Persbericht
26 januari 2005, nr. 010
Tegen aardappelziekte
Wageningen Universiteits Fonds ontvangt legaat voor onderzoek genetische
modificatie
Het Wageningen Universiteits Fonds (WUF) heeft een bedrag van ruim
driehonderdduizend euro ontvangen uit een legaat. De schenker, die
anoniem wil blijven, doneerde het bedrag met de opdracht dat de
middelen ten goede moeten komen aan onderzoek op het gebied van
genetische modificatie en gewasverbetering. In samenwerking met
Wageningen Universiteit heeft het WUF daarop een onderzoeksvoorstel
opgesteld gericht op het uitbannen van de gevreesde aardappelziekte
Phytophthora.
In overleg met prof. E. Jacobsen, hoogleraar Plantenveredeling van
Wageningen Universiteit, heeft het Wageningen Universiteits Fonds
besloten het geld te bestemmen voor wetenschappelijk onderzoek van
genetische modificatie voor het ontwikkelen van aardappels met
resistentie tegen Phytophthora. Met de middelen kan een promovendus
worden aangesteld om een deel van het onderzoek met soorteigen genen
te verrichten. Sociologisch onderzoek heeft aangetoond dat consumenten
de voorkeur geven aan genetisch gemodificeerde planten waarvoor alleen
planteigen genen zijn gebruikt. De ontwikkeling van resistente
aardappelrassen met alleen genen van wilde aardappels beantwoordt aan
deze voorkeur.
De milieuvriendelijkste manier om aardappels tegen Phytophthora te
beschermen is ze resistent (ongevoelig) te maken tegen Phytophthora.
Via klassieke veredelingstechnieken met aanverwante aardappelsoorten
zijn op die wijze rassen verkregen met aanvankelijk een zekere mate
van resistentie tegen deze belager. De resistentie was gebaseerd op
meerdere genen (R1, R2, R3 en R10 gedoopt) die alleen of in
combinaties bescherming boden tegen Phytophtora. De ziekteverwekker
wist deze resistentie echter na vijf tot tien jaar te doorbreken,
waardoor de ziekte na verloop van tijd weer de kop opstak. Kennelijk
is de resistentie gebaseerd op deze set resistentiegenen onvoldoende.
De wilde aardappel (ruim 200 soorten) bezit echter nog veel meer
resistentiegenen die in een natuurlijke situatie gemengd voorkomen en
zo de ziekte goeddeels onderdrukken. Wanneer deze genen gecombineerd
in nieuwe rassen worden ingebouwd, kunnen milieuvriendelijker
aardappelrassen ontstaan. Als hiervoor genetische modificatie wordt
gebruikt, is veel tijdwinst te boeken. Daarnaast is er in vergelijking
met het kruisen van aardappels meer controle mogelijk op het
eindresultaat, bijvoorbeeld doordat veel ongewenste eigenschappen,
zoals late rijpheid, die zijn gekoppeld aan een resistentiegen, niet
mee worden ingekruist.
Phytophthora infestans is de microscopisch kleine veroorzaker van de
aardappelziekte die wereldwijd grote schade veroorzaakt in de
aardappelteelt (opbrengst ruim 300 miljoen ton/jaar). Lang dacht men
dat het organisme een schimmel betrof, maar het blijkt een
niet-verwante zgn. oömyceet te zijn die omstreeks 1845 in Europa werd
geïntroduceerd. In Nederland vormt de ziekte een ernstige bedreiging
voor het voortbestaan van de aardappelteelt. Om de ziekte te voorkomen
of te bestrijden gebruiken akkerbouwers grote hoeveelheden
bestrijdingsmiddelen (fungiciden).
Wageningen Universiteit