Productschap Margarine
24.01.2005
Erkenning alternatieve procédés voor verwerking dierlijke vetten
De Europese Commissie heeft besloten alkalische hydrolyse,
biogasproductie door middel van hydrolyse bij verhoogde druk en een
specifiek biodieselproductieprocédé te erkennen als procédés voor de
behandeling en verwijdering van categorie 1-materiaal en verwerkt
dierlijk vet dat uit dit materiaal wordt gewonnen.
De procédés die mogen worden ingezet, zijn opgenomen in de bijlagen I
(alkalische hydrolyse), III (biogasproductie door middel van hydrolyse
bij verhoogde druk) en IV (biodieselproductie). Deze procédés kunnen
door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten worden toegestaan, al
wordt bij de verwerking van dierlijk vet tot biodiesel een voorbehoud
gemaakt voor het materiaal dat de meeste risico's oplevert (zoals
genoemd in art. 4, lid 1, onder a), punten i) en ii) van de
Bijproductenverordening, waarbij het materiaal onder punt ii) weer wel
mag worden gebruikt als het afkomstig is van dieren jonger dan 24
maanden of van dieren getest op TSE en negatief bevonden).
Aan Bijlage VI van Verordening (EG) Nr. 1774/2002, hoofdstuk III,
wordt de zin toegevoegd: "Voor de verdere verwerking van dierlijk vet
dat afkomstig is van materiaal van categorie 1, mogen evenwel andere
procédés worden toegepast op voorwaarde dat deze procédés
overeenkomstig artikel, 4, lid 2, onder e), als alternatieve methode
zijn goedgekeurd".
Aan dezelfde bijlage wordt in hoofdstuk II, punt B, aan het eind van
punt 4 toegevoegd: "Materiaal afkomstig van de verwerking van
materiaal van categorie 1 mag echter in een biogasinstallatie worden
omgezet op voorwaarde dat de verwerking is gebeurd volgens een
overeenkomstig artikel, 4, lid 2, onder e), goedgekeurde alternatieve
methode en, tenzij anders is bepaald, de biogasproductie deel uitmaakt
van die alternatieve methode en het resulterend materiaal verwijderd
wordt overeenkomstig de voor de alternatieve methode vastgestelde
voorwaarden".
Hiermee wordt de link tussen de Bijproductenverordening en de huidige
nieuwe (uitvoerings)verordening vastgelegd.
In deze verordening worden tevens regels gesteld voor de markering en
verwijdering of verder gebruik van het restmateriaal (art. 4) en het
aanvullend toezicht gedurende de eerste twee jaar van toepassing door
leverancier, exploitant en bevoegde overheidsinstantie (art. 5).
Behandeling en gebruik of verwijdering van categorie 2- en 3-materiaal
mag eveneens volgens genoemde methoden, alsmede via de procédés
'hydrolyse bij verhoogde temperatuur en druk' (bijlage II) en
''Brookes-vergassing' (bijlage V). Ook hier kunnen de bevoegde
autoriteiten in de lidstaten de procédés toestaan.
De nieuwe verordening is met terugwerkende kracht van toepassing
verklaard met ingang van 1 januari 2005.