken in het Buitenlands Beleid en in de Ontwikkelingssamenwerking" van 29 maart 1993. De ILO Conventie nr. 169 vormt ook een deel van het Nederlandse beleid om rechten van inheemse volken op nationaal niveau te versterken. De regering ontwaart geen strijdigheid tussen het zojuist uiteengezette standpunt en de verplichtingen van de ILO-Conventie.

Zoals hierboven reeds werd vermeld, kan worden geconstateerd dat binnen de EU brede overeenstemming bestaat om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen enerzijds collectieve rechten van inheemse volken en anderzijds mensenrechten. Deze groeiende consensus binnen de EU heeft als resultaat dat gemeenschappelijk acceptatie door de EU van collectieve mensenrechten wordt uitgesloten. De EU kan een groot aantal bepalingen in de Ontwerp-Declaratie accepteren, mits voornoemde scheiding wordt aangebracht. De regering acht het niet opportuun om te treden in de redenen die ten grondslag liggen aan het standpunt van de Noordse landen, zoals gevraagd in vraag twaalf.

De positie van de regering komt in grote lijnen overeen met de door het Europees Parlement aangenomen Resolution on Action Required Internationally to Provide Effective Protection for Indigenous Peoples. Wat betreft de passages over collectieve rechten heeft de regering, net als de grote meerderheid van de EU-partners, een ander standpunt, dat hierboven reeds uiteen is gezet. Het respect voor het principe van gelijke rechten en zelfbeschikking van volken staat los van de discussie of collectieve rechten van inheemse volken mensenrechten zijn.

In de begroting zijn weliswaar geen specifieke beleidsdoelstellingen opgenomen t.b.v. de inheemse volken, maar de regering richt zich wel op concrete verbetering van de leefomstandigheden van inheemse volken, met name via het beleid van de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking. Nederland ondersteunt middels het milieuprogramma activiteiten die gericht zijn op het versterken van de rol van inheemse volken bij het beheer van de ecosystemen en het delen in de opbrengsten van de biodiversiteit en het gebruik van hun kennis inzake. Dit beleid zal worden voortgezet tijdens het tweede VN Decennium voor Inheemse Volken.

Afsluitend dient nog te worden opgemerkt dat de Nederlandse activiteiten binnen het internationale mensenrechtensysteem zijn gericht op het bevorderen van het respect voor en de naleving van de mensenrechten en het tegengaan van mensenrechtenschendingen. Het beleid inzake inheemse volken komt tot uiting in zowel het multilaterale beleid als in het bilaterale beleid. In het verdrag inzake Biologische Diversiteit wordt een speciale plaats toegekend aan de inheemse volken voor wat betreft biodiversiteit. Veel van de traditionele kennis van biodiversiteit ligt bij de inheemse volken en is onmisbaar bij het behoud er van.