Persbericht
Het chronische-vermoeidheidssyndroom
Rust geen remedie voor chronische vermoeidheid
Patiënten met het chronische-vermoeidheidssyndroom (CVS), ook wel
bekend als ME, lijden aan een aandoening die niet algemeen als zodanig
wordt erkend. In een vandaag verschenen advies wil de Gezondheidsraad
een einde maken aan die controverse. De raad noemt CVS een ernstig
invaliderende aandoening. De precieze oorzaken ervan zijn nog niet
bekend, maar vaststaat dat het gaat om een samenspel van lichamelijke
en psychosociale factoren. De beste behandeling is niet totale rust,
maar een geleidelijke opbouw van lichamelijke activiteit. Cognitieve
gedragstherapie kan daarbij helpen.
Nederland telt naar schatting tussen de dertig- en veertigduizend
patiënten met het chronische-vermoeidheidssyndroom (CVS). Ruim
driekwart van hen is vrouw. CVS- patiënten voelen zich voortdurend moe
en uitgeput en hebben daarbij ook allerlei andere lichamelijke
klachten. Hun werk valt hen vaak te zwaar, evenals hun sociale leven.
CVS is een controversiële aandoening. Zowel binnen als buiten de
medische wereld zijn er mensen die wel en mensen die niet in het
bestaan ervan geloven. Dat heeft onder meer tot grote
meningsverschillen geleid over het vermogen van CVS-patiënten om
arbeid te verrichten en daarmee over het recht op een uitkering.
Er is nog weinig bekend over het ontstaan en de oorzaken van CVS.
Eenvoudige diagnostische tests zijn er niet. Voor de Gezondheidsraad
staat vast dat CVS niet is af te doen als een ziekte die louter
psychische oorzaken heeft. CVS is één van de vele syndromen met
lichamelijk onverklaarde klachten, waartoe bijvoorbeeld ook
fibromyalgie en het prikkelbaredarmsyndroom behoren. Het
klachtenpatroon bij deze aandoeningen duidt op een ontregeling van
regelsystemen of van de communicatie tussen regelsystemen. De
ontregeling lijkt terug te voeren op eenzelfde grondpatroon: een
langdurige en ernstige verstoring van het evenwicht tussen draagkracht
en belasting.
Moeheid is in het algemeen een signaal om het kalmer aan te doen, maar
totale rust doet de conditie geen goed en houdt de klachten
uiteindelijk in stand. Rust roest is daarom de rode draad in het
beleid bij vermoeidheidsklachten. CVS-patiënten moeten het advies
krijgen te doen wat ze nog kunnen, zo nodig na aanpassing van
werk(tijden) in overleg met de bedrijfsarts. Verder blijkt cognitieve
gedragstherapie een effectieve behandeling te zijn. Patiënten leren
hun mogelijkheden optimaal te benutten en hun lichamelijke activiteit
geleidelijk op te bouwen met als doel herstel van functioneren en
werkhervatting.
Voor een adequate zorgverlening is uitbreiding van de
behandelcapaciteit nodig. Cognitieve gedragstherapie bij CVS is alleen
structureel beschikbaar in Nijmegen, maar daar staan ruim driehonderd
patiënten op de wachtlijst. Er zouden meer centra gevormd moeten
worden die zich speciaal op CVS richten of meer in het algemeen op
onderzoek en behandeling van stressgebonden aandoeningen.
De kennis over CVS vertoont grote hiaten. De zoektocht naar één
specifieke oorzaak van CVS is niet vruchtbaar gebleken en zal
vermoedelijk ook in de toekomst niet leiden tot een verklaring van het
scala van symptomen en verschijnselen. Een daadwerkelijke vergroting
van het inzicht in de oorzaken en de behandeling van CVS vergt een
multidisciplinaire aanpak.
Dit advies werd opgesteld door een commissie waarin zitting hadden:
· dr E Borst-Eilers, oud-minister van Volksgezondheid Welzijn en
Sport, Bilthoven, voorzitter · prof. dr JM Bensing, hoogleraar
gezondheidspsychologie, Universiteit Utrecht; directeur NIVEL
Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg, Utrecht ·
prof. dr G Bleijenberg, hoogleraar medische psychologie, Universitair
Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen · dr CF Dagnelie, huisarts,
Rotterdam, docent huisartsgeneeskunde; Universitair Medisch Centrum
Utrecht · prof. dr MHW Frings-Dresen,hoogleraar arbeid en gezondheid,
Academisch Medisch Centrum, Coronel Instituut voor Arbeid, Milieu en
Gezondheid, Amsterdam · prof. dr JJ Heijnen, hoogleraar
psychoneuroimmunologie, Wilhelmina Kinderziekenhuis, Universitair
Medisch Centrum Utrecht · dr AM van Hemert, psychiater en
epidemioloog, Parnassia psycho-medisch centrum, Den Haag · prof. dr B
Van Houdenhove, hoogleraar psychiatrie, Universitaire Ziekenhuizen
Leuven · dr H Kroneman, medisch adviseur UWV, Amsterdam · prof. dr SJW
Lamberts, hoogleraar inwendige geneeskunde, Erasmus Medisch Centrum,
Rotterdam · prof. dr JWM van der Meer, hoogleraar inwendige
geneeskunde, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen · dr B
Terluin, huisarts, Almere; wetenschappelijk medewerker
huisartsgeneeskunde, VU Medisch Centrum, Amsterdam · drs PC
Groeneveld, Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport, Den Haag,
adviseur · drs IMJ Pieters, Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, Den Haag, adviseur · dr YA van Duivenboden,
Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris · S Levent, Gezondheidsraad, Den
Haag, projectassistent
Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt mevrouw dr Yvonne A van
Duivenboden tel. (070) 340 6111, e-mail ya.van.duivenboden@gr.nl
25 januari 2005
Gezondheidsraad