Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4
Den Haag


- Directie Mensenrechten en Vredesopbouw
Afdeling Vredesopbouw en Goed Bestuur
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag


Datum


- 25 januari 2005

Behandeld


- Bertine Kamphuis


Kenmerk


- DMV/VG-043/05

Telefoon


- +31 (0)70 3485587


Blad


- 1/6

Fax


- +31 (0)70 3484486


Bijlage(n)


- - bertine.kamphuis@minbuza.nl


Betreft


- Verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken inzake hulp aan de door de zeebeving in Azië getroffen gebieden

Graag - bieden wiju hierbij- de reactie aan op het verzoek van - de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken- inzake hulp aan de door de zeebeving in Azië getroffen gebieden- , d.d. 21 januari 2005met kenmerk - 05-BuZa-02.

U verzocht (1) een overzicht te geven van de bedragen die de Nederlandse regering inmiddels beschikbaar heeft gesteld alsook waaraan deze hulp wordt uitgegeven en op welke wijze deze uitgaven worden geëvalueerd, (2) aan te geven op welke wijze coördinatie plaatsvindt met de Samenwerkende Hulporganisaties in Nederland, en (3) te informeren over de uitkomsten van de VN-conferentie in Kobe over natuurrampen.


1. Beschikbaarstelling, uitgave en evaluatie Nederlandse hulpDe Nederlandse regering heeft maximaal ¤ 40 mln. aan humanitaire hulp en ¤ 200 mln. aan wederopbouwhulp aan de door de zeebeving in Azië getroffen gebieden toegezegd. Indien de getroffen landen op het aanbod van de Club van Parijs ingaan, zal hieraan een bijdrage van ¤ 24,1 mln. aan kosten voor uitstel van terugbetaling op de ontwikkelingssamenwerkingsleningen tot maart a.s. aan Indonesië en Sri Lanka worden toegevoegd.

Totale bijdragen (¤)


1.1 Humanitaire Hulp

40 mln.


1.2 Wederopbouw


200 mln.


1.3 Moratorium (twee maanden) Club van Parijs op OS-leningen Indonesië en Sri Lanka


24,1 mln.


1.1. Humanitaire Hulp
Nederland heeft direct na het uitbreken van de ramp financiële en materiële middelen ter beschikking gesteld. Deze middelen zijn ingezet na intensief overleg met de VN (OCHA), de Europese Commissie, de Europese lidstaten en de Nederlandse ambassades ter plaatse.

De totale bijdrage van de Nederlandse regering aan noodhulp zal tegen de ¤ 40 mln. belopen. De meeste fondsen zijn bestemd voor Indonesië en Sri Lanka, aangezien de humanitaire noden daar het hoogst zijn.

Direct na de ramp is ¤ 2,1 mln. toegekend aan de Internationale Federatie van het Rode Kruis (IFRC) ter leniging van de eerste humanitaire noden, middels de verstrekking van voedsel, waterzuivering, kleding en medicijnen. Met deze bijdrage zijn onder meer vrachttoestellen met zendingen van het Rode Kruis vanuit respectievelijk Luxemburg en Pakistan vertrokken naar Colombo, Sri Lanka. Met de resterende gelden worden extra tenten aangeschaft en vanuit Pakistan ingevlogen naar Atjeh.

Bovendien is ¤ 20 mln. beschikbaar gesteld aan de VN, waarvan ¤ 13 mln. voor Indonesië en ¤ 7 mln. voor Sri Lanka. Door in een vroegtijdig stadium een omvangrijke en flexibel inzetbare bijdrage beschikbaar te stellen, heeft Nederland de VN ter plaatste in staat gesteld direct over financiële middelen te beschikken om prioritaire programma's zonder vertraging te kunnen uitvoeren.

Behalve via multilaterale kanalen worden humanitaire fondsen ingezet via NGO's. Zo is een bijdrage toegezegd van ¤ 5 mln. aan giro 555 van de Samenwerkende Hulporganisaties Nederland (SHO) voor hulp aan de slachtoffers van de aardbeving in alle getroffen landen. Daarnaast is een regionaal programma van 'Save the Children' voor een bedrag van ¤ 1,9 mln. gefinancierd. Dit programma is gericht op leniging eerste humanitaire noden van een groot aantal gezinnen, hereniging van kinderen met hun ouders en adequate bescherming van kinderen. ZOA Vluchtelingenzorg heeft een bedrag van ruim ¤ 1 mln. toegekend gekregen voor o.a. het bijstaan en transporteren van overlevenden en gewonden naar hoger gelegen plaatsen en ziekenhuizen en het helpen van ontheemden met onderdak, drinkwater, sanitatie en voedsel in Sri Lanka. Ook ligt er momenteel een voorstel van Hellen Keller International ter beoordeling.

Daarnaast zal er nog financieel bijgedragen worden aan de verschillende vluchten van de KDC-10 van de Koninklijke Luchtmacht, die in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken worden uitgevoerd. Verder zullen de kosten van de inzet van twee Nederlandse militaire luchtverkeersleiders en een communicatiespecialist, de geïnstalleerde en overgedragen communicatie-apparatuur op de vliegvelden van Meulaboh en Medan, en de mogelijke plaatsing van door de NAVO aan Indonesië ter beschikking gestelde Baileybruggen op Noord-Sumatra ten laste komen van het budget voor humanitaire hulp. Tenslotte zal, indien nodig, een additionele bijdrage worden gedaan aan het herziene Appeal van het ICRC/IFRC, dat eind januari uitkomt.

Evaluatie uitgaven
Nederland werkt alleen met gerenommeerde particuliere organisaties (onder andere uit de Samenwerkende Hulporganisaties) die in de afgelopen jaren een proeve van bekwaamheid hebben afgelegd. Zo hebben al deze organisaties een zogenaamde "checklist of organizational capacity" ingevuld die is beoordeeld door het ministerie. Daarnaast hebben eerdergenoemde organisaties een voorstel ingediend dat o.a. beoordeeld is op de doelstelling, resultaten, activiteiten, middelen, doeltreffendheid en doelmatigheid. Na afloop van de uitvoering van een project dient de organisatie een inhoudelijke en financiële eindrapportage te sturen aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Gedurende de uitvoering van het project houdt de Nederlandse ambassade in het land waar het project wordt uitgevoerd toezicht.

Nederland zal, samen met relevante partners, voor het einde van het jaar bezien of het mogelijk is lessen te trekken uit de wijze waarop de totale noodhulp is gecoördineerd.

Over de bijdrage van de Nederlandse regering aan giro 555 zullen de Samenwerkende Hulporganisaties ook een inhoudelijke en financiële eindrapportage moeten sturen aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Tevens dient de financiële rapportage voorzien te zijn van een accountantsverklaring. Ten aanzien van de bijdragen aan VN-organisaties geldt dat de betrokken ambassades toezicht houden op het functioneren van deze organisaties. Daarnaast heeft PriceWaterhouseCoopers Zwitserland de VN aangeboden om pro bono de "tracking" van de Tsunami-hulp te verbeteren.


1.2 Wederopbouw
De Nederlandse regering heeft toegezegd ¤ 200 mln. vrij te maken voor de wederopbouwfase over een periode van vijf jaar in de partnerlanden voor ontwikkelingssamenwerking Sri Lanka en Indonesië. Een uitspraak over de verdeling tussen Indonesië en Sri Lanka is vooralsnog niet mogelijk, aangezien deze gebaseerd zal worden op de 'needs assessments' en de bijdragen van andere donoren. De Nederlandse Tsunami-bijdragen zullen niet ten koste gaan van bestaande committeringen en afspraken. De beschikbaarstelling van wederopbouwgelden zal plaatsvinden zodra de wederopbouwnoden zijn geïdentificeerd, wederopbouwprogramma's zijn opgesteld, alsmede de geschikte financieringskanalen en coördinatiestructuren zijn ingesteld. De wederopbouwhulp zal tevens moeten bijdragen aan de vredesprocessen in de conflictgebieden in Sri Lanka en Indonesië.

Op een aantal terreinen zijn er concrete aanknopingspunten voor samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven. Deze mogelijkheden zijn thans in onderzoek. Zo ligt in de haven van Galle (Sri Lanka) een door IHC aan Sri Lanka geleverd baggerschip op de kade, in plaats van in het water ernaast. Het terugplaatsen is een operatie waar verschillende Nederlandse bedrijven goed in zijn en draagt eraan bij dat deze belangrijke haven snel weer in gebruik kan worden genomen. In Indonesië beziet een groep Nederlandse drinkwaterbedrijven of ze kan assisteren bij het herstel van de lokale drinkwatervoorziening. Diverse van deze bedrijven zijn in de jaren tachtig en negentig bij de planning en uitvoering van drinkwater- en sanitatievoorzieningen in Atjeh betrokken geweest en beschikken over lokale kennis en expertise. Tevens wordt onderzocht of dit initiatief kan worden geïntegreerd in een reconstructieprogramma voor stedelijke drinkwatervoorziening in Atjeh, waarbij Bappenas, de Wereldbank (tezamen verantwoordelijk voor het opstellen van de behoeften) evenals Perpamsi, de koepelorganisatie van Indonesische drinkwaterbedrijven, zijn betrokken.

Voor deze aanbiedingen vanuit het bedrijfsleven gelden dezelfde voorwaarden als voor alle wederopbouwinitiatieven, waar het ministerie van Buitenlandse Zaken bij betrokken is: het aanbod moet aansluiten bij de lokale vraag, óók als het aanbod van het Nederlandse bedrijfsleven komt. Daarnaast mag de hulp de lokale markt niet verstoren, hetgeen zowel voor financiële steun als hulp in natura geldt.

Monitoring en evaluatie van de Nederlandse bijdragen aan de wederopbouw zullen plaatsvinden middels de geëigende instrumenten, welke afhankelijk zijn van de nog te identificeren kanalen.


1.3 Moratorium
Op 12 en 13 januari jl. heb ik u reeds per brief geïnformeerd over respectievelijk 1) de Nederlandse inzet voor de vergadering van de Club van Parijs van 12 en 13 januari inzake eventuele schuldverlichting voor de door de Tsunami getroffen landen en 2) de uitkomst van deze vergadering. Sinds die tijd hebben zich geen nieuwe ontwikkelingen voorgedaan.

Tijdens de afgelopen bijeenkomst van de Club van Parijs is besloten tot een uitstel van betaling voor twee maanden. De kosten daarvan bedragen ¤ 24,1 mln. (¤ 23,7 mln. voor Indonesië en ¤ 0,4 mln. voor Sri Lanka). Of deze kosten zullen worden gerealiseerd hangt af van de vraag of de getroffen landen op het aanbod van de Club van Parijs in zullen gaan. Bij de volgende bijeenkomst van de Club van Parijs in maart a.s. zal duidelijk worden of op basis van de schuldhoudbaarheidsanalyses van de Wereldbank en IMF besloten zal worden tot verdere schuldverlichting voor de getroffen landen.


2. Coördinatie met de SHO
Sinds de Tsunami wordt het ministerie van Buitenlandse Zaken veelvuldig benaderd door particulieren, non-gouvernementele organisaties en bedrijven, maar ook andere overheidsinstanties. Dit geldt eveneens voor de SHO. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is dan ook in nauw overleg met de SHO teneinde alle Nederlandse initiatieven, zo goed mogelijk te coördineren. Gezamenlijk overleg zal worden voortgezet zolang dit wenselijk blijft.

Het ministerie en de SHO zijn een taakverdeling overeengekomen om aanbiedingen of verzoeken inzake de wederopbouw in Azië zo snel alsook zorgvuldig mogelijk te behandelen. Hierbij neemt het SHO de taak op zich om de particuliere initiatieven waarbij geen overheidsinstanties betrokken zijn te behandelen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor initiatieven, waarbij op enigerwijze overheidsinstanties betrokken zijn of kunnen worden.


3.Uitkomsten VN-conferentie in Kobe over natuurrampen Tijdens de World Conference on Disaster Reduction, die van 18 tot 22 januari jl. in Kobe, Japan, plaatsvond, heeft de Tsunami-ramp begrijpelijkerwijze extra aandacht gekregen. Het ging hier met name over het opzetten van zogenaamde Early Warning Systems (EWS). Tijdens een speciale ingelaste sessie vroegen vooral de getroffen landen om op zo kort mogelijke termijn een EWS op te zetten gelijkend op het huidige systeem in de Grote Oceaan.

Tijdens de hierop volgende discussies leek er sprake te zijn van verwarring over het inpassen van de verschillende technische systemen (het ging hier met name om Duitsland en de VS). Derhalve werd uiteindelijk besloten de Verenigde Naties te vragen een en ander te coördineren. Het ligt in de bedoeling dat het systeem binnen een jaar functioneert en dat op termijn sprake zal zijn van een wereldwijd EWS.

Nederland heeft tijdens deze speciale sessie aangegeven bereid te zijn mee te financieren op basis van het UNISDR/PPEW Flash Appeal van 4 januari. Anders dan de hiervoor genoemde Amerikaanse en Duitse voorstellen, die met name gebaseerd zijn op de techniek van het EWS, gaat het hierbij voornamelijk om de implementatie op lokaal en regionaal niveau, zodat er op basis van de waarschuwingen ook actie ondernomen wordt. Nederland heeft tijdens de conferentie aangegeven dat over de modaliteiten van de financiering nader overleg nodig is. De financiering zal ten laste van de ¤ 200 mln. toegezegde wederopbouwfondsen worden gebracht. Door ISDR is toegezegd dat concrete voorstellen op zo kort mogelijke termijn voorgelegd zullen worden.

Tenslotte werd overeengekomen dat Duitsland binnen een jaar onder auspiciën van de VN een nieuwe conferentie over early warning zal organiseren.


- De Minister De Minister
van Buitenlandse Zaken, voor Ontwikkelingssamenwerking,

Dr. B.R. Bot A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

===