Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
Binnenhof 1a
2513 AA Den Haag
Datum Uw brief Ons kenmerk
(Kenmerk)
Fin 2005 - 57
Onderwerp
Surseance van betaling KG Holding N.V. en Kliq
Reïntegratie B.V.
Via deze brief informeer ik u over de huidige
ontwikkelingen bij KG Holding N.V. en Kliq
Reïntegratie B.V.
De Minister van Financiën,
Inleiding
Ik stuur u deze brief naar aanleiding van het
bericht van 25 januari 2005 dat de directie van
KG Holding N.V. en Kliq Reïntegratie B.V.
surseance van betaling hebben aangevraagd en is
verleend voor KG Holding N.V. en Kliq
Reïntegratie B.V.
Voor de volledigheid meld ik dat de directie van
de medio 2003 doorgestarte dochter Kliq B.V.
géén surseance heeft aangevraagd.
Hoewel alle consequenties nog niet hiervan
duidelijk zijn wil ik u informeren over hetgeen
nu bekend is. Voordat ik dat doe zal ik de
geschiedenis van de Kliq-organisatie
samenvatten. Hierbij verwijs ik naar eerdere
brieven die omtrent de Kliq-organisatie aan de
Kamer zijn gestuurd.
Historische tijdslijn
Voordat ik in ga op de achtergronden van de
verzelfstandiging, de doorstart en de huidige
situatie bij Kliq geef ik eerst een kort
chronologisch overzicht van de belangrijkste
gebeurtenissen.
· Het regeerakkoord van 1998 vormde de
basis voor de verzelfstandiging van het
reïntegratiebedrijf Kliq uit de
Arbeidsvoorziening.
· Eind 2001 is N.V. Kliq (voorganger KG
Holding N.V.) opgericht.
· In het tweede kwartaal van 2003 bleek
dat het niet goed ging bij N.V. Kliq en haar
belangrijkste werkmaatschappij Kliq Reïntegratie
B.V.en in het derde kwartaal van 2003 is
besloten tot een doorstart in een nieuw
opgerichte dochtervennootschap Kliq B.V.
· Op 25 januari 2005 heeft de directie
van KG Holding N.V. voor KG Holding N.V.en
dochtervennootschap Kliq Reïntegratie B.V.
meegedeeld dat surseance van betaling is
aangevraagd en verleend.
Achtergrond: verzelfstandiging Arbvo
In het Regeerakkoord 1998 was gesteld dat de
reïntegratieactiviteiten van het toenmalige
zelfstandig bestuursorgaan Arbeidsvoorziening
zouden moeten worden ondergebracht in een
privaatrechtelijk bedrijf, te weten N.V. Kliq
(juridische voorloper van KG Holding N.V.). Dit
bedrijf zou in concurrentie met derden
opdrachten moeten verwerven . Hoewel de
zogeheten Kliq-wet (die de overgang van de
activiteiten van Arbeidsvoorziening naar de
Kliq-groep regelde) met een grote
Kamermeerderheid werd aangenomen, is tijdens de
plenaire behandeling van de SUWI-wet (een
verdere invulling van het regeerakkoord) in juni
2001 het voorgestelde overgangsregime met een
gedeeltelijk gegarandeerde omzet geschrapt. Een
tijdelijk verplichte inkoop door de gemeenten en
het UWV bij de Kliq-groep werd niet wenselijk
geacht. Door het vervallen van de omzetgarantie
voor de Kliq-groep was een bouwsteen in de
startpositie van de Kliq-groep weggevallen, een
startpositie die toch al krap werd gepercipieerd
door een extern onderzoeksbureau. Destijds is
ter compensatie aan de Kliq-groep de
mogelijkheid geboden om met overnames de te
verwachten omzetdaling te compenseren . In het
kader van de verzelfstandiging heeft de Staat
aanzienlijke financiële middelen ter beschikking
gesteld.
Beslissing tot doorstart in Kliq B.V.
Ondanks eerdere reorganisaties werd in de loop
van 2003 meer en meer duidelijk dat de
Kliq-groep er nog steeds niet in slaagde
winstgevend te opereren. De Kliq-groep heeft
toen na een uitgebreide probleemanalyse en in
samenwerking met een onafhankelijk adviesbureau
voorstellen gedaan voor een
herstructureringsoperatie. De
herstructureringsoperatie behelsde dat KG
Holding N.V. een nieuwe werkmaatschappij,
genaamd Kliq B.V., op zou richten. In deze
nieuwe werkmaatschappij zou de doorstart
plaatsvinden.
De Staat heeft aan deze herstructurering zijn
medewerking verleend onder een aantal strikte
voorwaarden. Deze voorwaarden waren onder
andere: een levensvatbaar business plan, de
goedkeuring van de Europese Commissie en de
externe financiering van het werkkapitaal .
Op het moment van de beslissing over de
doorstart was aan alle voorwaarden waarvoor toen
zekerheid gegeven kon worden voldaan. Vandaar
dat ik in totaal ¤ 45 mln. ter beschikking heb
gesteld. Op deze manier heb ik de Kliq-groep een
goede basis voor de verdere toekomst gegeven. Ik
heb zowel in de brief naar aanleiding van de
doorstart als in het kamerdebat van 3
september 2003 aangegeven dat dit de laatste
keer zou zijn dat de Staat geld in de
Kliq-organisatie zou steken.
Bij de bovenstaande beslissing is aangegeven dat
het ter beschikking stellen van dit geld
onderworpen was aan het reddings- en
herstructureringskader van de Europese
Commissie. In overleg met de Europese Commissie
bleek dat alleen een aanvraag voor zogenaamde
reddingssteun binnen het gewenste korte
tijdsbestek beoordeeld kon worden door de
Europese Commissie. De reddingssteunaanvraag
betekende wel dat de gelden die ik als eigen
vermogen ter beschikking wilde stellen aan de
Kliq-groep initieel als (reddings)lening
verstrekt zouden moeten worden. De Europese
Commissie heeft deze aanvraag tot verstrekking
van een reddingslening in december 2003
gehonoreerd. Na de goedkeuring van deze aanvraag
heb ik de aanvraag voor definitieve
herstructureringssteun ingediend en de
(reddings)lening verstrekt.
Periode na de doorstart
Zoals gezegd, in oktober 2003 vond de doorstart
plaats. Destijds is met de Raad van
Commissarissen (RvC) van KG Holding N.V.
afgesproken dat hij de doorstart strak zou
monitoren aan de hand van een aantal kritische
succesfactoren, de zogenaamde mijlpalen. Deze
mijlpalen hadden onder andere betrekking op ICT,
omzet en "order-intake". Ook Financiën heeft als
(indirect) aandeelhouder van Kliq B.V. een
vinger aan de pols gehouden, onder andere
middels periodieke voortgangsrapportages en
overleg met de directie en de raad van
commissarissen van KG Holding N.V. over Kliq
B.V. en Kliq Reïntegratie B.V. Dit heb ik ook
in de brief over de doorstart aangegeven .
Echter, recent is gebleken dat de prognoses
welke aan de doorstart ten grondslag liggen niet
zijn gehaald.
De ontwikkelingen binnen de Kliq-groep - waarop
ik in deze brief gezien de vertrouwelijkheid van
de informatie niet kan ingaan - hebben de Staat
in het najaar van 2004 doen besloten om de door
KG Holding N.V. nog vrijwel niet gebruikte
Rekening Courant faciliteit van ¤ 17 miljoen te
blokkeren. Deze faciliteit had de Staat reeds
ten tijde van de verzelfstandiging ter
beschikking gesteld aan KG Holding N.V.
Blokkering hield in dat zonder expliciete
instemming van ondergetekende KG Holding N.V.
niet (langer) van de faciliteit gebruik kon
maken. Ik meende hiermee het maximale gedaan te
hebben om de positie van de Staat als
kredietverschaffer zeker te stellen. Dit was
namelijk het enige bedrag dat nog niet aan de
Kliq-groep ter beschikking was gesteld.
Overigens was mijn inschatting inmiddels als
gevolg van de recente ontwikkelingen dat de kans
op een succesvol verloop van de
herstructureringsoperatie bij de Europese
Commissie sterk was afgenomen.
De zorg van de Staat over de ontwikkelingen
binnen de Kliq-groep werd bevestigd toen op 13
januari 2005 ten laste van KG Holding N.V.
beslag werd gelegd onder de Staat en onder een
groot aantal debiteuren van KG Holding N.V.
alsmede op de door KG Holding N.V. gehouden
aandelen in haar werkmaatschappijen. Inmiddels
was ook gebleken dat KG Holding N.V. haar
rentebetalingen aan de Staat niet had voldaan.
Op 25 januari 2005 heeft mij het bericht bereikt
dat de directie van KG Holding N.V. en Kliq
Reïntegratie B.V. surseance van betaling hebben
aangevraagd en is verleend voor KG Holding N.V.
en Kliq Reïntegratie B.V. De directie van het
doorgestarte Kliq B.V. heeft géén surseance
aangevraagd.
Over het verdere verloop van de surseance heb ik
op dit moment geen informatie.
Financiële consequenties voor de uitstaande
leningen van de Staat
Het uitspreken van de surseance van KG Holding
N.V. en Kliq Reïntegratie B.V. leidt onder
andere tot het automatisch en onmiddellijk
opeisbaar worden van de verschillende
geldleningen die door de Staat aan KG Holding NV
zijn verstrekt. Het betreft hier enerzijds
leningen die nog voortvloeien uit de afspraken
ten tijde van de verzelfstandiging eind 2001:
een geldlening van ¤ 12 mln. en een
achtergestelde converteerbare geldlening van ¤12
mln. Naast deze leningen die reeds vóór de
doorstart van 2003 door KG Holding N.V. volledig
waren opgenomen is er ook nog de bovengenoemde
(geblokkeerde) Rekening Courant faciliteit met
een maximale omvang van ¤ 17 mln. die aan KG
Holding N.V. ten tijde van de verzelfstandiging
is meegegeven. In lijn met de opeising van de
andere leningen, ben ik voornemens deze
blokkering omzetten in een beëindiging van de
kredietfaciliteit. Deze leningen zijn allen bij
de verzelfstandiging verstrekt en dienden naast
het ingebrachte eigen vermogen voor de
kapitalisatie van het verzelfstandigde Kliq.
Ter financiering van de doorstart in 2003 heeft
de Staat een reddingslening met een totale
omvang van ¤ 45 mln. verstrekt. Ook deze
reddingslening zal - in samenspraak met de
Europese Commissie - dienen te worden opgeëist.
Ik kom daar hieronder nog kort op terug.
In totaal heeft de Staat aan Kliq voor ¤ 69 mln.
aan leningen verstrekt sinds de
verzelfstandiging. De uiteindelijke financiële
gevolgen van de surseance kan ik op dit moment
nog niet overzien, aangezien het op dit moment
niet te voorspellen is hoe de surseance zal
verlopen. In de komende periode zal hier meer
duidelijkheid over ontstaan.
Consequenties voor de Staat: intrekking melding
herstructureringssteun Europese Commissie:
Ten tijde van de besluitvorming over de
doorstart in juli 2003 heb ik mij gecommitteerd
aan het verstrekken van ¤ 45 mln. aan de
Kliq-organisatie. Zoals ik eerder in deze
brief heb aangegeven, heb ik na goedkeuring van
de Europese Commissie (EC) daartoe een
reddingslening van ¤ 45 mln. verstrekt. De
procedure om goedkeuring van de EC te verkrijgen
om deze reddingslening om te mogen zetten in
herstructureringssteun is tot op heden nog niet
afgerond. Direct nadat KG Holding N.V. aan
Financiën had meegedeeld dat de surseance is
uitgesproken door de rechtbank, is de EC
hierover geïnformeerd. Ik zal nader bekijken
welke gevolgen de surseance van KG Holding N.V.
heeft voor de staatssteunmelding bij de Europese
Commissie.
Ten overvloede wil ik benadrukken dat de
situatie en vooruitzichten van de
Kliq-organisatie op het moment dat werd besloten
tot de doorstart zeer verschillend waren van de
huidige realiteit. Ten tijde van de doorstart in
2003 was er voor mij voldoende reden om aan te
nemen dat de Europese Commissie tot een positief
oordeel kon komen aangezien bij het halen van
het business plan in mijn ogen aan het
beoordelingskader van de Europese Commissie
voldaan zou worden.
Sociale en overige consequenties
Tijdens de voorbereidingen van de
verzelfstandiging bleek dat de personele
bezetting van Kliq te groot was om slagvaardig
te kunnen opereren in een competitieve omgeving.
In 2001 heeft er derhalve een afvloeiing
plaatsgevonden van ongeveer 800 werknemers. Na
deze afvloeiing en dus op het moment van de
verzelfstandiging eind 2001 werkte er ongeveer
2250 werknemers bij Kliq. Dit aantal bleek na de
aanvang ook te groot en aan het begin van 2003
werd een aanvullende reorganisatie van wederom
ongeveer 800 werknemers uitgevoerd, zodat het
totale aantal medewerkers van Kliq daarna
ongeveer 1450 bedroeg. Bij de doorstart in de
tweede helft van 2003 heeft er vervolgens
nogmaals een reorganisatieronde plaatsgevonden
van 900 werknemers. Op dit moment werken er
ongeveer 580 mensen bij Kliq B.V., waarvan
voorzover ik momenteel begrijp ongeveer 450 vast
en de rest flexibel. Welke gevolgen het
aanvragen van surseance voor KG Holding N.V. en
Kliq Reïntegratie B.V. heeft voor de medewerkers
van Kliq B.V. is op dit moment onbekend. Het is
immers niet bekend wat de plannen zijn van de
bewindvoerder van KG Holding N.V. met de
dochteronderneming Kliq B.V. Aangaande de
afwikkeling van de surseance zal de
gebruikelijke procedure gevolgd worden. Ik heb
hierover op dit moment geen nadere informatie.
Tot slot
In deze brief heb ik een feitelijk overzicht
gegeven van de de stand van zaken bij KG Holding
NV. Op sommige onderwerpen met name ten aanzien
van de ontwikkelingen in 2004, kan ik in deze
brief uit oogpunt van vertrouwelijkheid niet
volledig ingaan. Indien u dit wenselijk acht kan
ik in een (eventueel vertrouwelijk) overleg
nader ingaan op de verschillende aspecten en
consequenties die voortvloeien uit deze
surseance.
- 0 -
---
Kamerstuk 27549/27296, nr. 6
Kamerstuk 27549/27296, nr. 9
Kamerstuk 26448, nr. 81
Kamerstuk 26448, nr. 81
Kamerstuk 26448, nr. 81
Ministerie van Financiën