Gemeente Utrecht


2005 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
1 Vragen van de heer D. Schuurman
(ingekomen 3 januari 2005)


Op de lijst met stukken ter informatie voor de commissie stedelijke ontwikkeling staat onder punt J vermeld:
Onteigening ten behoeve van realisering bestemmingsplan HOV tracé De Meern

De discussie over de aanleg van het tracé De Meern is reeds van de vorige eeuw.
De onderhandelingen over grondverwerving en amoveren van huizen en opstallen is ook reeds vijf jaar gaande. Het proces van onteigenen ten behoeve van infrastructuur neemt altijd nog anderhalf jaar in beslag. Het nu opstarten van deze procedure roept bij het CDA de navolgende vragen op.

1. Waarom wordt deze informatie als vertrouwelijk bestempeld?
2. Kan het openbaar maken van deze maatregelen niet juist versnellend werkend?
3. Bent u het met ons eens dat openbaar maken van deze informatie in elk geval geen prijsopdrijvend effect heeft, gezien het feit dat diegenen die weigeren mee te werken dit om principiele redenen doen en dit in het openbaar zelf al luid en duidelijk verkondigd hebben? Zo nee, waarom denkt u dat hier wel prijsopdrijving door op zal treden?
4. Bent u het met ons eens dat onteigening van gemeentelijk eigendom niet nodig is?
5. Er vanuit gaande dat het antwoord op vraag 4 "ja" luidt: waarom geeft u dan in het stuk ter informatie aan dat u onroerend goed gaat onteigenen dat reeds vanaf 2000 gemeentelijk eigendom is? Gaat de gemeente over tot opstarten van een procedure tegen zich zelf?
6. Gaat dit gebrek aan kennis van grondposities leiden tot vertraging van de aanleg van de HOV baan door De Meern of is hierdoor zelfs al vertraging opgetreden?
7. Is bij het ontwikkelen van het centrumplan De Meern ook vertraging opgetreden door gebrek aan kennis van grondposities die de gemeente sinds tien jaar in het centrum van De Meern heeft?


Antwoorden van Burgemeester en wethouders
(verzonden 25 januari 2005)

1. Het betreft een collegebesluit dat vertrouwelijk is genomen, vooruitlopend op de start van de administratieve onteigeningsprocedure. De informatie is als vertrouwelijk bestempeld om vooruitlopend op de onteigeningsprocedure, de betrokken grondeigenaren persoonlijk schriftelijk te kunnen informeren. Dit, mede gezien het lopende minnelijke verwervingstraject. De administratieve onteigeningsprocedure start vervolgens met een ter inzage legging van het onteigeningsplan. Deze ter inzage legging wordt, conform de daarvoor geldende wetgeving openbaar bekend gemaakt.
2. Nee, zie ook het antwoord bij vraag 1.
3. Het starten van de administratieve onteigeningsprocedure is noodzakelijk om het minnelijke verwervingstraject kracht bij te zetten en de noodzakelijke gronden tijdig in eigendom te krijgen. Het starten van een onteigeningsprocedure heeft geen prijsopdrijvend effect. Het al dan niet openbaar maken van het onderhavige besluit is daarom niet relevant in deze vraag. Zie ook het antwoord bij vraag 1.
4. Nee, wij zijn het daarmee niet eens. Onteigening van gemeentelijke eigendommen kan onder meer noodzakelijk zijn indien deze eigendommen zich in verhuurde staat bevinden of in erfpacht zijn uitgegeven. In dit geval betreft het een object in verhuurde staat. Daarnaast kunnen andere redenen aanwezig zijn om tot onteigening van gemeentelijke eigendommen over te gaan, bijvoorbeeld om op basis van het onteigeningsvonnis te komen tot een spoedige ontruiming. De mogelijkheid om gemeentelijke eigendommen te onteigenen bestaat al jaren en wordt ook elders door de gemeente Utrecht gebruikt. Onteigening van gemeentelijke eigendommen is dan ook zeker geen vreemde zaak.
5. Zie ook het antwoord bij vraag 4. Het gemeentelijk eigendom in deze is verhuurd. Met de huurder is nog geen overeenstemming tot huurbeëindiging bereikt. Dit object wordt derhalve meegenomen in de onteigeningsprocedure.
6. Er van uitgaande dat deze vraag betrekking heeft op vraag 4 en vraag 5, blijkt uit bovenstaande beantwoording dat er geen sprake is van gebrek aan kennis van de betreffende grondposities.
7. Nee, zie antwoorden op vraag 6. Wij zijn van mening de raadscommissie en de wijkraad voldoende te hebben geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de planontwikkeling voor het centrum De Meern.


---- --