Ministerie van Algemene Zaken

Toespraak van de minister-president tijdens de bijeenkomst voor de Nederlandse getroffenen door de ramp in Zuidoost-Azië, Den Haag, 25 januari 2005

De verwoestende golven die op 26 december de landen rond de Indische Oceaan troffen, veroorzaakten ook in ons land ontzetting en verdriet.

Alle Nederlanders vormen vandaag een kring om de Nederlandse getroffenen. We staan stil bij de mensen in ons midden die een geliefde - of meer dan één geliefde - hebben verloren. U heeft soms weken doorgebracht tussen hoop en vrees, tot zekerheid werd gegeven over het lot van uw partner, uw kind, familielid of vriend.

Anderen in ons midden verkeren nog steeds in die slopende onzekerheid, hopend op een teken van leven. De zoektocht naar de mensen die vermist zijn, gaat door.

Iemand missen van wie je houdt, voelt als een gapende leegte in je hart. Het gemis van een geliefde gaat zo diep als het menselijk gevoel maar reiken kan.

Wie een dierbare mist, is een deel van zichzelf kwijt. Misschien wel het mooiste deel van zichzelf. Het deel waarvan je eigenlijk nooit volledig besefte hoe waardevol het is.

Niemand kan de vraag 'waarom' beantwoorden. Waarom moesten zij nu juist dáár zijn? Waarom heeft de natuur zich net daar, net toen, van haar meest meedogenloze kant laten zien?

Die vraag speelt ook door het hoofd van diegenen onder u die er op 26 december middenin zaten, maar die er met of zonder verwondingen doorheen zijn gekomen.

De verschrikkingen die u heeft gezien. De chaos die u heeft ervaren. Het irrationele - maar zeer menselijke - gevoel dat blijft knagen: 'Waarom zij wel en ik niet.' Al die gevoelens zijn moeilijk te verwerken.

Het zijn die emoties waar ik stil van werd, toen ik een aantal van u in de Nieuwjaarsnacht sprak, in Eindhoven, in dat vliegtuig.

In ons midden zijn ook hulpverleners. U heeft - aanvankelijk misschien met de moed der wanhoop bij zoveel ellende - geholpen waar u kon.

Onder de moeilijkste omstandigheden. Wetend dat duizenden druppels op een gloeiende plaat uiteindelijk toch samen verzachting brengen. Daarvoor wil ik u - namens het kabinet en de Nederlandse bevolking - bedanken.

Nederland heeft zich de afgelopen weken van zijn goede kant laten zien. Er is veel geld bijeengebracht om de mensen in de getroffen regio te ondersteunen bij de wederopbouw van hun leefomgeving.

Vandaag staan we stil bij de persoonlijke schade die met geen geld of menskracht is te herstellen.

Huizen kun je weer opbouwen. Wegen weer aanleggen. Een dorp kan weer verrijzen uit de modder. Maar uw verdriet en verschrikking zijn niet met fysieke middelen goed te maken.

Het is moeilijk stem te geven aan het verdriet dat voortkomt uit het verlies van een dierbare.
Je zou alles wel willen doen om je geliefde terug te krijgen.

Wat u nu het hardste nodig heeft, zijn de liefde en de aandacht van de mensen om u heen. Het begrip en de betrokkenheid van de mensen in uw nabije omgeving. Het meeleven en de gebeden van het Nederlandse volk.

Ik wens u toe dat u de kracht zult kunnen vinden om het gemis te dragen. Wetend dat velen aan u denken en - samen met Hare Majesteit de Koningin en de andere leden van de regering - intens met u meeleven.

Zonder de liefde van de mensen om ons heen, kunnen we niet wanneer we verdriet hebben. Zij geeft ons de moed verder te gaan.

Die liefde wens ik u met heel mijn hart toe.

Ik besef: woorden schieten in dit soort situaties vaak tekort.

Juist de stilte, het gebaar of de aanraking kunnen meer van ons gevoel uitdrukken.

Het er 'zijn' doet vaak meer dan het zeggen.

Daarom zijn wij hier vandaag. Samen.