Hoge Raad verklaart aanvragen tot herziening gegrond in de Schiedammer parkmoord

Samenvatting van de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden (buiten verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)

De Hoge Raad heeft op 25 januari 2005 uitspraak gedaan op de door de procureur-generaal bij de Hoge Raad en door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, ingediende aanvragen tot herziening van het arrest van het gerechtshof te Den Haag van 8 maart 2002. De betrokkene is toen veroordeeld tot 18 jaar gevangenisstraf en TBS met dwangverpleging voor onder meer vrijheidsberoving en verkrachting van een 10-jarig meisje dat vervolgens is gewurgd, en voor vrijheidsberoving en poging tot doodslag van een 11-jarige jongen. De Hoge Raad had eerder het cassatieberoep tegen deze uitspraak verworpen, zodat die veroordeling definitief was (zie HR 15.4.2003, LJN: AF5257). Voorts heeft de Hoge Raad een eerdere aanvrage tot herziening op 7 september 2004 afgewezen (zie HR 7.9.2004, LJN: AQ9834).

De onderhavige aanvragen tot herziening berusten, kort gezegd, op de stelling dat uit nader onderzoek naar voren is gekomen dat een andere persoon heeft bekend voornoemde feiten te hebben begaan en voorts dat op de plaats van het delict aangetroffen DNA-sporen niet overeenkomen met de DNA-kenmerken in het DNA-profiel van de betrokkene, maar wel met die in het DNA-profiel van die andere persoon.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de aanvragen tot herziening gestelde feiten en omstandigheden een novum opleveren en het ernstige vermoeden wekken dat het hof, indien het met die nieuwe feiten en omstandigheden bekend zou zijn geweest, de betrokkene zou hebben vrijgesproken.

De Hoge Raad heeft de aanvragen tot herziening dan ook gegrond verklaard en de schorsing bevolen van de tenuitvoerlegging van de aan de betrokkene opgelegde straf en heeft de zaak voorts verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam om de zaak opnieuw te behandelen en af te doen.

Zie voor de volledige uitspraak (met rolnr. 03434/04H):

LJ Nummer

AS1872