Tjon-A-Ten over kinderarbeid in Albanië
Beantwoording kamervragen Tjon-A-Ten over kinderarbeid in Albanië
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Zuidoost- en Oost-Europa
Afdeling Westelijke Balkan
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
25 januari 2005
Auteur
drs. S.M.F.N. Kreutzer
Kenmerk
DZO/WB-302/2004
Telefoon
(+31) (0)70 348 5465
Blad
1/5
Fax
(+31) (0)70 348 5329
Bijlage(n)
sm.kreutzer@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording kamervragen van het lid Tjon-
A-Ten over kinderarbeid in Albanië.
www.minbuza.nl
C.c.
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris van
Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Tjon-A-Ten. Deze vragen werden ingezonden op 8
december 2004 met kenmerk 2040504550.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Vragen van het lid Tjon-A-Ten (PvdA) aan de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Economische Zaken
over kinderarbeid in Albanië.
Vraag 1
Bent u bekend met het onlangs door het Internationaal Verbond van
Vrije Vakverenigingen (IVVV) uitgebrachte rapport Child Labour in
Albania?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Welke initiatieven heeft de Nederlandse regering, gezien de schending
van onder andere de ILO-conventies 138, 182 en het Verdrag voor de
Rechten van het Kind, in het kader van het EU-Voorzitterschap
ontplooid om de in Albanië gesignaleerde problemen met betrekking tot
kinderarbeid op de Europese politieke agenda te zetten?
Antwoord
In het kader van het Nederlandse EU-Voorzitterschap zijn geen
specifieke initiatieven ontplooid met betrekking tot de in Albanië
gesignaleerde problemen. Zie antwoord op vragen 4 en 5 voor hetgeen
Nederland in algemene zin onderneemt om kinderarbeid tegen te gaan.
Vraag 3
Kan op EU-niveau actie worden ondernomen om kinderarbeid die in
Albanië in woonhuizen van thuiswerkers wordt verricht te controleren?
Zo ja, op welke wijze?
Antwoord
Op EU-niveau bestaan hiervoor geen specifieke procedures. In het kader
van de onderhandelingen over het afsluiten van een Stabilisatie- en
Associatieovereenkomst zal Albanië moeten voldoen aan Europese
regelgeving met betrekking tot het voorkomen van kinderarbeid.
Toepassing daarvan is de verantwoordelijkheid van de Albanese
autoriteiten die terzake advies/ondersteuning zouden kunnen vragen aan
gespecialiseerde VN-instellingen als UNICEF en ILO. Albanië heeft ILO
verdragen 138 en 182 op het terrein van de bestrijding van
kinderarbeid geratificeerd. Derhalve kunnen schendingen van deze
verdragen aanhangig gemaakt worden binnen de context van de ILO
toezichtmechanismen op de naleving van internationale verdragen.
Vraag 4
Bent u van oordeel dat de betrokken Italiaanse en West-Europese
bedrijven die zich schuldig maken aan de schandalige praktijken in
Albanië, moeten worden aangepakt? 2) Zo ja, op welke wijze wilt u dat
doen?
Vraag 5
Bent u van oordeel dat West-Europese bedrijven in het kader van
Maatschappelijke Verantwoord Ondernemen mede verantwoordelijk zijn
voor het aanpakken van dit probleem? Zo ja, welke stimulerende
activiteiten kunt en wilt u daartoe ondernemen?
Vraag 6
Bent u bereid de betrokken bedrijven en/of lidstaten waar de
moedervestigingen van deze bedrijven zich bevinden, op deze kwestie
aan te spreken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn? Kunt u
de Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen?
Antwoord
Ja. In het kader van Maatschappelijke Verantwoord Ondernemen zijn de
West-Europese bedrijven mede verantwoordelijk voor het aanpakken van
dit probleem. In het MVO-beleid van de Nederlandse regering staat de
promotie van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen
centraal. In de OESO-richtlijnen worden bedrijven opgeroepen een
bijdrage te leveren aan het afschaffen van kinderarbeid. Bedrijven die
gebruik willen maken van het Nederlandse financieel
buitenlandinstrumentarium dienen te onderschrijven dat ze de
OESO-richtlijnen naar beste vermogen zullen toepassen. Daarnaast geldt
als minimumeis dat bij bepaalde projecten waarvoor financiële
overheidsteun wordt gevraagd, de naleving van ILO-verdrag 182 tegen de
ergste vormen van kinderarbeid en ILO-verdrag 138 m.b.t. minimum
leeftijd moet worden gerespecteerd. De uitvoerende instanties voor de
financiële regelingen toetsen daarop.
De OESO-richtlijnen hebben voorts een eigen instrument, het Nationaal
Contactpunt (NCP) voor Multinationale Ondernemingen. De vakbeweging en
NGO's in Albanië kunnen in samenwerking met de vakbeweging en NGO's in
West-Europa (in ieder OESO-land en een toenemend aantal niet-OESO
landen) als belanghebbende vragen stellen aan het NCP in het land waar
het bedrijf haar hoofdvestiging heeft. Ook Italië kent een nationaal
contactpunt. De vraag dient te gaan over de juiste toepassing van de
OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen waar dit
investeringsgerelateerde vragen betreft.
De Nederlandse overheid geeft daarnaast financiële ondersteuning aan
verschillende maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor
het tegengaan van kinderarbeid.
Via de reguliere toezichtmechanismen van de Internationale
Arbeidsorganisatie worden lidstaten die door hen geratificeerde
verdragen niet of niet volledig naleven aangesproken. De Nederlandse
overheid neemt actief deel aan de uitvoering van deze
toezichtmechanismen. Het ligt niet op de weg van de Nederlandse
regering om zich rechtstreeks te richten tot niet-Nederlandse
bedrijven die in het buitenland gevestigd zijn.
Ministerie van Buitenlandse Zaken